Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32175 nr. 68 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32175 nr. 68 |
Vastgesteld 3 juli 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 22 mei 2019 over achterlating van minderjarigen in het buitenland (Kamerstuk 32 175, nr. 67).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2019 aan de Minister voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 1 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming over de mogelijkheden bij achterlating in het buitenland van minderjarigen. Deze leden maken zich grote zorgen over het fenomeen achterlating, ontvoering en huwelijksdwang, dat helaas nog steeds teveel voorkomt bij vrouwen, jongens en meisjes met een migratie-achtergrond. Graag gaan deze leden de strijd aan met alle mogelijke knelpunten die ervoor zorgen dat het tot nu toe onvoldoende is gelukt het probleem in beeld te krijgen en succesvol aan te pakken.
Zicht op de problematiek
Het kabinet heeft in antwoorden op Kamervragen van de leden van de VVD-fractie aangegeven dat er geen meldingen bekend zijn bij het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating van meisjes in de basisschoolleeftijd die zouden zijn achtergelaten voor uithuwelijking (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2820)). Hoe verklaart u dit, terwijl tegelijkertijd volgens de in dezelfde Kamervragen gememoreerde Juf Kiet meerdere meisjes in de zomer verdwijnen van de basisschool?
Deelt u de inschatting dat er veel handelingsverlegenheid is op scholen om met deze problematiek om te gaan en daardoor mogelijk niet gemeld wordt? Denkt u dat de bestaande meldcode huiselijk geweld voldoende is teneinde ook meldingen over uithuwelijking, ontvoering en achterlating te laten doen door professionals, bijvoorbeeld op basisscholen en middelbare scholen, of zou een aparte meldcode of meldplicht een oplossing kunnen bieden? Welke actie heeft de Beweging tegen Kindermishandeling reeds ondernomen in hun communicatie naar scholen en leraren ten aanzien van dit specifieke onderwerp? Hoe staat het momenteel met de zaken van achterlatingen van minderjarigen die op 31 december 2018 nog open stonden? Hoeveel zaken zijn er in 2019 inmiddels bijgekomen en zitten hier ook kinderen bij in de basisschoolleeftijd?
Bent u bereid het openbaar ministerie en de rechtspraak te vragen de rechtszaken rond huwelijksdwang apart te registreren, zodat inzicht verkregen kan worden in de wijze waarop in diverse zaken tot strafvervolging wordt overgegaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het risico op achterlating van minderjarigen in het buitenland, de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling na een ondertoezichtstelling meerdere instrumenten tot zijn beschikking heeft. Hoe vaak zijn dergelijke ondertoezichtstellingen afgegeven door de rechter en welke instrumenten zijn vervolgens gebruikt door de jeugdbeschermer? Zijn gevallen bekend waarbij in het geval van een ondertoezichtstelling een jeugdbeschermer heeft ingestemd met uitreizen, en daarna toch sprake bleek van gedwongen uithuwelijking? Tevens vragen voornoemde leden hoe vaak een spoedondertoezichtstelling of voorlopige voogdijmaatregel is ingezet.
Aanpakken van de problematiek
De leden van de VVD-fractie merken op dat een veroordeling voor een strafbaar feit gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht. Wat is momenteel de strafmaat voor uithuwelijking, ontvoering en/of achterlating van een minderjarige? In hoeveel gevallen is een statushouder voor een dergelijk vergrijp veroordeeld en in hoeveel van deze gevallen heeft de Immigratie en Naturalisatie Dienst dergelijke veroordelingen tegengeworpen? In hoeveel gevallen is het voorgekomen dat het verblijfsrecht werd ingetrokken of onthouden vanwege onder andere deze misdaden? Kunt u al iets meer zeggen over de gesprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de gemeente Den Haag over voldoende capaciteit voor het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating, zo vragen deze leden. De regering overweegt aanvullende wettelijke maatregelen in het kader van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis, welke opties zijn er voor aanvullende wettelijke maatregelen? Deelt u de mening dat ook verkend moet worden of aanvullende strafrechtelijke maatregelen mogelijk zijn tegen huwelijksdwang en achterlating, en dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid kan zijn van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo ja, kunt u al iets zeggen over mogelijke aanvullende maatregelen op uw terrein?
De leden van de fracties van CDA, D66, GroenLinks en de PvdA hebben met grote belangstelling kennisgenomen van uw brief inzake de achterlating van minderjarigen in het buitenland. Deze fracties waarderen het zeer dat u het probleem van achterlating zeer serieus neemt. Zij herinneren zich dat het kabinet in de brief «Ontwikkelingen op het gebied van internationale kinderontvoering»(Kamerstuk 30 072, nr. 37) heeft toegezegd om de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden en de Koninklijke Marechaussee het toestemmingsformulier voor het reizen met minderjarige naar het buitenland te evalueren en dat het kabinet in de brief «Familierechtelijke onderwerpen: adopties en scheiden» (Kamerstuk 33 836, nr. 33) drie jaar lang projectsubsidie heeft verleend aan het Centrum Internationale Kinderontvoering voor trainingen en om het toestemmingformulier te verbeteren. Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit onderzoek? Zijn er in dit kader al knelpunten geïdentificeerd en zo ja, hoe zijn deze geadresseerd?
U stelt in uw brief dat achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is. Wel zouden bij situaties van achterlating strafbare feiten kunnen voordoen. Dit suggereert dat de strafbare feiten losstaan van het besluit tot achterlating en/of er alleen door worden mogelijk gemaakt. Is het niet zo dat in sommige situaties, wanneer het belang van het kind geschonden wordt, achterlating op zichzelf een strafbaar feit kan zijn? Zo nee, waar zal de campagne die u heeft aangekondigd en die ertoe dient professionals beter in staat te stellen achterlating te herkennen dan om draaien? Als scheiding geen zelfstandig strafbaar feit is, zou dat het dan niet moeten worden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet? Zijn voorbereidingshandelingen van strafbare feiten die tot achterlating kunnen leiden strafbaar? Zo ja, aan welke handelingen kan worden gedacht? Zo nee, waarom niet?
In 2015 is een convenant gesloten tussen verschillende partijen, waaronder de politie en de Raad voor de Kinderbescherming, om aan de hand van casuïstiek te werken aan de verbetering van de aanpak. Kunt u aangeven hoeveel gevallen van achterlating nu in het kader van het convenant zijn aangepakt en om welke landen van herkomst ging het?
U geeft aan dat het van belang is om de voorbereiding van achterlating tijdig te signaleren en te melden bij Veilig Thuis. Wat doet Veilig Thuis vervolgens met deze informatie, gezien het feit dat volgens u achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is? Is het feit dat een kind vreest zonder ouders te worden achtergelaten in het land van herkomst voldoende indicatie voor een docent melding te maken bij Veilig Thuis? Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen jaren in situaties van dreigende achterlating een ondertoezichtstelling is uitgesproken, schriftelijke aanwijzingen zijn bekrachtigd en drukmiddelen, zoals het opleggen van een dwangsom, aan de ouders zijn opgelegd? Hoe vaak is het gezag van ouders door de kinderrechter beëindigd?
In welke gevallen wordt ingegrepen in het gezag van de ouders wanneer zij naar het buitenland vertrekken en er vrees is voor achterlating van hun kind(eren)? Is het mogelijk voor een kinderrechter het paspoort voor het kind in te trekken wanneer er vrees is voor achterlating? Zo nee, zou dit een nuttig instrument kunnen zijn teneinde achterlating tegen te gaan?
Als een kind na de zomervakantie niet terugkeert, kan een school daar melding van maken bij de leerplichtambtenaar. Hoe vaak is dat sinds 2015 gebeurd? Is het in dat geval de juiste weg om naar een leerplichtambtenaar te gaan, of is het beter voor een school melding te maken bij Veilig Thuis? Komen die signalen altijd samen? Wat gebeurt er als melding is gemaakt bij een leerplichtambtenaar uit te zoeken of sprake is van achterlating? Hoe vaak is het voorgekomen dat actie is ondernomen nadat een kind al achter was gelaten in het land van herkomst? In hoeveel gevallen was dit succesvol? Heeft u kennisgenomen van signalen dat onder kinderen die onvrijwillig worden achtergelaten in het land van herkomst van hun ouders, ook kinderen zijn die nog zo jong zijn dat zij het basisonderwijs volgen? Klopt het dat deze groep extra kwetsbaar is omdat zij vaak niet over een telefoon beschikken en/of over social media accounts, waardoor zij minder mogelijkheden hebben anderen over hun situatie te informeren?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat minderjarigen het recht hebben beschermd te worden tegen alle vormen van kindermishandeling, zeker als de mishandeling kan leiden tot ernstige psychische en/of fysieke klachten. Achterlating is zo’n vorm van kindermishandeling waartegen minderjarigen beschermd dienen te worden. Deze leden lezen in uw brief dat allerlei sectoren verplicht zijn een meldcode vast te stellen voor hun professionals teneinde huiselijk geweld en kindermishandeling tijdig te signaleren. Hebben alle sectoren deze meldcode ingesteld? Is iedereen alert op dit soort signalen van dreigende achterlating? Wat kan hier nog verbeteren? Deze leden lezen voorts in de brief over de mogelijkheid van een spoedondertoezichtstelling of een voorlopige voogdijmaatregel en dat er zelfs contact kan worden opgenomen met de politie in situaties van acuut gevaar voor achterlating. De politie kan dan in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee uitreizen voorkomen. Dit klinkt hen goed in de oren. Hoe succesvol is deze aanpak, teneinde achterlating te voorkomen? Is hier al veel ervaring mee opgedaan? Welke knelpunten worden bij deze aanpak ervaren? U schrijft in uw brief aan de Kamer dat het in 15 zaken gelukt is minderjarigen terug naar Nederland te halen volgens de beschreven procedure. De leden van de SP-fractie vragen of deze minderjarigen zijn teruggehaald uit landen binnen of buiten de EU. Kunt u benoemen welke landen dit zijn geweest? Zijn er ook gevallen waarin het niet is gelukt een minderjarige terug te halen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Waarom is het in die gevallen niet gelukt de minderjarige terug te halen? |U schrijft voorts in uw brief dat zich situaties kunnen voordoen waarbij achterlating strafbaar is, kunt u dit verduidelijken? In welke situaties is wel en wanneer is geen sprake van een strafbaar feit bij achterlating?
Consulaire bijstand aan slachtoffers van achterlating is volgens de leden van de SP-fractie heel erg belangrijk. Hebben slachtoffers echter wel altijd de mogelijkheid de Nederlandse ambassade te bereiken? Gaat de ambassade ook actief zelf naar de slachtoffers toe? De aan het woord zijnde leden lezen in uw brief dat autoriteiten in het land van herkomst niet in alle gevallen toestaan dat bijstand wordt verleend. Moeten wij dat in alle gevallen accepteren? Accepteert de Nederlandse ambassade dit altijd of gaat zij soms ook in tegen de wens van het land van herkomst op te komen voor de belangen van het kind dat is achtergelaten?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de campagne vorm gaat krijgen, die erop is gericht minderjarigen, omstanders en betrokken professionals te informeren over de concrete handelingsopties bij huwelijksdwang en achterlating. Gaat deze campagne vormgegeven worden samen met de doelgroep? Waarom wordt pas volgend jaar ingezet op het informeren van minderjarigen die risico lopen achtergelaten te worden? Waarom kan daar niet nu al mee begonnen worden?
De leden van de SP-fractie vragen of Femmes for Freedom en/of andere deskundigen worden betrokken bij het uitwerken van eventuele aanvullende maatregelen teneinde slachtoffers van achterlating bescherming te bieden. Zo nee, waarom niet? Met de hulp van Femmes for Freedom zijn een aantal vrouwen, die als minderjarige tientallen jaren geleden zijn achtergelaten in het buitenland, weer terug naar Nederland gehaald. Zij kunnen aannemelijk maken dat zij in het verleden in Nederland hebben gewoond, maar krijgen nu toch geen verblijfsstatus in Nederland. Bent u bereid te kijken hoe deze situatie opgelost kan worden? Deze leden vragen ten slotte aandacht voor een ander fenomeen, namelijk vrouwelijke genitale verminking en fysiek geweld in het buitenland. Klopt het dat andere landen, zoals Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, minderjarige slachtoffers van deze delicten in het buitenland actief bijstaan? Doet de Nederlandse regering dit ook? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid hier beleid op te vormen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming inzake achterlating van minderjarigen in het buitenland waarin de regering duidelijk stelt dat achterlating van minderjarigen waarbij sprake is van een mogelijke ernstige ontwikkelingsbedreiging onacceptabel is. Het blijft belangrijk dat de regering deze problematiek erkent en zowel potentiële als daadwerkelijke slachtoffers van achterlating beschermt.
De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich voorstellen dat achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is, graag krijgen zij een nadere toelichting in welke contexten achterlating niet als een onacceptabel fenomeen wordt gezien. Tevens constateren deze leden dat de regering in voorliggende brief een onderscheid maakt tussen minderjarige en meerderjarige slachtoffers van achterlating. In hoeverre is hier, behalve een juridisch verschil, ook een daadwerkelijk verschil in fenomeen, temeer daar achterlating van meerderjarigen vooral plaatsvindt onder adolescenten (18–25 jaar). Deze leden willen onderstrepen dat ook hier sprake is van een kwetsbare groep, waar achterlating ernstige gevolgen heeft, ook in hun ontwikkeling. Voorts vragen zij bij welke gedragingen sprake kan zijn van een strafbaar feit waar het achterlating van meerderjarigen betreft.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren verder dat er weinig cijfers beschikbaar zijn over achterlating. In de brief lezen zij dat het in 2018 is gelukt in alle vijftien gevallen van vastgestelde achterlating van minderjarigen, de slachtoffers veilig naar Nederland te laten terugkeren. Deze leden hebben grote waardering voor de inspanning van de betrokken instanties, maar constateren tegelijkertijd dat het aantal van vijftien gevallen in schril contrast staat tot de meest recente wetenschappelijke cijfers. Zo schatte het Verwey-Jonker Instituut, na onderzoek van de Universiteit van Maastricht en Femmes for Freedom, in dat er in 2011 en 2012 tussen de 364 en 1631 gevallen van achterlating waren waarbij ook gevallen van meerderjaringen zijn inbegrepen). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering deze cijfers duidt. Zijn er ook meer recente schattingen beschikbaar en beschikken de betreffende instanties over de benodigde cijfers teneinde effectief beleid te voeren, zo vragen deze leden. Verder zijn zij benieuwd of de regering, vijf jaar na betreffend onderzoek, aanleiding ziet opdracht te geven tot een nieuw onderzoek.
Naast algemene cijfers, zouden de leden van de fractie van de ChristenUnie ook graag meer inzicht krijgen in de zaken die wel bekend zijn bij de regering. Hoeveel kinderen en minderjarigen zijn er de afgelopen jaren teruggehaald, in hoeveel van deze gevallen is het gelukt ook tot strafvervolging van de daders over te gaan en op basis van welke strafbare feiten vonden deze vervolgingen plaats? Is voorts inzichtelijk hoe vaak een kinderbeschermingsmaatregel is getroffen, teneinde achterlating te voorkomen en is het verder mogelijk een schatting te maken van het aantal gevallen van achterlating dat is voorkomen of in elk geval het aantal gevallen waarin zorg over mogelijke achterlating, (mede) aanleiding vormde voor een voorzorgsmaatregel?
Tot slot hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog enkele vragen met betrekking tot het specifiek voorkomen van achterlating. Welke mogelijkheden ziet de regering om de handreiking van het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) onder de aandacht te brengen bij hulpverleners, opvoedondersteuners en onderwijzers, en ziet de regering verder mogelijkheden suggesties uit de handreiking ook naar concreet aanvullend beleid te vertalen, zo vragen deze leden. Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie in welke mate aandacht is voor risicogroepen, in het bijzonder minderjarigen die zich in een familie of gemeenschap bevinden waar eerder pogingen tot achterlating hebben plaatsgevonden.
Vragen van de leden van de VVD-fractie
Vraag 1
Het kabinet heeft in antwoorden op Kamervragen van de leden van de VVD-fractie aangegeven dat er geen meldingen bekend zijn bij het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) van meisjes in de basisschoolleeftijd die zouden zijn achtergelaten voor uithuwelijking (Aanhangsel van de Handelingen 2018–2019, nr. 2820). De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het te verklaren is dat meerdere meisjes in de zomer verdwijnen van de basisschool terwijl geen meldingen bekend zijn bij het LKHA.
Antwoord 1
Zoals in de beantwoording van de door de VVD-fractie genoemde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2820) is aangegeven zijn er in 2018 geen meldingen gedaan van achterlating van minderjarige meisjes die worden gedwongen tot het sluiten van een huwelijk. Pas als een melding wordt ontvangen kan deze meisjes hulp worden geboden door de betrokken instanties. Als niet wordt gemeld is het niet bekend en zichtbaar en kan dus ook niet worden overgegaan tot het verrichten van de noodzakelijke actie. Dit zal worden meegenomen in de aanpak schadelijke traditionele praktijken, die uw Kamer eind 2019 zal ontvangen.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie vragen of de inschatting wordt gedeeld dat er veel handelingsverlegenheid is op scholen om met deze problematiek om te gaan en daardoor mogelijk niet gemeld wordt.
Antwoord 2
Deze inschatting wordt niet gedeeld. Docenten worden gecoacht om dergelijke thema’s, die te maken hebben met sociale veiligheid, zoals de thuissituatie van leerlingen, te signaleren en waar nodig te handelen. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helpt professionals bij de te nemen stappen bij vermoedens.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie vragen of de bestaande meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voldoende is teneinde ook meldingen over uithuwelijking, ontvoering en achterlating te laten doen door professionals, bijvoorbeeld op basisscholen en middelbare scholen, of dat een aparte meldcode of meldplicht een oplossing kunnen bieden.
Antwoord 3
De meldcode geldt voor alle vormen van kindermishandeling, huiselijk geweld en ouderenmishandeling. Met deze meldcode kunnen ook fenomenen als huwelijksdwang, ontvoering en achterlating worden gemeld. Aparte meldcodes voor uithuwelijking, ontvoering en achterlating zijn daarom niet nodig en zouden tot verwarring kunnen leiden bij de professionals in de uitvoering.
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie vragen welke actie de Beweging tegen Kindermishandeling reeds heeft ondernomen in hun communicatie naar scholen en leraren ten aanzien van dit specifieke onderwerp.
Antwoord 4
Op dit moment kan nog geen concrete actie met betrekking tot de communicatie naar scholen en leraren worden genoemd. De Beweging tegen Kindermishandeling heeft op verzoek van het Ministerie van OCW dit specifieke onderwerp geagendeerd. Achterlating van minderjarigen heeft inmiddels de aandacht van de Beweging tegen Kindermishandeling.
Vraag 5
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het momenteel staat met de zaken van achterlatingen van minderjarigen die op 31 december 2018 nog open stonden.
Antwoord 5
Op 31 december 2018 stonden drie zaken van achterlating waar minderjarigen bij betrokken waren open. In één casus is de minderjarige teruggekeerd naar Nederland. Beide andere zaken betrof een uitschrijving uit de basisadministratie van de gemeente. Het LKHA heeft geen contactgegevens in het buitenland kunnen achterhalen.
Vraag 6
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel zaken er in 2019 zijn bijgekomen en of hier ook kinderen in de basisschoolleeftijd bij zitten.
Antwoord 6
Het totaal aantal zaken bij het LKHA op 16 juni 2019 is 24. Hiervan zijn 10 zaken gemeld in 2018 en 14 zaken zijn gemeld in 2019. Hieronder zijn geen minderjarigen in de basisschoolleeftijd.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie vragen naar de bereidheid het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak te vragen de rechtszaken rond huwelijksdwang apart te registreren, zodat inzicht verkregen kan worden in de wijze waarop in diverse zaken tot strafvervolging wordt overgegaan.
Antwoord 7
Het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak registreren enkel op delicten zoals deze in het Wetboek van Strafrecht zijn omschreven. In het Wetboek van Strafrecht zijn huwelijksdwang en achterlating niet als zelfstandige misdrijven strafbaar gesteld. Het ligt daarom niet voor de hand dat het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak naast het registreren van de delicten uit het Wetboek van Strafrecht ook registreren of er sprake is van huwelijksdwang of achterlating. De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie zijn hier geen voorstander van, gegeven de significante administratieve lastenverzwaring die deze manier van werken met zich meebrengt.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het risico op achterlating van minderjarigen in het buitenland, de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling na een ondertoezichtstelling meerdere instrumenten tot zijn beschikking heeft. Zij vragen hoe vaak dergelijke ondertoezichtstellingen zijn afgegeven door de rechter en welke instrumenten vervolgens zijn gebruikt door de jeugdbeschermer.
Antwoord 8
Informatie over ondertoezichtstellingen in relatie tot (dreigende) achterlating is op landelijk niveau niet beschikbaar. Uit cijfers over ondertoezichtstellingen blijkt niet of een ondertoezichtstelling is uitgesproken naar aanleiding van een vrees voor achterlating. De context van een zaak wordt niet geregistreerd. De jeugdbeschermer kan diverse verzoeken aan de kinderrechter doen, maar ook hier geldt dat de context waarin deze verzoeken door de jeugdbeschermer aan de kinderrechter worden gedaan, niet wordt geregistreerd.
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie vragen of gevallen bekend zijn waarbij in het geval van een ondertoezichtstelling een jeugdbeschermer heeft ingestemd met uitreizen, en daarna toch sprake bleek van gedwongen uithuwelijking.
Antwoord 9
Dergelijke gevallen zijn niet bekend.
Vraag 10
De leden van de VVD-fractie vragen hoe vaak een spoedondertoezichtstelling of voorlopige voogdijmaatregel is ingezet.
Antwoord 10
De Raad voor de Kinderbescherming registreert niet of spoedondertoezichtstellingen en voorlopige voogdijmaatregelen te maken hebben met vrees voor achterlating. Van een beperkt aantal situaties rond achterlating die bij het LKHA zijn gemeld en waarbij de Raad voor de Kinderbescherming door het LKHA is ingeschakeld, is wel informatie bij de Raad voor de Kinderbescherming bekend. Van die zaken is bekend dat sinds 2015 vijf keer een voorlopige voogdijmaatregel door de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht en door de rechter is uitgesproken. De laatste is in 2018 uitgesproken.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie merken op dat een veroordeling voor een strafbaar feit gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht. Zij vragen wat momenteel de strafmaat is voor uithuwelijking, ontvoering en/of achterlating van een minderjarige.
Antwoord 11
De strafmaxima zijn opgenomen in de afzonderlijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht (artikelen 279, 282, 284, 285c). De strafmaat is per casus verschillend en afhankelijk van de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte.
Vraag 12 en 13
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeveel gevallen een statushouder voor een dergelijk vergrijp is veroordeeld en in hoeveel van deze gevallen de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) dergelijke veroordelingen heeft tegengeworpen. Voorts vragen deze leden in hoeveel gevallen het is voorgekomen dat het verblijfsrecht werd ingetrokken of onthouden vanwege onder andere deze misdaden.
Antwoord 12 en 13
De IND registreert in zijn systeem niet het specifieke vergrijp dat de grond is geweest voor een veroordeling, die vervolgens aanleiding is geweest voor onthouding of intrekking van het verblijfsrecht. De IND kan hier dan ook geen cijfers over verstrekken.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie vragen of al iets meer gezegd kan worden over de gesprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de gemeente Den Haag over voldoende capaciteit voor het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating.
Antwoord 14
Nee, hier valt nog niet meer over te zeggen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat in 2019 met de VNG afspraken maken over langjarige financiering voor de organisatie van het LKHA. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over het LKHA-noodfonds (voor aanvullende hulp aan slachtoffers in het buitenland) met de VNG en de Minister van Buitenlandse Zaken. Deze gesprekken worden op dit moment gevoerd.
Vraag 15 en 16
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering overweegt aanvullende wettelijke maatregelen in het kader van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis te nemen en vragen welke opties er zijn. Voorts vragen deze leden of de mening wordt gedeeld dat ook verkend moet worden of aanvullende strafrechtelijke maatregelen mogelijk zijn tegen huwelijksdwang en achterlating, en dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid kan zijn van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zo ja, of ik al iets kan zeggen over mogelijke aanvullende maatregelen op mijn terrein.
Antwoord 15 en 16
De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Buitenlandse Zaken en ik zullen onderzoeken welke aanvullende (wettelijke) maatregelen noodzakelijk zijn. De resultaten van dit onderzoek zijn uiterlijk het tweede kwartaal van 2020 beschikbaar. Op basis hiervan worden vervolgacties bepaald.
Vragen van de leden van de fracties van CDA, GroenLinks, D66 en PvdA
Vraag 17 en 18
De leden van deze fracties herinneren zich dat het kabinet in de brief «Ontwikkelingen op het gebied van internationale kinderontvoering» (Kamerstuk 30 072, nr. 37) heeft toegezegd om de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden en de Koninklijke Marechaussee het toestemmingsformulier voor het reizen met minderjarige naar het buitenland te laten evalueren en dat het kabinet in de brief «Familierechtelijke onderwerpen: adopties en scheiden» (Kamerstuk 33 836, nr. 33) drie jaar lang projectsubsidie heeft verleend aan het Centrum Internationale Kinderontvoering voor trainingen en om het toestemmingformulier te verbeteren. De leden van deze fracties vragen wat de stand van zaken met betrekking tot dit onderzoek is. Voorts vragen deze leden of er in dit kader al knelpunten zijn geïdentificeerd en zo ja, hoe deze zijn geadresseerd.
Antwoord 17 en 18
Het toestemmingsformulier is geëvalueerd in oktober 2018 in samenwerking tussen het Centrum internationale kinderontvoering (Centrum IKO), de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. De belangrijkste knelpunten en vervolgstappen worden hieronder geschetst. De KMar heeft aangegeven dat als er geen voorlichting wordt gegeven, het gebruik van het formulier terugloopt met als gevolg meer problemen aan de grens (vertragingen/missen van vluchten). In reactie hierop is door Centrum IKO en de KMar een kick-off georganiseerd op Schiphol om extra aandacht te vragen voor het formulier voorafgaand aan de zomervakantie. Daarnaast werd in de week van 17 juni 2019 een radiospot uitgezonden waarmee bekendheid is gecreëerd voor het toestemmingsformulier en de benodigde aanvullende documenten. Verder zal het Centrum IKO deelnemen aan de vakantiebeurs 2020 om onder andere voorlichting te geven over het toestemmingsformulier. Een tweede knelpunt is het gebrek aan de juiste aanvullende documenten bij het toestemmingsformulier. Het Centrum IKO heeft vervolgens op de eigen website een geactualiseerd stroomschema geplaatst met informatie over de juiste aanvullende documenten die reizigers mee moeten nemen in aanvulling op het toestemmingsformulier. Daarnaast is het Centrum IKO in overleg met de betrokken partijen om de informatie op de verschillende websites beter op elkaar af te stemmen. Ook is in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken bij verschillende gemeentes een uittreksel Burgerlijke Stand met oudergegevens en gezagsgegevens beschikbaar gekomen. Ten aanzien van de trainingen die het Centrum IKO geeft in het kader van de projectsubsidie, is gestart met trainingen aan de KMar. Verder is het Centrum IKO in overleg met het opleidingscentrum van de KMar voor het maken van een webinar over internationale kinderontvoering.
Vraag 19
De leden van deze fracties verwijzen naar de brief van de regering waarin staat dat achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is. Deze leden stellen dat bij situaties van achterlating zich wel strafbare feiten kunnen voordoen. Dit suggereert, volgens deze leden, dat de strafbare feiten losstaan van het besluit tot achterlating en/of er alleen door worden mogelijk gemaakt. Zij vragen of het niet zo is dat in sommige situaties, wanneer het belang van het kind geschonden wordt, achterlating op zichzelf een strafbaar feit kan zijn.
Antwoord 19
Achterlating in het buitenland is niet als zelfstandig misdrijf strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Wel biedt het Wetboek van Strafrecht verschillende aanknopingspunten om achterlating strafrechtelijk aan te pakken op grond van generiek geformuleerde strafbepalingen. Ongeacht de leeftijd van de achtergelatene kan er sprake zijn van het misdrijf dwang (artikel 284 Sr). Kern van deze strafbaarstelling is het waarborgen van de psychische en fysieke vrijheid van mensen. Van strafbare dwang is sprake als iemand door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk wordt gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden. Bij feitelijkheden kan het tevens gaan om vormen van psychische druk. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen andere aanknopingspunten voor strafrechtelijk optreden worden gevonden worden in het misdrijf bedreiging (artikel 285 Sr), de strafbare feiten diefstal of verduistering van identiteitsdocumenten (artikelen 310 en 321 Sr) of het misdrijf wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Sr). Als de achtergelatene een minderjarige is kan er sprake zijn van het misdrijf onttrekking aan het gezag (artikel 279 Sr).
Vraag 20
In vervolg op voorgaande vraag, vragen de leden van deze fracties indien het antwoord nee is, waar de campagne die is aangekondigd en die ertoe dient professionals beter in staat te stellen achterlating te herkennen dan om zal draaien.
Antwoord 20
Het LKHA en het Ministerie van Buitenlandse Zaken voeren in de zomer 2019 campagne. Doel van deze campagne is om aandacht te vragen voor huwelijksdwang en achterlating en daarbij (potentiële) slachtoffers, omstanders, en professionals op te roepen om (een vermoeden van) huwelijksdwang of achterlating te melden. Immers, pas wanneer (potentiële) slachtoffers in beeld zijn bij de hulpverlening, kan adequate hulp verleend worden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken focust hierbij primair op de doelgroep van potentiële slachtoffers zelf, met als doel om de consulaire bijstand laagdrempelig te maken voor potentiële slachtoffers. De campagne van het LKHA vindt plaats voorafgaand aan de zomervakantie (vanaf 20 juni) en richt zich op vrienden, vriendinnen en klasgenoten van mogelijke slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating. Het LKHA roept jongeren op het taboe te doorbreken en hun vriend(in) of klasgenoot te ondersteunen om hulp te zoeken. De campagne bestaat uit een postercampagne op scholen, bekendheid van de campagne door een influencer en een campagnepagina met tips en tricks voor jongeren om het gesprek aan te gaan en hulp te zoeken als ze zich zorgen maken over een vriend of vriendin. Verder roept het LKHA gemeenten en Veilig Thuis op om samen met scholen aan te sluiten bij de campagne.
Verder zijn er verscheidene behulpzame initiatieven vanuit het maatschappelijk middenveld, die eveneens bijdragen aan bewustwording en preventie. Daar waar mogelijk faciliteert de overheid deze campagnes, bij voorbeeld door campagnemateriaal beschikbaar te stellen via het diplomatieke postennetwerk.
Daarnaast biedt het LKHA haar ondersteuningsaanbod aan aan professionals.
Vraag 21
De leden van deze fracties vragen of achterlating geen zelfstandig strafbaar feit zou moeten zijn, en zo ja, hoe dat wordt bewerkstelligd. Indien het antwoord nee is, vragen deze leden om een toelichting.
Antwoord 21
Zoals uit het antwoord op vraag 19 blijkt, biedt het Wetboek van Strafrecht de nodige mogelijkheden om op treden tegen achterlating. Generieke delictsomschrijvingen hebben als voordeel dat zoveel mogelijk zeker wordt gesteld dat gedragingen onder het bereik van de strafwet vallen, zonder dat daarin voor elk afzonderlijk misdrijf moet worden voorzien. Voor de introductie van een zelfstandige strafbaarstelling van achterlating zie ik daarom geen reden.
Vraag 22
De leden van deze fracties vragen of voorbereidingshandelingen van strafbare feiten die tot achterlating kunnen leiden strafbaar zijn, en zo ja, aan welke handelingen kan worden gedacht. Indien het antwoord nee is, vragen deze leden om een toelichting.
Antwoord 22
Het opzettelijk lokken van een persoon buiten Nederland met het oogmerk om diegene te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden is strafbaar gesteld in artikel 285c van het Wetboek van Strafrecht.
Vraag 23
De leden van deze fracties verwijzen naar het in 2015 gesloten convenant tussen verschillende partijen, waaronder de politie en de Raad voor de Kinderbescherming, om aan de hand van casuïstiek te werken aan de verbetering van de aanpak. Deze leden vragen of kan worden aangegeven hoeveel gevallen van achterlating in het kader van het convenant zijn aangepakt en om welke landen van herkomst ging het.
Antwoord 23
In 2015 is een convenant afgesloten met onder andere de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Inzet van het convenant is onder meer dat daar waar nodig de Raad voor de Kinderbescherming bij de rechter een verzoek tot voorlopige voogdij indient om zodoende de terugkeer van de minderjarige te bewerkstelligen. In vijf casussen is middels de verkrijging van een voorlopige voogdij een zestal minderjarigen teruggekeerd naar Nederland met hulp van de Raad van de Kinderbescherming. Die kinderen zijn teruggehaald uit Guinee, Ghana, Kenia en Somalië.
Vraag 24
De leden van deze fracties verwijzen naar de opmerking in de brief van 22 mei jl. dat het van belang is om de voorbereiding van achterlating tijdig te signaleren en te melden bij Veilig Thuis. Deze leden vragen wat Veilig Thuis vervolgens doet met deze informatie, gezien het feit dat in de brief van de regering wordt aangegeven dat achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is.
Antwoord 24
Veilig Thuis bekijkt op basis van de veiligheidsbeoordeling en eventueel aanvullend onderzoek wat nodig is om de onveiligheid in een gezin te herstellen en welke organisaties hiervoor nodig zijn. Als Veilig Thuis een vermoeden heeft dat sprake is van een strafbaar feit dan wordt samengewerkt met politie.
Vraag 25
De leden van deze fracties vragen of het feit dat een kind vreest zonder ouders te worden achtergelaten in het land van herkomst voldoende indicatie is voor een docent om melding te maken bij Veilig Thuis.
Antwoord 25
Bij (vermoedens van) acute en structurele onveiligheid is het een professionele norm dat hiervan melding wordt gemaakt bij Veilig Thuis. Dit is conform de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Scholen zijn verplicht de meldcode te hebben en het gebruik hiervan onder leraren te bevorderen. De vrees dat een kind zonder ouders wordt achtergelaten gaat om een situatie van acute onveiligheid en is daarmee voldoende indicatie om een melding te maken bij Veilig Thuis.
Vraag 26 en 27
De leden van deze fracties vragen of kan worden aangeven hoe vaak in de afgelopen jaren in situaties van dreigende achterlating een ondertoezichtstelling is uitgesproken, schriftelijke aanwijzingen zijn bekrachtigd en drukmiddelen, zoals het opleggen van een dwangsom, aan de ouders zijn opgelegd. Voorts vragen deze leden hoe vaak het gezag van ouders door de kinderrechter is beëindigd.
Antwoord 26 en 27
Zie hiervoor het antwoord op vraag 10. Andere gegevens zijn niet bekend.
Vraag 28
De leden van deze fracties vragen in welke gevallen wordt ingegrepen in het gezag van de ouders wanneer zij naar het buitenland vertrekken en er vrees is voor achterlating van hun kind(eren).
Antwoord 28
De feiten en de context in ieder afzonderlijk geval bepalen of er voldoende grond is voor ingrijpen in het gezag. Het is aan de rechter om op basis hiervan te beoordelen of er voldoende grond is om in te grijpen in het gezag van de ouders.
Vraag 29
De leden van deze fracties vragen of het mogelijk is voor een kinderrechter het paspoort voor het kind in te trekken wanneer er vrees is voor achterlating. Indien het antwoord nee is, vragen deze lezen of dit een nuttig instrument kan zijn teneinde achterlating tegen te gaan.
Antwoord 29
Indien een ouder met gezag niet instemt met een reis van het kind naar het buitenland, kan vrees voor achterlating/ontvoering meespelen bij de vraag of de kinderrechter hiervoor vervangende toestemming geeft. De kinderrechter trekt in zo’n situatie zelf geen paspoort in. Wel kan de kinderrechter op basis van de feiten en omstandigheden het gezag beëindigen en het gezag elders beleggen. Op grond van artikel 48 van de Paspoortwet kan de gezaghebber de toestemming intrekken en het paspoort van rechtswege laten vervallen. Bij voogdij kan de voogd dat doen. Deze regeling geldt niet voor de Nederlandse identiteitskaart. Met deze kaart kan alleen binnen het Schengengebied gereisd worden. Bovenstaande ziet op een specifieke situatie waarin gezagsdragers tegenover elkaar staan voor wat betreft het uitreizen naar het buitenland. Zoals in antwoord op de vragen 15 en 16 beschreven, zullen de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Buitenlandse Zaken en ik onderzoeken welke aanvullende (wettelijke) maatregelen noodzakelijk zijn.
Vraag 30
De leden van deze fracties stellen dat als een kind na de zomervakantie niet terugkeert, een school daar melding van kan maken bij de leerplichtambtenaar. Deze leden vragen hoe vaak dat sinds 2015 is gebeurd?
Antwoord 30
Hierover zijn geen gegevens bekend.
Vraag 31 en 32
De leden van deze fracties vragen of het in dat geval de juiste weg is om naar een leerplichtambtenaar te gaan, of dat het beter is voor een school melding te maken bij Veilig Thuis. Voorts vragen deze leden of die signalen altijd samen komen.
Antwoord 31 en32
Bij (vermoedens van) acute en structurele onveiligheid is het een professionele norm dat hiervan melding wordt gemaakt bij Veilig Thuis. Dit is conform de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Scholen zijn verplicht de meldcode te hebben en het gebruik hiervan onder leraren te bevorderen. Het ligt in de rede dat scholen de leerplichtambtenaar informeren over het ongeoorloofde verzuim van een leerplichtige leerling. De leerplichtambtenaar is verplicht de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling toe te passen. Als deze besluit tot een melding bij Veilig Thuis komen de signalen daar samen.
Vraag 33
De leden van deze fracties vragen wat er gebeurt als melding is gemaakt bij een leerplichtambtenaar om uit te zoeken of sprake is van achterlating.
Antwoord 33
De leerplichtambtenaar gaat het gesprek aan met de ouders van het kind dat niet terugkeert op de school. De leerplichtambtenaar is gehouden aan de stappen van de meldcode bij een vermoeden van onveiligheid.
Vraag 34 en 35
De leden van deze fracties vragen hoe vaak het is voorgekomen dat actie is ondernomen nadat een kind al achter was gelaten in het land van herkomst. Voorts vragen deze leden in hoeveel gevallen dit succesvol was.
Antwoord 34 en 35
Meldingen worden gedaan door slachtoffers zelf of omstanders die weet hebben van een situatie van (huwelijksdwang en) achterlating. Meldingen komen niet alleen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken binnen, maar ook bij het LKHA via hulpverlening (Veilig Thuis, Centrum Jeugd en Gezin en Wijkteam), politie (Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld) of organisaties uit het maatschappelijk middenveld met een signaleringsfunctie. Alle meldingen van slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating die bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het LKHA binnenkomen, worden door het LKHA geverifieerd. Het LKHA stelt vervolgens samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken vast of het inderdaad om achterlating gaat. In die gevallen waarin achterlating wordt vastgesteld wordt ingezet op een veilige terugkeer naar Nederland (indien betrokkene dit wenst). In de periode 2017 tot heden was in 11 gevallen die bij het LKHA gemeld zijn, sprake van achterlating van minderjarigen. In totaal zijn 10 minderjarigen teruggekeerd naar Nederland.
Vraag 36
De leden van deze fracties vragen of er signalen zijn dat onder kinderen die onvrijwillig worden achtergelaten in het land van herkomst van hun ouders, ook kinderen zijn die nog zo jong zijn dat zij het basisonderwijs volgen.
Antwoord 36
Het LKHA en het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben geen meldingen ontvangen van minderjarigen in de basisschoolleeftijd die zonder een ouder zijn achtergelaten in het buitenland.
Vraag 37
De leden van deze fracties vragen of het klopt dat deze groep extra kwetsbaar is om zij vaak niet over een telefoon beschikken en/of over social media accounts waardoor zij minder mogelijkheden hebben anderen over hun situatie te informeren.
Antwoord 37
Op landelijk niveau is hier geen informatie over beschikbaar. Het is een afweging van ouders om kinderen wel of geen beschikking te geven over een telefoon en/of social media account.
Vragen van de leden van de SP-fractie
Vraag 38
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van 22 mei jl. (Kamerstuk 32 175, nr. 67) dat allerlei sectoren verplicht zijn een meldcode vast te stellen voor hun professionals teneinde huiselijk geweld en kindermishandeling tijdig te signaleren. Deze leden vragen of alle sectoren deze meldcode hebben ingesteld.
Antwoord 38
Organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie zijn sinds 1 juli 2013 verplicht om een meldcode vast te stellen en het gebruik en kennis bij hun medewerkers te bevorderen. Vanaf 1 januari 2019 geldt de verbeterde meldcode voor deze sectoren. De beroepsgroepen hebben voor de sectoren een afwegingskader opgesteld op basis waarvan een professional afweegt of een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is en welke hulp kan worden ingezet. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Justitie en Veiligheid, en de gemeenten voor zover het de maatschappelijke ondersteuning en de kinderopvang betreft, houden toezicht op de uitvoering van de verbeterde meldcode. De verschillende inspecties zijn met elkaar in gesprek over op welke wijze dit jaar gezamenlijk toezicht kan worden gehouden op de verbeterde meldcode. Daarnaast worden vanuit het Programma Geweld hoort nergens Thuis diverse acties uitgevoerd om het gebruik van de meldcode onder professionals te bevorderen. Zo is onder andere de meldcodetour gestart, waarbij in het hele land bijeenkomsten voor de professionals over de verbeterde meldcode worden georganiseerd.
Vraag 39
De leden van de SP-fractie vragen of iedereen alert is op signalen van dreigende achterlating en willen weten wat hier nog kan verbeteren.
Antwoord 39
De doelstelling van het programma «Geweld hoort nergens thuis» is om kindermishandeling en huiselijk geweld eerder en beter in beeld te brengen en te stoppen. Gemeenten, politie, OM, Veilig Thuis, professionals en omstanders zijn ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid alert op signalen van dreigende achterlating. Bij de uitvoering van het programma wordt met diverse acties, zoals het verbeteren van de hulpverlening, ingezet op het verbeteren van de uitvoeringspraktijk. Een verder uitgewerkte aanpak om schadelijke traditionele praktijken tegen te gaan is in voorbereiding. Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd in de voortgangsrapportage «Geweld hoort nergens thuis».
Vraag 40
De leden van de SP-fractie lezen voorts in de brief over de mogelijkheid van een spoedondertoezichtstelling of een voorlopige voogdijmaatregel en dat er zelfs contact kan worden opgenomen met de politie in situaties van acuut gevaar voor achterlating. De politie kan dan in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee uitreizen voorkomen. Dit klinkt hen goed in de oren. Deze leden vragen hoe succesvol deze aanpak is, teneinde achterlating te voorkomen. Voorts vragen zij of hier al veel ervaring mee is opgedaan en welke knelpunten bij deze aanpak worden ervaren.
Antwoord 40
Cijfers over het voorkomen van uitreizen of dreigende achterlating zijn niet bekend. Zoals eerder geschreven is er wel een aantal voorlopige voogdijmaatregelen opgelegd. In de aanpak treedt de politie op bij strafrechtelijke overtredingen en neemt zij bij dreigende achterlating maatregelen in het belang van de veiligheid van het kind/de kinderen. Het Landelijke Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) van de politie heeft voor voorkomende zaken buiten de reguliere kantoortijden in samenwerking met de opvang een noodbedvoorziening. Het LEC EGG treedt regelmatig op bij situaties rond (dreigende) achterlating en werkt daarbij samen met de KMar, lokale politie-eenheden en overige relevante partners. Er zijn geen knelpunten (in de samenwerking tussen de partners) bekend.
Vraag 41
De leden van de SP-fractie vragen of de minderjarigen zijn teruggehaald uit landen binnen of buiten de EU. Voorts vragen deze leden uit welke landen deze minderjarigen zijn teruggehaald.
Antwoord 41
In alle gevallen gaat het om minderjarigen die zijn achtergelaten in landen buiten de EU. Het gaat om de volgende landen: Ghana, Guinee, Kenia, Somalië, Bangladesh en Rusland.
Vraag 42 en 43
De leden van de SP-fractie vragen of er ook gevallen zijn waarin het niet is gelukt een minderjarige terug te halen en zo ja, om hoeveel gevallen het gaat. Voorts vragen deze leden waarom het in die gevallen niet is gelukt de minderjarige terug te halen.
Antwoord 42 en 43
In 2017 is in één zaak, in afstemming met betrokkenen, inclusief de minderjarige, niet tot terugkeer overgegaan. De reden heeft te maken met de inschatting in welk land de minderjarige het meest veilig is. Gelet op de specifieke omstandigheden van de situatie van deze minderjarige is, op voorspraak van de minderjarige, besloten dat de minderjarige niet terugkeert.
Vraag 44
De leden van de SP-fractie verwijzen naar de brief van 22 mei jl. (Kamerstuk 32 175, nr. 67) waarin wordt beschreven dat zich situaties kunnen voordoen waarbij achterlating strafbaar is. Deze leden vragen dit te verduidelijken en aan te geven in welke situaties wel en niet sprake is van een strafbaar feit bij achterlating.
Antwoord 44
Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op vragen 19, 21 en 22. Er kunnen situaties zijn waarbij er geen strafbare feiten zijn gepleegd. Het hangt af van de manier waarop de achterlating is uitgevoerd en de omstandigheden waaronder het kind naar het buitenland is gebracht en daar verblijft. Zo kunnen ouders besluiten hun minderjarig kind buiten Nederland een opleiding te laten volgen of tijdelijk te laten opgroeien bij familie. Zo’n verhuizing hoeft geen probleem te zijn als het in goed overleg gebeurt en de minderjarige in het andere land in een (pedagogisch) veilige omgeving verblijft.
Vraag 45
Consulaire bijstand aan slachtoffers van achterlating is volgens de leden van de SP-fractie heel erg belangrijk. Deze leden vragen of slachtoffers echter wel altijd de mogelijkheid hebben de Nederlandse ambassade te bereiken.
Antwoord 45
Verlening van consulaire bijstand in gevallen van huwelijksdwang en achterlating is een prioriteit voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door middel van de gerichte zomercampagne maakt dit ministerie de consulaire dienstverlening zo laagdrempelig mogelijk. In de zomer van 2019 zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken door middel van een gerichte online campagne – op kanalen waar jongeren zich bevinden – aandacht vragen voor huwelijksdwang en achterlating, waarbij slachtoffers een concreet handelingsperspectief wordt geboden. Uitgangspunt daarbij is om de consulaire bijstand zo «dichtbij mogelijk» te brengen bij potentiële slachtoffers. Sinds voorjaar 2019 is het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet alleen 24/7 telefonisch bereikbaar (+31 247 247 247), maar ook 24/7 per WhatsApp te benaderen.
Vraag 46
De leden van de SP-fractie vragen of de ambassade ook actief zelf naar de slachtoffers toe gaat.
Antwoord 46
De ambassade houdt actief contact met het slachtoffer en faciliteert – waar nodig en beschikbaar – in het contact tussen slachtoffer en lokale noodopvang. Hiervoor wordt, afhankelijk van de lokale omstandigheden, actief samengewerkt met de lokale autoriteiten en/of lokale hulporganisaties (non-gouvernementele organisaties). In dergelijke complexe consulaire zaken zal steeds van geval tot geval bekeken worden wat nodig is.
Vraag 47
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van 22 mei jl. (Kamerstuk 32 175, nr. 67) dat autoriteiten in het land van herkomst niet in alle gevallen toestaan dat bijstand wordt verleend. Deze leden vragen of de Nederlandse ambassade dit altijd accepteert of dat zij soms ook ingaat tegen de wens van het land van herkomst om op te komen voor de belangen van het kind dat is achtergelaten.
Antwoord 47
De internationale afspraken omtrent de verlening van consulaire bijstand zijn vastgelegd in het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963). Voor de verlening van consulaire bijstand zijn ambassades gehouden aan de lokale wetten en regels in het gastland, net zoals dat voor andere landen geldt op Nederlands grondgebied. Deze lokale wet- en regelgeving mag echter niet de rechten van Nederland onder het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen frustreren. In de praktijk wordt steeds een aanpak gevonden waarbij recht wordt gedaan aan de verscheidene wettelijke kaders, zonder aan inzet te verliezen op de aanpak van achterlating.
Vraag 48
De leden van de SP-fractie vragen hoe de campagne vorm gaat krijgen, die erop is gericht minderjarigen, omstanders en betrokken professionals te informeren over de concrete handelingsopties bij huwelijksdwang en achterlating.
Antwoord 48
Zie hiervoor het antwoord op vragen 20 en 45.
Vraag 49
De leden van de SP-fractie vragen of deze campagne vormgegeven gaat worden samen met de doelgroep.
Antwoord 49
Voor de totstandkoming van deze zomercampagne zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het LKHA verschillende stakeholders geconsulteerd, waaronder Veilig Thuis, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en enkele jongeren uit de doelgroep. Er is verder actief steun en betrokkenheid getoond aan de verscheidene behulpzame initiatieven die bestaan om voor deze problematiek aandacht te vragen. Door die gezamenlijke aandacht en ieders inzet wordt het belang van de aanpak veelvuldig en intensief benadrukt.
Vraag 50
De leden van de SP-fractie vragen waarom pas volgend jaar wordt ingezet op het informeren van minderjarigen die het risico lopen om achtergelaten worden. Ook vragen de leden van de SP-fractie of de doelgroep wordt betrokken bij de ontwikkeling.
Antwoord 50
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben in onze aanpak aangekondigd dat wordt gewerkt aan communicatie-instrumenten waarmee kinderen of (jong) volwassenen die (potentieel) slachtoffer zijn, beter kunnen worden bereikt. Wij ontwikkelen deze instrumenten in samenwerking met de doelgroep. Het streven is om tot zo effectief mogelijke instrumenten te komen die een verschil kunnen maken. Dit is op (heel) korte termijn niet mogelijk. De eerste communicatie-instrumenten zijn in het eerste kwartaal van 2020 beschikbaar. Hierbij wordt voortgebouwd op campagnes die in het verleden zijn uitgevoerd of nu worden uitgevoerd (zoals de campagne van het LKHA om achterlating tegen te gaan). De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik sturen uw Kamer voor het zomerreces de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis. Hierin schetsen wij wat wij nu in gang zetten om te komen tot een uitgewerkte aanpak om schadelijke traditionele praktijken tegen te gaan. Onderdeel daarvan is het ontwikkelen van communicatie-instrumenten om de bewustwording van omstanders, professionals en slachtoffers te vergroten.
Vraag 51
De leden van de SP-fractie vragen of Femmes for Freedom en/of andere deskundigen worden betrokken bij het uitwerken van eventuele aanvullende maatregelen teneinde slachtoffers van achterlating bescherming te bieden.
Antwoord 51
Ja, Femmes for Freedom en andere partijen worden betrokken bij de uitwerking van de aanpak schadelijke traditionele praktijken. Femmes for Freedom is ook betrokken geweest bij de expertsessies die daaraan ten grondslag liggen.
Vraag 52
De leden van de SP-fracties stellen dat met de hulp van Femmes for Freedom een aantal vrouwen, die als minderjarige tientallen jaren geleden zijn achtergelaten in het buitenland, weer terug naar Nederland zijn gehaald. Deze vrouwen kunnen, volgens de leden van deze fractie, aannemelijk maken dat zij in het verleden in Nederland hebben gewoond, maar krijgen nu toch geen verblijfsstatus in Nederland. Deze leden vragen of ik bereid ben te kijken hoe deze situatie kan worden opgelost.
Antwoord 52
Er bestaat voor de groep van achtergelaten vreemdelingen specifiek beleid. In het geval van achterlating kan de achtergelaten vreemdeling op de ambassade een aanvraag doen voor toelating tot Nederland. Als betrokkene zo snel als redelijkerwijs mogelijk contact zoekt, vergroot dit de kansen op wedertoelating.
De IND beoordeelt of betrokkene nog in het bezit is van een verblijfsrecht of, conform het humanitair toetsingskader voor achtergelaten vreemdelingen, in aanmerking komt voor voortgezet verblijf in Nederland. In dat laatste geval moet betrokkene aannemelijk maken dat Nederland het meest aangewezen land is om te verblijven. Verschillende factoren, zoals onder andere de banden met Nederland en (het eventueel ontbreken van) de mogelijkheid van adequate opvang door familie in het land van herkomst, kunnen bij de beoordeling een rol spelen. Daarnaast is er voor minderjarigen die in Nederland zijn getogen, nog algemeen beleid voor wedertoelating. Er is in het beleid dus voorzien in mogelijkheden voor terugkeer naar Nederland. Of de mogelijkheid voor hernieuwd verblijf in Nederland er daadwerkelijk is, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Zonder nadere informatie kan de IND niet beoordelen wat er in de genoemde gevallen speelt.
Vraag 53 en 54
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor vrouwelijke genitale verminking en fysiek geweld in het buitenland. Deze leden vragen of het klopt dat andere landen, zoals Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, minderjarige slachtoffers van deze delicten in het buitenland actief bijstaan. Voorts vragen deze leden of de Nederlandse regering dit ook doet en zo nee, wat daarop de toelichting is en of de regering alsnog bereid is hierop beleid te vormen.
Antwoord 53 en 54
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met andere landen over de aanpak van deze problematiek, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. Vooralsnog zijn bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen meldingen bekend van Nederlandse slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking in het buitenland. Het toelatingsbeleid in Nederland voorziet er in de asielprocedure in, meisjes die bedreigd worden met genitale verminking in het land van herkomst, om deze reden verblijf toe te kennen.
Beleidsmatig wordt dit onderwerp meegenomen in de integrale aanpak van vrouwelijke genitale verminking en de aanpak van schadelijke traditionele praktijken (waaronder huwelijksdwang, achterlating) waarvoor de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport coördinerend Minister is. In het in antwoord 15 en 16 aangekondigde onderzoek naar het (wettelijk) instrumentarium zal ook worden gekeken naar het instrumentarium dat in het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen wordt ingezet.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vraag 55
De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich voorstellen dat achterlating op zichzelf geen strafbaar feit is. Deze leden krijgen graag een nadere toelichting in welke contexten achterlating niet als een onacceptabel fenomeen wordt gezien.
Antwoord 55
Zie hiervoor het antwoord op vraag 44.
Vraag 56
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering in de voorliggende brief een onderscheid maakt tussen minderjarige en meerderjarige slachtoffers van achterlating. Deze leden vragen in hoeverre hier, behalve een juridisch verschil, ook een daadwerkelijk verschil is in fenomeen, temeer daar achterlating van meerderjarigen vooral plaatsvindt onder adolescenten (18–25 jaar). Deze leden willen onderstrepen dat ook hier sprake is van een kwetsbare groep, waar achterlating ernstige gevolgen heeft, ook in hun ontwikkeling.
Antwoord 56
In de voortgangsrapportage over het programma Geweld hoort nergens thuis, die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik voor het zomerreces naar uw Kamer zullen sturen, wordt u geïnformeerd over de acties op korte termijn en op welke wijze wij tot een aanpak schadelijke traditionele praktijken willen komen. Eén van de acties is om de problematiek scherper in beeld te krijgen. De onderzoekscommissie die deze actie oppakt zal worden gevraagd ook de doelgroep adolescenten (18–25 jaar) mee te nemen.
Vraag 57
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen bij welke gedragingen sprake kan zijn van een strafbaar feit waar het achterlating van meerderjarigen betreft.
Antwoord 57
Zie hiervoor het antwoord op vraag 19.
Vraag 58 en 59
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren verder dat er weinig cijfers beschikbaar zijn over achterlating. In de brief lezen zij dat het in 2018 is gelukt in alle vijftien gevallen van vastgestelde achterlating van minderjarigen, de slachtoffers veilig naar Nederland te laten terugkeren. Deze leden hebben grote waardering voor de inspanning van de betrokken instanties, maar constateren tegelijkertijd dat het aantal van vijftien gevallen in schril contrast staat tot de meest recente wetenschappelijke cijfers. Zo schatte het Verwey-Jonker Instituut, na onderzoek van de Universiteit van Maastricht en Femmes for Freedom, in dat er in 2011 en 2012 tussen de 364 en 1631 gevallen van achterlating waren (waarbij ook gevallen van meerderjarigen zijn inbegrepen). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook hoe de regering deze cijfers duidt. De leden van de ChristenUnie vragen ook of er meer recente schattingen beschikbaar zijn en of de betreffende instanties beschikken over de benodigde cijfers teneinde effectief beleid te voeren. Verder zijn deze leden benieuwd of de regering, vijf jaar na betreffend onderzoek, aanleiding ziet opdracht te geven tot een nieuw onderzoek.
Antwoord 58 en 59
Het wetenschappelijk onderzoek dat is verricht door de Universiteit van Maastricht richtte zich op de jaren 2011 en 2012. In de jaren dat het onderzoek is verricht is door de onderzoekers uitgebreid gesproken met gemeenten, politie, hulpverleners en professionele instanties. Door de onderzoekers is vervolgens een reële schatting gemaakt van het aantal gevallen van achterlating. De cijfers over achterlating die uw Kamer heeft ontvangen over het jaar 2018 betreft het aantal zaken waarover bij het LKHA melding is gedaan. Anders dan de informatie die van het LKHA verkregen is, is er geen actief onderzoek verricht naar het aantal gevallen van achterlating. Het zou kunnen zijn dat het aantal zaken van achterlating in 2018 (veel) hoger is, maar dat dit niet bekend is bij betrokken partijen zoals het LKHA. Goede prevalentiecijfers zijn nodig. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik sturen voor het zomerreces de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis. Daarin wordt op hoofdlijnen de aanpak schadelijke traditionele praktijken aangekondigd. Eén van de acties is om de problematiek scherper in beeld te krijgen.
Vraag 60
Naast algemene cijfers, zouden de leden van de fractie van de ChristenUnie ook graag meer inzicht krijgen in de zaken die wel bekend zijn bij de regering. Deze leden vragen hoeveel kinderen en minderjarigen er de afgelopen jaren zijn teruggehaald, in hoeveel van deze gevallen het gelukt is ook tot strafvervolging van de daders over te gaan en op basis van welke strafbare feiten deze vervolgingen plaats vonden. Voorts vragen deze leden of inzichtelijk is hoe vaak een kinderbeschermingsmaatregel is getroffen, teneinde achterlating te voorkomen en of het mogelijk is een schatting te maken van het aantal gevallen van achterlating dat is voorkomen of in elk geval het aantal gevallen waarin zorg over mogelijke achterlating, (mede) aanleiding vormde voor een voorzorgsmaatregel.
Antwoord 60
Zie hiervoor het antwoord op de vragen 23, 34 en 35. Nadere informatie over deze casussen in relatie tot strafvervolging is niet bekend. Er is geen informatie bekend over hoe vaak een kinderbeschermingsmaatregel is getroffen teneinde achterlating te voorkomen. De informatie die hierover wel bekend is, is beschreven in antwoord 10. Een schatting van het aantal gevallen van achterlating dat is voorkomen of waarin zorg over mogelijke achterlating (mede) aanleiding vormde voor een voorzorgsmaatregel is niet te maken omdat de problematiek onvoldoende zichtbaar is.
Vraag 61
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot het specifiek voorkomen van achterlating. Deze leden vragen welke mogelijkheden de regering ziet om de handreiking van het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) onder de aandacht te brengen bij hulpverleners, opvoedondersteuners en onderwijzers, en of de regering mogelijkheden ziet suggesties uit de handreiking ook naar concreet aanvullend beleid te vertalen.
Antwoord 61
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn bereid om deze handreiking onder de aandacht te brengen bij hulpverleners, opvoedondersteuners en onderwijzers. Ook onderzoeken zij de mogelijkheden om de suggesties uit de handreiking om te zetten in concreet beleid.
Vraag 62
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in welke mate aandacht is voor risicogroepen, in het bijzonder minderjarigen die zich in een familie of gemeenschap bevinden waar eerder pogingen tot achterlating hebben plaatsgevonden.
Antwoord 62
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben in de aanpak schadelijke traditionele praktijken aandacht voor dergelijke risicogroepen.
Met de radarfunctie van Veilig Thuis kan worden achterhaald of eerdere meldingen zijn gedaan. De Raad voor de Kinderbescherming betrekt bij onderzoek alle informatie die op dat moment voor handen is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32175-68.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.