32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 180 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2013

Tijdens het algemeen overleg pensioenen van 6 november jongstleden heb ik Uw Kamer toegezegd om te komen met een nadere uitleg van de bevoegdheden van de raad van toezicht bij disfunctioneren van het bestuur van een pensioenfonds. Een bepaling hierover is opgenomen in het ontwerp van een besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de Wet versterking bestuur en enige andere wijzigingen (Kamerstuk 33 182, nr. 53). Met onderhavige brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.

Artikel 28c van het genoemde ontwerpbesluit regelt dat de raad van toezicht de bestuurders van het fonds kan schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren.

Verder bepaalt het artikel dat van disfunctioneren in ieder geval sprake is indien het bestuur een besluit heeft genomen zonder de benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat dit nodig was in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden, dan wel dat dit besluit voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift.

Achtergrond van het opnemen van artikel 28c in het ontwerpbesluit is de uitdrukkelijke wens van de Eerste Kamer. Tijdens de plenaire behandeling van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in de Eerste Kamer op 9 juli 2013 (Kamerstuk 33 182, nr. 35) heeft een groot aantal fracties aangegeven van mening te zijn dat de raad van toezicht te weinig doorzettingsmacht heeft, omdat deze geen bevoegdheid heeft om bestuurders te ontslaan bij disfunctioneren en geen invloed kan uitoefenen op de benoeming van bestuursleden. Ik heb daarop toegezegd om de delegatiebepaling, opgenomen in het nieuwe artikel 104, tiende lid, van de Pensioenwet en artikel 110a, tiende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, te gebruiken om de raad van toezicht de bevoegdheid te geven bestuurders van een pensioenfonds te schorsen en te ontslaan wegens disfunctioneren. Tevens heb ik daarbij aangegeven dat zal worden geregeld dat de raad van toezicht een voorgenomen benoeming van een kandidaat bestuurder kan beletten indien deze niet voldoet aan de profielschets. Artikel 28c komt aan deze toezeggingen tegemoet.

Tijdens het algemeen overleg is de zorg geuit dat de bevoegdheden van de raad van toezicht te vergaand zouden zijn. Niet bij elk geschil tussen bestuur en raad van toezicht kan sprake zijn van disfunctioneren.

In reactie hierop zij opgemerkt dat ik onderschrijf dat niet bij elk geschil sprake kan zijn van disfunctioneren. De voorgestelde bepaling houdt hier ook rekening mee.

Ten eerste betreft het een bevoegdheid van de raad van toezicht om bestuurders van het fonds te schorsen of te ontslaan bij disfunctioneren en geen verplichting. De raad van toezicht kan hier gebruik van maken maar hoeft dit niet te doen. Ik ga ervan uit dat raden van toezicht alleen in ernstige situaties van (voortdurend) disfunctioneren van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid gebruik zullen maken. De raad van toezicht staan immers ook andere, minder vergaande middelen ter beschikking om disfunctioneren van bestuurders te corrigeren. Zo bepaalt het nieuwe artikel 104, vijfde lid, van de Pensioenwet, en artikel 110a, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dat de raad van toezicht het disfunctioneren van het bestuur moet melden aan het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan en aan de partij die bevoegd is tot benoeming van het bestuur. Indien de partij die bevoegd is tot benoeming van het bestuur naar aanleiding van deze melding niet binnen een redelijke termijn naar tevredenheid van de raad van toezicht handelt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren van het bestuur aan De Nederlandsche Bank (DNB). Bij minder vergaande vormen van disfunctioneren ligt het voor de hand dat de raad van toezicht eerst deze procedure volgt en pas als dit geen positieve effecten sorteert gebruik maakt van de bevoegdheid tot schorsen of ontslaan van bestuurders wegens disfunctioneren.

Ten tweede is het tweede lid van artikel 28c geclausuleerd. Dit heeft tot gevolg dat het feit dat het bestuur een besluit neemt zonder de benodigde goedkeuring van de raad van toezicht niet in alle gevallen een disfunctioneren van het bestuur impliceert. Indien het bestuur aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden of voortvloeit uit een aanwijzing of last onder dwangsom van DNB of uit de wet, is er geen sprake van disfunctioneren.

Gezien het voorgaande zie ik geen aanleiding om artikel 28c of de toelichting daarop te wijzigen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven