32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 145 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2012

Naar aanleiding van de brief van 28 juni 2012 (Kamerstuk 32 043, nr. 117), van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoefte de regering enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 21 september 2012 aan de regering voorgelegd. Bij brief van 14 december 2012 zijn deze vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, Post

I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de stand van zaken en planning van een wetsvoorstel tot introductie van een Algemene Pensioeninstelling (API). De leden van de VVD-fractie zijn enthousiast over de mogelijkheden, die een API kan bieden voor de pensioenmarkt. Zij dringen erop aan om snel met maatregelen te komen en hebben voorts nog enkele vragen.

1.

Heeft de regering extern advies ingewonnen? Zo ja, van welke partijen en hoe luidden deze adviezen?

2.

Kan de regering toelichten in hoeverre andere Europese landen zijn gevorderd ten aanzien van de ontwikkelingen ten aanzien van internationaal opererende pensioenuitvoerders (op basis van de EIORP-richtlijn)?

3.

In hoeverre is wet- en regelgeving van andere lidstaten relevant voor de API, bijvoorbeeld het lokale arbeidsrecht?

4.

Wat zijn in de visie van de regering voor Nederland de belangrijkste belemmeringen en kansen met betrekking tot de API?

5.

Kan de regering uiteenzetten onder welk toezichtregime een API of een vergelijkbare internationale pensioenuitvoerder valt? Is dit afhankelijk van het land waar de uitvoerder gevestigd is? Acht de regering indien dit het geval is het reëel om te veronderstellen dat een internationaal opererende pensioenuitvoerder gevestigd zal worden in het land met het minst stringente, of bijvoorbeeld makkelijkst te hanteren, toezichtsregime?

6.

Hoe verhouden de toezichtsregimes in Europa zich van elkaar? Bijvoorbeeld met de OFP (Organisme voor Financiering van Pensioenen) in België?

7.

Welke typen rechtspersonen worden door de Europese pensioenuitvoerders (vergelijkbaar met de API) gebruikt?

8.

Kan het type rechtspersoon nog verschil uitmaken voor de aantrekkelijkheid van de uitvoerder?

9.

De regering schrijft dat de eisen aan medebestuur en zeggenschap vanuit een deelnemersraad niet verplicht gesteld zullen worden voor de uitvoering van buitenlandse pensioenregelingen. Geldt dit enkel voor pensioenfondsen, die als API zullen fungeren, of voor alle buitenlandse pensioenregelingen, die door een Nederlandse uitvoerder worden uitgevoerd?

10.

De regering is voornemens te onderzoeken hoe «ringfencing» het beste kan worden vormgegeven. Geldt dit enkel voor buitenlandse regelingen of kan dit in de toekomst ook gelden voor alle (huidige) pensioenregelingen?

11.

Betekent het schrappen van de domeinafbakening dat elk pensioenfonds ook voor elke andere onderneming of sector een pensioenregeling kan uitvoeren?

12.

Betekent het schrappen van de domeinafbakening dat elke onderneming vrij is om te kiezen voor een bepaalde pensioenuitvoerder, ongeacht in welke sector de onderneming actief is? De leden van de VVD-fractie ondersteunen de voorgestelde mate van keuzevrijheid, omdat concurrentie kan leiden tot lagere uitvoeringkosten en daarmee een beter pensioen.

13.

Kan de regering toelichten of er iets is veranderd aan de dispensatieregeling van de verplichtstelling?

14.

De regering acht de introductie van een afzonderlijke API in de vorm van een nieuwe pensioenuitvoerder niet noodzakelijk. Kan de regering uiteenzetten of er verschil is tussen een pensioenfonds, dat fungeert als API en een API als losse pensioenuitvoerder? De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat indien de regering ervoor kiest om geen afzonderlijke API als pensioenuitvoerder te introduceren, een pensioenfonds, dat fungeert als API, exact dezelfde mogelijkheden toe te kennen als een afzonderlijke API.

15.

Betekent de introductie van een afzonderlijke API dat enkel pensioenfondsen kunnen fungeren als API of kunnen ook andere (financiële) organisaties dit? Welke eisen zijn hieraan verbonden?

16.

Betekent de introductie van een afzonderlijke API dat het pensioenfonds «nieuwe stijl» de API, maar ook de Multi-OPF vervangt. Of bestaat het pensioenfonds naast de Multi-OPF (Ondernemings PensioenFonds) en bijvoorbeeld de premiepensioeninstelling (PPI)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de stand van zaken en planning van een wetsvoorstel tot introductie van een API. Zij hebben enkele vragen hierover.

17.

Waarvoor is de API een oplossing in Nederland?

18.

Wat is de noodzaak om de wetgeving tot introductie van een API nu snel vorm te geven?

19.

Deze leden wijzen erop dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel introductie premiepensioeninstelling hebben de CDA- en PvdA-fracties op 30 juni 2010 gevraagd om een evaluatie van de wetgeving na drie jaar. De reden hiervan was dat vooraf lastig ingeschat kan worden of de PPI iets is waarmee gewerkt gaat worden, of de aannames van de regering waar zijn dat dit geen product is voor de Nederlandse markt maar voor Nederlandse spelers in het buitenland en hoe de knip in de opbouw- en de uitkeringsfase gaat uitpakken. De minister van Financiën heeft een evaluatie na drie jaar toegezegd over de ervaringen met de PPI’s, over de ontwikkeling van de Europese markt voor pensioenuitvoering tot op dat moment en over de vraag hoe de Nederlandse PPI daarin staat. Ook zal worden meegenomen hoe grosso modo de verhouding tussen de binnenlandse en buitenlandse markt is. Waarom kan niet met de wetgeving voor de API worden gewacht totdat de Kamer de evaluatie van de PPI heeft ontvangen, en de wetgeving voor governance, het nieuwe FTK en de Europese IORP-richtlijn definitief zijn?

20.

Bij welke instellingen is advies ingewonnen? Zijn de SER en de Stichting van de Arbeid geconsulteerd over de stand van zaken en planning van het wetsvoorstel API? Zo ja, wat was hun standpunt in deze? Zo nee, waarom niet?

21.

In de aangenomen motie Mosterd/ Depla (Kamerstuk 30 413, nr. 68) is de regering verzocht om alles in het werk te stellen om de wezenskenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel – collectieve aanpak, solidariteit en verplichte deelname – te behouden. Hoe verhoudt het voornemen van «ringfencing» in het wetsvoorstel over de API zich tot een solidair stelsel?

22.

Hoe verhoudt het voornemen van het schrappen van de domeinafbakening zicht tot een solidair en collectief stelsel?

23.

Hoe verhoudt het schrappen van de domeinafbakening zich tot de verplichtstelling in Nederland, mede in het licht van bestaande (Europese) jurisprudentie met betrekking tot de verplichtstelling?

24.

Is de regering bereid om voorafgaand aan het wetgevingstraject het voornemen van het schrappen van de domeinafbakening in relatie tot de verplichtstelling aan Europese wet- en regelgeving en jurisprudentie te laten toetsen? Zo nee, waarom niet?

25.

Kan een API reden zijn om op basis van artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit wet Bpf 2000 onder de verplichtstelling in een bedrijfstak uit te komen?

26.

Kunnen verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen (bpf’en) ook fungeren als API? Zo ja, hoe wordt er omgegaan met het verbod op «ringfencing», en hoe verhoudt dat zich tot de Europese jurisprudentie ten aanzien van solidariteit en de verplichtstelling?

27.

Wat is – na inwerking treden van de voorgenomen wetsaanpassing – het verschil tussen een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» en een «gewoon» pensioenfonds?

28.

Aan welke voorwaarden en/of vereisten moet een pensioenfonds voldoen om de kwalificatie «pensioenfonds, dat fungeert als een API» te krijgen?

29.

Kan de regering bevestigen dat de API geen winstoogmerk heeft en een non-profit instelling is?

30.

Is het bij een API mogelijk om sociale partners in het bestuur te hebben of is alleen een onafhankelijk bestuur geschikt voor een API?

31.

In welke landen bestaan er defined benifit-regelingen (DB-regelingen), hoeveel zijn dit er ongeveer en hoeveel deelnemers zijn hieraan verbonden?

32.

In hoeverre komen deze DB-regelingen overeen met de Nederlandse DB-regeling?

33.

Wat zijn de voor- en nadelen voor een werkgever om voor een API te kiezen in plaats van een verzekeraar?

34.

Wat merkt een werknemer van een API ten opzichte van een regeling bij een verzekeraar of bij een vrijwillig bpf?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de stand van zaken van het wetsvoorstel tot invoering van de API en hebben hierover twee vragen.

35.

Kan regering toelichten waar de acht bestaande PPI’s actief zijn?

37.

Om welke PPI’s gaat het en zijn deze PPI’s in Nederland actief zijn of in het buitenland of in zowel Nederland als het buitenland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de API. Deze leden merken op dat de regering zeer ambitieus is en hebben grote aarzelingen bij een aantal plannen zoals rond de domein- en productafbakening. Zij gaan ervan uit dat dit dossier door een nieuwe regering ter hand genomen zal worden en niet voor die tijd en rekenen op een debat na de formatie, inclusief een update over de plannen. Deze leden hebben de volgende vragen.

38.

Hoeveel PPI’s zijn er in Nederland opgezet en hoeveel van deze PPI’s zijn opgezet ter werving van buitenlandse fondsen?

39.

Hoeveel Nederlandse aanbieders zijn er voor de Nederlandse markt?

40.

Hoe verhoudt zich dit tot de verwachtingen ten tijde van de invoering van de PPI en de doelstelling van de PPI?

41.

Voor welk probleem is de API op dit moment een oplossing?

42.

Wat is -na inwerking treden van de voorgenomen wetsaanpassing- het verschil tussen een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» en een «gewoon» pensioenfonds?

43.

Kan de regering nader toelichten aan welke voorwaarden en/of vereisten een pensioenfonds moet voldoen om de kwalificatie «pensioenfonds, dat fungeert als een API» te verkrijgen?

44.

Op welke wijze is de regering voornemens om de verschillen tussen die pensioenfondsen, die een nationale regeling uitvoeren en die fondsen, die een buitenlandse regeling uitvoeren, in wet- en regelgeving vast te leggen?

45.

In hoeverre is de komst van een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een bedreiging voor verzekeraars?

46.

Wat betekent de voorgenomen wetsaanpassing in het bijzonder het wegvallen van de domein- en productafbakening en voor de positie van pensioenfondsen ten opzichte van de verplichtstelling? Kan de regering bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op de invloed van bestaande (Europese) jurisprudentie met betrekking tot de verplichtstelling?

47.

In hoeverre kan een (verplicht gesteld) bedrijfstakpensioenfonds ook de vorm aannemen van een «pensioenfonds, dat fungeert als een API»? Indien dit mogelijk is, wat betekent dit voor het verbod op «ringfencing» bij dergelijke bedrijfstakpensioenfondsen? Hoe verhoudt die mogelijkheid zich in dat geval tot de Europese jurisprudentie ten aanzien van solidariteit en de verplichtstelling?

48.

Wat betekent het afschaffen van de domein- en productafbakening van pensioenfondsen voor de voorgenomen herziening van de Pensioenfondsenrichtlijn (IORP) en de discussie rondom het al dan niet toepassen van bepaalde regels uit het kader van de Solvency II richtlijn?

49.

In hoeverre wordt een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een commercieel pensioenvehikel? Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling met de bestaande pensioenfondsen als non-profit organisaties? Wat betekent deze ontwikkeling voor het imago van pensioenfondsen bij deelnemers?

50.

In hoeverre kan een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een verplicht gestelde pensioenregeling uitvoeren?

51.

Indien een «pensioenfonds, dat fungeert als een API», ook verplicht gestelde pensioenregelingen zou mogen uitvoeren, wat betekent dat voor het bestaande «level playing field»?

52.

Indien een «pensioenfonds, dat fungeert als een API», geen verplicht gestelde pensioenregelingen zou mogen uitvoeren, wat betekent dat voor de ontwikkeling van «witte vlekken» in de pensioenopbouw?

53.

In hoeverre leidt de voorgestelde inrichting tot nieuwe «witte vlekken» in de pensioenopbouw? Is de regering voornemens om dit te ondervangen? Zo ja, op welke wijze?

54.

Wat zijn de mogelijkheden om een API zo in te richten dat ook een pensioenfonds als verenigingsvorm zou kunnen deelnemen?

II Antwoord van de staatssecretaris

Vraag 1 en 20

Heeft de regering extern advies ingewonnen? Zo ja, van welke partijen en hoe luidden deze adviezen?

Bij welke instellingen is advies ingewonnen? Zijn de SER en de Stichting van de Arbeid geconsulteerd over de stand van zaken en planning van het wetsvoorstel API? Zo ja, wat was hun standpunt in deze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De regering heeft geen formele adviezen gevraagd. Wel is er met verschillende partijen informeel gesproken over de mogelijkheden van een Algemene Pensioeninstelling (API). Er heeft geen consultatie met de SER of Stichting van de Arbeid plaatsgevonden. Het voornemen om tot een API te komen is geen nieuw beleid, maar dateert al uit 2007. De vormgeving van de API wordt in hoge mate bepaald door reeds aangenomen wetten, zoals het wetsvoorstel ter introductie van het multi-ondernemingspensioenfonds (multi-opf) en door het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen. Over het wetsvoorstel multi-opf is de Stichting van de Arbeid destijds wel om advies gevraagd. Verder zal op korte termijn een beleidsdocument met de nadere uitwerking van de API via internetconsultatie aan de pensioensector worden voorgelegd.

Vraag 2, 6 en 7

Kan de regering toelichten in hoeverre andere Europese landen zijn gevorderd ten aanzien van de ontwikkelingen ten aanzien van internationaal opererende pensioenuitvoerders (op basis van de EIORP-richtlijn)?

Hoe verhouden de toezichtsregimes in Europa zich van elkaar? Bijvoorbeeld met de OFP (Organisme voor Financiering van Pensioenen) in België?

Welke typen rechtspersonen worden door de Europese pensioenuitvoerders (vergelijkbaar met de API) gebruikt?

Antwoord

De Europese Pensioenfondsenrichtlijn (IORP-richtlijn) moest door de lidstaten geïmplementeerd zijn voor 23 september 2005. Nederland heeft de richtlijn destijds in de Pensioen- en spaarfondsenwet geïmplementeerd en tegelijkertijd in het wetsvoorstel voor de Pensioenwet meegenomen. Sindsdien is het dus technisch mogelijk om een pensioenfonds internationaal te laten opereren. Daarbij bleven wel de voor Nederlandse pensioenfondsen typerende kenmerken verplicht, zoals verplichte bestuursdeelname van sociale partners, verplichte solidariteit tussen alle deelnemende regelingen en het zeer beperkte werkterrein van een pensioenfonds. Dergelijke vereisten maken het pensioenfonds niet aantrekkelijk voor buitenlandse werkgevers en werknemers. Andere Europese lidstaten, met name die lidstaten die kapitaalgedekte tweede pijlerpensioenen hebben, kennen in veel mindere mate dergelijke eisen. Een aantal lidstaten heeft de IORP-richtlijn aangegrepen om een pensioenuitvoerder te creëren die expliciet is bedoeld om meerdere, grensoverschrijdende, regelingen uit te voeren. Zo heeft Luxemburg sinds 2005 de SEPCAV en ASSEP en beschikt België sinds 2006 over de OFP, waar ondertussen meerdere multinationals gebruik van maken. In het Verenigd Koninkrijk en in Ierland worden pensioenregelingen veelal in een trust ondergebracht. Sinds de implementatie van de richtlijn kunnen deze trusts ook als een IORP kwalificeren.

Alle lidstaten moeten in hun wetgeving voor kapitaalgedekte pensioenuitvoerders de minimumnormen respecteren. De toezichtregimes verschillen onderling in Europa echter wel. Dit hangt in hoge mate samen met de aard van pensioenregelingen in de diverse lidstaten. De richtlijn laat bovendien veel ruimte voor interpretatie op nationaal niveau door telkens te vereisen dat een aspect op «prudente wijze» wordt ingevuld.

Over het gebruik van het type rechtspersoon voor de IORP door de landen in de Europese Unie is geen generieke uitspraak te doen. Het type rechtspersoon verschilt sterk per land. Zo is de Belgische OFP een compleet nieuw gecreëerde rechtsvorm specifiek voor deze pensioenuitvoerder en is vormgegeven conform het model van een vennootschap. De Duitse Pensionskasse en Pensionsfonds kunnen beide als een Duitse N.V. of een onderlinge maatschappij worden vormgegeven. Ierse en Britse IORPs worden ondergebracht in trusts, die geen eigen rechtspersoonlijkheid bezitten.

Vraag 3

In hoeverre is wet- en regelgeving van andere lidstaten relevant voor de API, bijvoorbeeld het lokale arbeidsrecht?

Antwoord

In de IORP-richtlijn is bepaald dat het lokale sociaal- en arbeidsrecht van toepassing blijft op een pensioenregeling ook als deze in een andere lidstaat wordt ondergebracht. De API zal wanneer zij buitenlandse regeling uitvoert dus rekening moeten houden met de sociale- en arbeidswetgeving uit dat betreffende buitenland.

Vraag 4, 17 en 41

Wat zijn in de visie van de regering voor Nederland de belangrijkste belemmeringen en kansen met betrekking tot de API?

Waarvoor is de API een oplossing in Nederland?

Voor welk probleem is de API op dit moment een oplossing?

Antwoord

Het kabinet ziet de API voor de Nederlandse markt vooral als een mogelijkheid voor bestaande pensioenfondsen om te komen tot schaalvergroting door een gezamenlijke uitvoering en vermindering van bestuurlijke lasten. Dat zal er toe leiden dat de uitvoeringskosten zullen afnemen, hetgeen uiteraard gunstig is voor de deelnemers en de werkgever. Ook voor ondernemingen die nu geen pensioenregeling hebben biedt de API een extra mogelijkheid om toe te treden tot een pensioenfonds zonder zelf de administratieve en bestuurlijke lasten te hebben van het oprichten en besturen van een pensioenfonds. Daarnaast biedt de API (Nederlandse) multinationals de mogelijkheid om hun verschillende pensioenregelingen te consolideren in één fonds, wat de aantrekkingskracht van het Nederlands stelsel voor hen vergroot.

Vraag 5

Kan de regering uiteenzetten onder welk toezichtregime een API of een vergelijkbare internationale pensioenuitvoerder valt? Is dit afhankelijk van het land waar de uitvoerder gevestigd is? Acht de regering indien dit het geval is het reëel om te veronderstellen dat een internationaal opererende pensioenuitvoerder gevestigd zal worden in het land met het minst stringente, of bijvoorbeeld makkelijkst te hanteren, toezichtsregime?

Antwoord

De API is een pensioenfonds en valt onder het toezichtregime van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daarmee vallen ook alle door de API uitgevoerde pensioenregelingen, zowel binnenlandse als buitenlandse regelingen, onder dat regime. Het is wel mogelijk dat sommige prudentiële eisen beschouwd zullen worden als onderdeel van het lokale sociaal en arbeidsrecht. In dat geval zal DNB aan een buitenlandse regeling prudentiële eisen kunnen opleggen die gelden in dat betreffende buitenland, zolang deze eisen verenigbaar zijn met de prudente uitgangspunten uit de IORP-richtlijn.

De overwegingen van internationaal opererende pensioenuitvoerders die ten grondslag liggen aan de keuze voor een bepaalde lidstaat zullen divers zijn. De wijze van inrichting van het toezicht kan daarbij een rol spelen.

De introductie van de API maakt het in ieder geval mogelijk voor bijvoorbeeld multinationals om pensioenregelingen uit verschillende landen geconsolideerd onder te brengen in één pensioenuitvoerder in één land. Daarmee zal de API prikkels kunnen wegnemen voor een mogelijke uitstroom van pensioenfondsen uit Nederland.

Vraag 8

Kan het type rechtspersoon nog verschil uitmaken voor de aantrekkelijkheid van de uitvoerder?

Antwoord

De aantrekkelijkheid van de pensioenuitvoering is primair gelegen in de kwaliteit van de dienstverlening en de prijs die daarvoor moet worden betaald. De rechtsvorm is hierbij niet (direct) relevant, tenzij een uitdrukkelijke voorkeur bestaat voor een governance-model dat voortkomt uit het gebruik van een bepaalde rechtsvorm (in aanvulling op de governance-eisen die voortkomen uit het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen) of gehecht wordt aan herkenbaarheid van een bepaalde rechtsvorm over de grenzen. Werkgever en werknemers kunnen de voorkeur hebben om zelf eigenaar te zijn van een API en de bedrijfsvoering op zich te nemen. Maar zij kunnen prefereren om het eigendom en de bedrijfsvoering van de API aan anderen te laten. Overwogen wordt om – net als bij het huidige pensioenfonds – geen rechtsvormen voor te schrijven. Hoe meer ruimte wordt geboden, hoe groter de kans van een breed aanbod aan pensioenuitvoerders waaruit door werkgever en werknemer gekozen kan worden, dat hen optimaal kan bedienen.

Dit onderwerp zal in de internetconsultatie expliciet aan de orde komen.

Vraag 9

De regering schrijft dat de eisen aan medebestuur en zeggenschap vanuit een deelnemersraad niet verplicht gesteld zullen worden voor de uitvoering van buitenlandse pensioenregelingen. Geldt dit enkel voor pensioenfondsen, die als API zullen fungeren, of voor alle buitenlandse pensioenregelingen, die door een Nederlandse uitvoerder worden uitgevoerd?

Antwoord

De eisen aan bestuur en (mede)zeggenschap zoals voorgesteld in het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen gelden net als de huidige wettelijke bepalingen alleen voor pensioenfondsen en niet voor andere pensioenuitvoerders, zoals de PPI of een verzekeraar. Wanneer een pensioenfonds een buitenlandse regeling uitvoert, kunnen afwijkende regels worden gesteld. Overigens merkt het kabinet op dat het in het bijzonder gaat om de positie van het belanghebbendenorgaan en niet zo zeer om de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad zoals abusievelijk in de brief van 28 juni 2012 is genoemd.

Vraag 10

De regering is voornemens te onderzoeken hoe «ringfencing» het beste kan worden vormgegeven. Geldt dit enkel voor buitenlandse regelingen of kan dit in de toekomst ook gelden voor alle (huidige) pensioenregelingen?

Antwoord

De API is een pensioenfonds dat voor meerdere ondernemingen pensioenregelingen uitvoert, waarbij bestaande solidariteitskringen intact worden gelaten. Daartoe zullen alle regelingen in de API, zowel binnenlands als buitenlands, met een eigen ringfence worden uitgevoerd. Hiermee wordt beoogd tegen te gaan dat de financiële risico’s die voortkomen uit de ene pensioenregeling van invloed zijn op het pensioenvermogen van een andere regeling.

Vraag 11 en 12

Betekent het schrappen van de domeinafbakening dat elk pensioenfonds ook voor elke andere onderneming of sector een pensioenregeling kan uitvoeren?

Betekent het schrappen van de domeinafbakening dat elke onderneming vrij is om te kiezen voor een bepaalde pensioenuitvoerder, ongeacht in welke sector de onderneming actief is? De leden van de VVD-fractie ondersteunen de voorgestelde mate van keuzevrijheid, omdat concurrentie kan leiden tot lagere uitvoeringkosten en daarmee een beter pensioen.

Antwoord

Het schrappen van de domeinafbakening betekent inderdaad dat een pensioenfonds voor iedere onderneming of sector pensioenregelingen kan uitvoeren. Ook betekent het zoals deze leden terecht opmerken dat een onderneming (die niet onder de verplichtstelling valt) vrij is te kiezen voor een bepaalde pensioenuitvoerder, ongeacht in welke sector de onderneming actief is.

Vraag 13

Kan de regering toelichten of er iets is veranderd aan de dispensatieregeling van de verplichtstelling?

Antwoord

Nee, dat is niet het geval. Het Vrijstellings- en Boetebesluit wet Bpf 2000 zal door de introductie van de API niet gewijzigd worden.

Vraag 14

De regering acht de introductie van een afzonderlijke API in de vorm van een nieuwe pensioenuitvoerder niet noodzakelijk. Kan de regering uiteenzetten of er verschil is tussen een pensioenfonds, dat fungeert als API en een API als losse pensioenuitvoerder? De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat indien de regering ervoor kiest om geen afzonderlijke API als pensioenuitvoerder te introduceren, een pensioenfonds, dat fungeert als API, exact dezelfde mogelijkheden toe te kennen als een afzonderlijke API.

Antwoord

In de hoofdlijnennotitie uit december 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 106) heeft het kabinet aangegeven aan welke voorwaarden een API zou moeten voldoen om tegemoet te kunnen komen aan de vraag naar grensoverschrijdende pensioenuitvoering. Kort samengevat zou de API moeten lijken op een pensioenfonds zonder een aantal typisch Nederlandse kenmerken. Die kenmerken die het gebruik van een pensioenfonds in een internationale context beperken werden gezien in de verplichte bestuursdeelname van sociale partners, de onmogelijkheid van ringfencing en de verplichting om voor één bepaalde onderneming te werken.

Zoals gezegd heeft na de recente wijzigingen van de Pensioenwet (PW) en na aanvaarding van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen een pensioenfonds de mogelijkheid om dusdanig vorm te worden gegeven dat hierboven genoemde beperkingen niet langer gelden. Dat betekent dus dat een pensioenfonds dat als API fungeert dezelfde mogelijkheden heeft als de eerder voorgestelde aparte pensioenuitvoerder API.

Vraag 15

Betekent de introductie van een afzonderlijke API dat enkel pensioenfondsen kunnen fungeren als API of kunnen ook andere (financiële) organisaties dit? Welke eisen zijn hieraan verbonden?

Antwoord

Alleen pensioenfondsen kunnen een pensioenfonds zijn dat als API fungeert. Dat laat wel onverlet dat andere organisaties een dergelijk pensioenfonds kunnen oprichten.

Vraag 16

Betekent de introductie van een afzonderlijke API dat het pensioenfonds «nieuwe stijl» de API, maar ook de Multi-OPF vervangt. Of bestaat het pensioenfonds naast de Multi-OPF (Ondernemings PensioenFonds) en bijvoorbeeld de premiepensioeninstelling (PPI)?

Antwoord

Het multi-opf in zijn huidige vorm zal worden vervangen door het pensioenfonds-API. Het pensioenfonds-API komt in hoge mate overeen met de kenmerken van het multi-opf. Alleen de eisen aan het bestuur, bij het multi-opf is dat verplichte deelname van sociale partners uit alle deelnemende regelingen, zullen wijzigen. Bij het pensioenfonds-API wordt het onafhankelijk bestuur mogelijk waarbij sociale partners in een belanghebbendenorgaan per regeling zeggenschap krijgen. Ook zou een pensioenfonds-API kunnen kiezen voor een paritair bestuursmodel. Dan zal echter niet langer worden voorgeschreven dat alle deelnemende regeling per se vertegenwoordigd moeten zijn.

