Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2010
Tijdens het Algemeen Overleg (AO) «IGZ en toezicht» d.d. 24 september 2009 (Kamerstuk 32 123 XVI, nr. 16) heb ik u toegezegd een onafhankelijk vervolgonderzoek te laten uitvoeren naar het handelen van de IGZ inzake de voormalig
neuroloog van Medisch Spectrum Twente (MST). Bij brief van 12 januari j.l. (Kamerstuk 32 123 XVI, nr. 110) heb ik u geïnformeerd over de onderzoeksopdracht voor dit onderzoek. Ik heb u toen tevens gemeld dat het onderzoek zou worden
geleid door de heer mr. R.J. Hoekstra.
Het definitieve onderzoeksrapport is vandaag openbaar geworden en toegelicht door de heer Hoekstra. Bijgaand stuur ik u het
rapport zoals afgesproken.1 Het rapport bevat niet alleen een feitelijke reconstructie van het functioneren van de inspectie in deze casus maar doet
ook waar nodig aanbevelingen voor algemene verbeteringen. De reconstructie en aanbevelingen worden geplaatst tegen de achtergrond
en veranderingen waarmee de IGZ te maken heeft.
De heer Hoekstra heeft in het rapport een duidelijke en transparante weergave van het gebeurde neergelegd. De IGZ had het
disfunctioneren van deze arts destijds eerder moeten onderzoeken en pro-actiever in actie moeten komen. Daarmee verdiept de
commissie Hoekstra de conclusies uit de eerdere onderzoeken (o.a. commissie Lemstra en Legemaate) die in 2009 zijn uitgevoerd.
Ik neem de aanbevelingen ter harte en zal deze zo spoedig mogelijk oppakken en uitwerken.
Het rapport Hoekstra doet aanbevelingen over de interne organisatie van de inspectie, de verhouding tussen het ministerie
en de inspectie en werkwijzen als de aanpak van individuele klachten en meldingen. Deze aanbevelingen zullen moeten worden
betrokken bij het reeds in gang gezette transitieproces bij de IGZ.
De IGZ speelt in toenemende mate een rol in de kwaliteit van de zorg en de patiëntveiligheid; de IGZ fungeert niet zelden
als mijn oren en ogen. Tegelijkertijd is de maatschappelijke druk op de inspectie in de afgelopen jaren toegenomen, zoals
het rapport terecht stelt. Gebeurtenissen als die rond de voormalig neuroloog van het MST dragen hier ook aan bij. De verwachtingen
over de taakuikoefening van de inspectie zijn steeds hoog gespannen, mede afgezet tegen het kader waarbinnen IGZ werkt. De
ambitie om meer aan de verwachtingen van een stevige toezichthouder op de kwaliteit van de zorg te kunnen voldoen is een van
de belangrijkste redenen achter de reeds ingezette transitie van de inspectie. Het rapport van de heer Hoekstra is voor mij
een bevestiging om dat transitieproces met kracht door te zetten.
De IGZ is in een transitieproces van een traditionele reactieve toezichthouder naar een moderne handhavingsorganisatie. Daarbij
onderzoekt de IGZ de instellingen met de hoogste risico’s en grijpt de IGZ effectief in als onvoldoende naleving van wetten,
regels of normen tot ondermaatse zorg leidt. Kort samengevat als «high trust, high penalty». Daarbij hoort ook een duidelijke verdeling van rollen en verantwoordelijkheden, waarbij de zorgaanbieder zelf verantwoordelijk
is en blijft voor het leveren van verantwoorde zorg.
De IGZ heeft inmiddels al het nodige bereikt in dit veranderingsproces. Zo is er een geautomatiseerd meldingensysteem met
centrale intake door het IGZ-loket. Er is een herziene Leidraad meldingen uit 2007 en eind 2008 is een algemeen handhavingskader
gepubliceerd. Dat is inmiddels uitgewerkt voor specifieke instrumenten als bijvoorbeeld bevel en tuchtrecht. In maart 2010
is de richtlijn «omgaan met signalen over disfunctioneren van medisch specialisten» gepubliceerd. Deze laatste richtlijn vloeit
voort uit de aanbevelingen van de Commissie Lemstra I.
In het onderzoeksrapport wordt aanbevolen dat de IGZ haar aanpak met betrekking tot meldingen herziet, zodat ook individuele
signalen in de tijd door de IGZ herkend kunnen worden en gezamenlijk inzicht geven of er sprake is van structurele tekortkomingen
in de zorg. Tijdens het debat met de Tweede Kamer op 1 april dit jaar over het rapport van de Nationale ombudsman over klachten
in de sector gehandicaptenzorg heb ik aangegeven dat ik de IGZ zal vragen om dit meldpunt te regelen. De inspectie is inmiddels
voortvarend bezig haar aanpak met betrekking tot meldingen van individuele klachten en het herkennen van patronen die mogelijk
duiden op structurele tekortkomingen in de kwaliteit van de zorg te herzien. De Tweede Kamer wordt hierover op korte termijn
geïnformeerd.
Ik sta positief tegenover de aanbevelingen over de interne organisatie van de IGZ en de afstemming tussen beleid van het ministerie
van Volksgezondheid en de IGZ. Deze aanbeveling zal ik betrekken bij de verdere vormgeving en positionering van de IGZ.
Te zijner tijd zal ik de Tweede Kamer nader inlichten over het vervolg op de aanbevelingen uit het voorliggende rapport. Daarbij
worden ook de andere onderzoeken betrokken over deze kwestie en het functioneren van de IGZ.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink