Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2011
Naar aanleiding van uw brief van 4 oktober 2011, waarmee u het
verzoek overbrengt van mevrouw Wolbert om een brief waarin het kabinet aangeeft
hoe het de motie Wolbert over het wereldwijd garanderen van palliatieve
AWBZ-zorg (32 154, nr. 17)
gaat uitvoeren, bericht ik u als volgt.
Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel AWBZ-buitenland
zal in artikel 10 van de AWBZ zijn geregeld, dat de verzekerde zich voor het
inroepen van een AWBZ-verstrekking kan wenden tot een gecontracteerde
zorgaanbieder, gevestigd binnen Nederland, of binnen het grondgebied van de EU,
EER en Zwitserland (eerste lid). Het inroepen van extramurale zorg binnen het
grondgebied van de EU/EER en Zwitserland kan ook bij een zorginstelling die
niet is gecontracteerd (tweede lid).
Het derde lid geeft de bevoegdheid om uitzonderingen op de
genoemde bepalingen te formuleren in een algemene maatregel van bestuur
(amvb).
De desbetreffende amvb zal worden vormgegeven als een wijziging
van artikel 20 van het huidige Besluit zorgaanspraken AWBZ. In deze amvb wordt
– zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en
zoals met Uw Kamer besproken in een aantal uitzonderingssituaties voorzien,
waarin AWBZ-zorg nog wel – wereldwijd – kan worden ingeroepen. Dat zal dan,
naast onder meer de vakantiezorg die bij de behandeling door uw Kamer aandacht
heeft gekregen, ingevolge de motie Wolbert onder meer betreffen de zorg die
wordt verleend aan een verzekerde voor wie een indicatie is afgegeven voor
palliatief-terminale zorg (wereldwijd, zolang de verzekering ingevolge de AWBZ
in stand blijft).
Ingevolge het amendement van het lid Agema (32 154, nr. 13) wordt deze amvb
voorgehangen bij het parlement alvorens deze wordt vastgesteld. Uw Kamer kan
zich bij die gelegenheid een oordeel vormen over de inhoudelijke invulling van
de motie.
Ik vertrouw u met bovenstaande informatie van dienst te zijn
geweest.
De staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner