32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming)

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2010

In de op 15 april jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 77, blz. 6577–6589) door het lid van uw Kamer, de heer De Roon, voorgestelde, door uw Kamer aangenomen motie wordt gevraagd om een brief over de mogelijkheden en belemmeringen om ten behoeve van het slachtoffer erin te voorzien dat door de staat conservatoir beslag wordt gelegd op het vermogen van de verdachte. Deze motie werd ingediend tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een motie werd aangenomen (Kamerstukken II 2009/10, 32 194, nr. 13).

In beginsel sta ik met het Openbaar Ministerie positief tegenover deze versterking van de positie van het slachtoffer. De uitwerking vereist echter nader onderzoek: het gaat hier immers om de verhouding tussen verschillende reeds bestaande mogelijkheden in het kader van civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures.

Ook de wijze waarop het slachtoffer van bestaande mogelijkheden daadwerkelijk en effectief gebruik kan maken is van belang. Ik ben dan ook in overleg getreden met het Openbaar Ministerie om na te gaan of een voorziening zoals in de motie bepleit, kan worden ingepast in de regelingen met betrekking tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Zodra dit overleg is afgerond, zal ik u over de uitkomst daarvan nader berichten.

Ik zal erop toezien dat dit nog dit najaar geschiedt. Ik hoop u met voorgaande voldoende te hebben ingelicht.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven