32 156 Monumentenzorg

Nr. 42 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2012

«Slim bezuinigen of slim investeren?» Dat was de aanhef van een open brief van 29 maart 2012 van de restauratiebranche aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en ondergetekende, geschreven ten tijde van de onderhandelingen in het Catshuis over het begrotingsakkoord 20131.

De monumentenbranche riep op om de subsidies voor instandhouding en restauratie van monumenten te ontzien bij de bezuinigingen. De branche benadrukte dat investeren in instandhouding van monumenten loont: van iedere euro die de overheid daaraan uitgeeft, komt gemiddeld anderhalve euro weer bij de overheid terug2.

In een tijd van recessie is dit gegeven van belang. Onderzoek toont aan dat de daling van de bouwproductie in het eerste kwartaal van 2012 heeft doorgezet3 en dat is ook in de monumentensector te merken. De Vakgroep Restauratie (koepel van restauratiebedrijven) bijvoorbeeld maakt melding van faillissementen en ontslagen, en de prognoses voor de komende jaren zijn niet gunstig4. Dit komt enerzijds door teruglopende bestedingen bij eigenaren, risicomijdend gedrag bij banken en tenslotte doordat nieuwbouwbedrijven zich richten op de markt van renovatie en restauratie waar nog een beetje leven in zit. De druk op professionele bedrijven neemt daardoor toe. Die beweging mag niet tot mindere kwaliteit in de restauratiesector gaan leiden. Ik heb de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgedragen hier aandacht aan te besteden.

De afgelopen jaren zijn de vernieuwde kaders voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten aan uw Kamer geschetst. Het zijn kaders die passen bij het huidige beleid van decentralisatie en matching, van ondernemerschap en meer lenen in plaats van subsidie.

In deze brief geef ik aan hoe ik een incidenteel bedrag van € 47,2 miljoen, bestemd voor rijksmonumenten, wil inzetten als een extra impuls ter bestrijding van de crisis in de bouwsector.

Middelen voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten

In april 2012 heb ik aangegeven welke wijzigingen ik in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten (Brim), niet zijnde woonhuismonumenten, per 2013 wil invoeren5. Het nieuwe Brim is aangepast aan de eisen van deze tijd en ik verwacht dat het evenwicht en de eenvoud die ik daarbij heb beoogd, zullen leiden tot meer tevredenheid bij meer monumenteneigenaren. Over zes jaar zal ik dat laten evalueren; tot die tijd streef ik naar zo veel mogelijk rust in het Brim.

De systematiek van cyclische instandhouding van monumenten via het Brim neemt niet weg dat sprake zal blijven van een restauratievoorraad van zo’n 10% van het totale bestand van rijksmonumenten. Daarom is met ingang van 2012 structureel budget van ca € 37 miljoen voor restauraties beschikbaar.

Voorafgaand aan de vernieuwing van het Brim heb ik in september 2011 aan uw Kamer uiteengezet hoe ik die restauratiemiddelen vanaf 2012 wil inzetten6. Ik heb daarbij gekozen voor twee sporen. Enerzijds heb ik de mogelijkheid voor eigenaren om laagrentend te lenen bij het NRF verruimd door middel van de nieuwe Restauratiefonds-plus hypotheek. Anderzijds heb ik met het IPO afspraken gemaakt over een meerjarige gezamenlijke investering van provincies en rijk in restauratie van rijksmonumenten waarbij de provincies het voortouw hebben.

Het succes van het Revolving Fund en de Restauratiefonds-plus hypotheek

Inspelend op het succes van het Revolving Fund voor instandhouding en restauratie van (voornamelijk) woonhuismonumenten heb ik vanaf 1 januari 2012 een extra mogelijkheid gecreëerd voor een Restauratiefondsplus-hypotheek. Daardoor kunnen eigenaren van niet-woonhuismonumenten bij het NRF een laagrentende lening afsluiten voor exploitabele restauratie- en herbestemmingsprojecten met een omvang vanaf € 300 000 tot een hoogte van € 2,5 miljoen. Ik heb voor dat doel het bestaande Revolving Fund aangevuld met € 18 miljoen in 2012 en zal jaarlijks nog eens € 17 miljoen gedurende 5 jaar doteren. Dat zal leiden tot een omvang van € 103 miljoen, speciaal bestemd voor deze Restauratiefonds-plus hypotheken. De regeling loopt nu een half jaar en is zeer succesvol. De regeling is zelfs zo succesvol dat er volgens de informatie van het NRF geen nieuwe reserveringen voor projecten kunnen worden afgegeven.

Inzet € 47,2 miljoen voor rijksmonumenten

Ik wil dit incidentele en specifiek voor monumenten bestemde budget inzetten waar dat in het licht van de economische crisis het meest effectief is. Toevoegen aan het Brim heeft vanwege de zesjaren-systematiek op korte termijn geen positief effect op de bouwstroom; inzetten in restauratie van monumenten heeft dat wel.

De Restauratiefonds-plus hypotheek voorziet duidelijk in een behoefte maar is in omvang nog in de opstartfase, waardoor het NRF aanvragers moet teleurstellen. Daarom wil ik een bedrag van ca € 20 miljoen gebruiken voor een vervroegde dotatie in het Revolving Fund-plus. Daarmee wordt het volume belangrijk vergroot en kunnen meer aanvragen voor een lening gehonoreerd worden. Het betreft hier projecten die op korte termijn kunnen en willen starten.

Verder wil ik met een bedrag van ca € 27,2 miljoen de provincies tegemoet komen door een zestal grote restauraties te subsidiëren. Met het IPO is afgesproken dat de provincies aan het roer staan wat betreft de restauratie van rijksmonumenten in het algemeen, en dat rijk en provincies samen bekijken welke (meerjarige) aanpak ten aanzien van een beperkt aantal grote restauratieopgaven het meest geschikt is. Daarbij zijn deze zes monumenten genoemd, omdat het rijk daarvoor een bijzondere verantwoordelijkheid voelt. Het gaat om grote projecten met een restauratieopgave van boven de € 2 miljoen, waarvan de subsidieaanvraag bij eerdere restauratieregelingen twee keer of meer is afgewezen.

Ook deze projecten zijn startklaar en hebben een direct positief effect op de werkgelegenheid.

Het gaat om de Kathedrale Basiliek van Sint Bavo te Haarlem, de Boomkerk te Amsterdam, het Châtelet van Kasteel de Haar in Haarzuilens, de Nieuwe Kerk te Delft, de Rooms Katholieke basilicale kruiskerk te Vinkeveen en de Gereformeerde Kerk te Andijk.

Naar verwachting zullen deze maatregelen op korte termijn een forse bouwproductie kunnen genereren. Door deze investering wil ik een bijdrage leveren aan de bestrijding van de crisis in de bouw- en monumentensector.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
2

Onderbouwd in Investeren in Monumenten 2010, rapport Nationaal Restauratiefonds

X Noot
3

Monitor Bouwketen; rapport EIB, juni 2012

X Noot
4

Restauratie en onderhoud van monumenten. Marktverkenning tot 2015. Rapport EIB, juni 2011

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 VIII, nr. 181

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 VIII, nr. 170

Naar boven