32 125 Staat van de Europese Unie 2009–2010

32 123 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010

C1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 september 2010

Tijdens de laatstgehouden Algemene Europese Beschouwingen (AEB) deed de vraagzich voorof het Nederlandse parlement niet een meer samenhangend inzicht zou kunnen krijgen in de opstelling van de Nederlandse regering met betrekking tot Europees beleid. De verspreide appreciaties van alle relevante jaarlijkse programma's (zowel van de Raad als van de Europese Commissie) zouden bijeen gebracht dienen te worden.

Naar aanleiding daarvan heeft de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties2 de minister van Buitenlandse Zaken op 20 juni een brief gestuurd.

De minister heeft op 20 september 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties,

Ida Petter

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Den Haag, 20 juni 2010

Tijdens de laatstgehouden Algemene Europese Beschouwingen (AEB) deed de vraagzich voorof het Nederlandse parlement niet een meer samenhangend inzicht zou kunnen krijgen in de opstelling van de Nederlandse regering met betrekking tot Europees beleid. De verspreide appreciaties van alle relevante jaarlijkse programma's (zowel van de Raad als van de Europese Commissie) zouden bijeen gebracht dienen te worden. Ook zou de opstelling van de Nederlandse regering duidelijker af te lezen moeten zijn In een samenvattend betoog. Dit zou kunnen lelden tot een andere opzet van «de Staat van de Europese Unie».

Ingevolge uw toezegging tijdens de AEB om met ons verder te willen spreken over de optimalisering van de wijze waarop de Kamers worden geïnformeerd over de Nederlandse appreciatie van Europees beleid, willen de leden van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties een concreet verzoek hiervoor doen. Alvorens dit verzoek te formuleren schetsen WIJ eerst de huidige wijze waarop de Kamers worden geïnformeerd. Daarna geven we enkele overwegingen die aangeven dat na de aanvaarding van het Verdrag van Lissabon nieuwe verhoudingen zijn ontstaan tussen de Staten-Generaal en zowel de Nederlandse regering als de Europese Commissie. Tenslotte doen wij het verzoek de Staten-Generaal jaarlijks In een meer samenhangend beleidsdocument te Informeren over de opstelling van de Nederlandse regering met betrekking tot Europese beleidsvorming en beleidsimplementatie.

Jaarlijks ontvangt de Staten-Generaal «de Staat van de Europese Unie» als onderdeel van de begrotingsstukken die de Kamers op Prinsjesdag toegestuurd krijgen. Anders dan de (weidse) titel doet vermoeden Is dit altijd een bespreking van de programma's van de twee lidstaten die In het betreffende begrotingsjaar achtereenvolgens voorzitter zijn van de Raad. «De Staat van de Europese Unie» geeft dus geen omvattend beeld van de appreciatie van Europees beleid.

De Europese Commissie (EC) brengt jaarlijks een «Beleidsstrategie» uit die de basis vormt van het «Wetgevings- en Werkprogramma» (WW?) van de EC. De «Beleidsstrategie» komt doorgaans uit In februari en het WWP In oktober/november. Van deze documenten geeft de Nederlandse regering een afzonderlijke appreciatie. De Kamers nemen kennis van deze appreciaties en betrekken ze desgewenst in het overleg met de regering.

Naar de mening van de commissie is er na de aanvaarding van het Verdrag van Lissabon een situatie ontstaan die het nodig maakt de huidige wijze waarop de Kamers worden geïnformeerd met betrekking tot Europees beleid opnieuw te bezien. Het Verdrag geeft parlementen nadrukkelijk een rol bij het toetsen van Europese wet- en regelgeving afkomstig van (onder meer) de EC. Daarnaast is de wijze waarop nationale regeringen het beleid van de EC appreciëren en, via de Raad, invloed uitoefenen op Europees beleid belangrijk voor de controle door de nationale parlementen van de regeringsinzet op Europees niveau. De Europese Raad heeft: In het geheel van Europese Instellingen een sterkere positie gekregen door de aanstelling van een permanente voorzitter. Dit maakt het voor nationale parlementen des te belangrijker geïnformeerd te worden over de brede politieke opstelling van de regering en een samenhangende regeringsappreciatie te ontvangen van de verschillende (beleids)documenten.

«De staat van de Europese Unie» is het belangrijkste document dat de Kamers Inzicht moet geven in de opstelling van de Nederlandse regering. De leden van de commissie vinden dat dit document zich niet eenzijdig zou moeten richten op het programma van de halfjaarlijks roulerende voorzitterschappen. Om invulling te geven aan de genoemde controlerende taak heeft de Eerste Kamer behoefte aan Informatie die zich uitstrekt over de volle breedte van Europese beleidsvorming. Ook Is het nodig dat op samenhangende wijze inzichtelijk wordt welke uitgangspunten de Nederlandse regering hanteert en tot welke appreciaties ze komt met betrekking tot Europees beleid. Een integrale weergave van de Nederlandse opstelling met betrekking tot Europees beleid bestaat nu niet De leden van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties verzoeken de regering derhalve:

  • de kabinetsappreciatie van het beleid van de EC te verbinden aan de kabinetsappreciatie van de programma's van de Voorzitterschappen van de Raad,

  • een samenhangend overzicht te verschaffen van Europees beleid dat voor de vakraden op departementaal niveau wordt vormgegeven (niet beperkt tot de stand van zaken), en

  • inzicht te verschaffen In de politieke opstelling van Nederland met betrekking tot (toekomstige) ontwikkelingen In de EU.

De commissie stelt zich voor dat bovenstaande punten jaarlijks integraal en op transparante wijze weer worden gegeven In een uitgebreide «Staat van de Europese Unie», die eventueel zou kunnen worden aangevuld wanneer de Kamer tussentijds nieuwe beleidsdocumenten van de Europese Commissie ontvangt.

Op deze wijze wordt naar het oordeel van de commissie bijgedragen aan een optimalisering van de Informatievoorziening aan de Kamer. De leden van de commissie zien het antwoord van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties,

Mevrouw mr. drs. M. H. A. Strik

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2010

Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (uw brief van 20 juni 2010 met kenmerk 146564U) inzake meer samenhangende informatievoorziening aan de Kamers over de Nederlandse appreciatie van Europees beleid, waarin suggesties worden gedaan voor een nieuwe opzet van de Staat van de Europese Unie.

Het verzoek van de commissie tot herbezinning op de huidige formule van de Staat en tot het onderzoeken van betere aansluiting van de Staat bij de later te verschijnen appreciatie van het werkprogramma van de Europese Commissie is mijns inziens alleszins opportuun. Ik denk dat het – mede in het licht van de nieuwe situatie die is ontstaan met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon – goed zou zijn om in overleg met de Eerste en de Tweede Kamer te bezien op welke wijze de informatievoorziening over Europees beleid geoptimaliseerd kan worden.

Gezien de demissionaire status van het kabinet heb ik echter gemeend een dergelijke vernieuwing aan een volgend kabinet te moeten overlaten overlaten. Ik denk dat het goed is als het nieuwe kabinet over deze kwestie in overleg treedt met beide Kamers om te bezien hoe het beste aan de verschillende wensen tegemoet kan worden gekomen. De opvatting van de Tweede Kamer, die traditioneel in het najaar een debat wijdt aan deze Staat waaraan ook de Nederlandse leden van het Europees Parlement deelnemen, is in dit verband uiteraard eveneens van groot belang.

Ik hoop dat u er – in het licht van de bijzondere omstandigheden – begrip voor zult hebben dat u dit keer nog een «ouderwetse» Staat van de Europese Unie bij de begrotingsstaten zult aantreffen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Letter C heeft alleen betrekking op 32 125.

XNoot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD) vicevoorzitter, Essers (CDA), Kneppers-Heynert (VVD), Van Driel (PvdA), Eigeman (PvdA), Ten Hoeve (OSF), Engels (D66), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Schaap (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), K.G. de Vries (PvdA), Peters (SP), Reuten (SP), Smaling (SP), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), Strik (GL) voorzitter, Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Benedictus (CDA).

Naar boven