De PPI heeft duidelijk andere kenmerken dan een pensioenfonds-API. Immers de PPI kent , omdat het geen risicodragende regelingen kan uitvoeren, daarop toegesneden solvabiliteits- engovernance-eisen. Dat maakt de PPI een eenvoudiger vehikel dan een pensioenfonds-API. Daar staat tegenover dat de PPI een veel beperkter werkgebied heeft dan een pensioenfonds-API. De regering verwacht dat in de markt aan beide pensioenuitvoerders behoefte bestaat.

Vraag 18

Wat is de noodzaak om de wetgeving tot introductie van een API nu snel vorm te geven?

Antwoord

De reden hiervoor is dat met name multinationals in de afgelopen jaren steeds nadrukkelijker op zoek gaan naar mogelijkheden om hun pensioenregelingen in de diverse landen vanuit één instelling aan te sturen en uit te voeren. Een gebundelde pensioenuitvoering levert niet alleen kostenvoordelen op door gezamenlijke uitvoering van onder andere het vermogensbeheer. Maar ook op bestuurlijk niveau heeft uitvoering door één pensioeninstelling voordelen. In gesprekken met de sector is naar voren gekomen dat multinationals – net als een aantal Nederlandse pensioenfondsen – problemen ondervinden om gekwalificeerde bestuurders te vinden voor alle decentraal georganiseerde regelingen. Als Nederland geen mogelijkheden biedt voor deze gezamenlijke uitvoering van internationale regelingen zullen multinationals mogelijk voor andere landen kiezen.

Ook voor de Nederlandse pensioenmarkt, waarbij in de afgelopen jaren steeds meer met name kleinere ondernemingspensioenfondsen tot liquidatie worden gedwongen, biedt de API alternatieven. Ook hier kunnen aanzienlijke schaalvoordelen behaald worden door een gezamenlijke uitvoering, in het bijzonder op bestuurlijk niveau.

Vraag 19

Deze leden wijzen erop dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel introductie premiepensioeninstelling hebben de CDA- en PvdA-fracties op 30 juni 2010 gevraagd om een evaluatie van de wetgeving na drie jaar. De reden hiervan was dat vooraf lastig ingeschat kan worden of de PPI iets is waarmee gewerkt gaat worden, of de aannames van de regering waar zijn dat dit geen product is voor de Nederlandse markt maar voor Nederlandse spelers in het buitenland en hoe de knip in de opbouw- en de uitkeringsfase gaat uitpakken. De minister van Financiën heeft een evaluatie na drie jaar toegezegd over de ervaringen met de PPI’s, over de ontwikkeling van de Europese markt voor pensioenuitvoering tot op dat moment en over de vraag hoe de Nederlandse PPI daarin staat. Ook zal worden meegenomen hoe grosso modo de verhouding tussen de binnenlandse en buitenlandse markt is. Waarom kan niet met de wetgeving voor de API worden gewacht totdat de Kamer de evaluatie van de PPI heeft ontvangen, en de wetgeving voor governance, het nieuwe FTK en de Europese IORP-richtlijn definitief zijn?

Antwoord

De PPI richt zich niet op dezelfde markt als de API. De PPI kan immers slechts een beperkt deel van de pensioenmarkt bedienen omdat zij alleen DC-regelingen kan uitvoeren. De API kan het volledige pakket uitvoeren en heeft expliciet een internationale én nationale doelstelling. Vanwege die verschillen zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de PPI minder (of niet) relevant voor de vraag of er noodzaak bestaat voor een API.

Het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen is wel van grote relevantie voor de vormgeving van de API. Aanvaarding van dat wetsvoorstel is noodzakelijk voor de totstandkoming van de API. Dat geldt echter niet voor het nieuwe FTK of de herziening van de IORP richtlijn. Dit zijn regels voor het prudentiële toezicht. Deze regels hebben geen invloed op de vormgeving van de API. Bedacht moet worden dat een API een pensioenfonds is. Ieder pensioenfonds, zowel de bestaande als een pensioenfonds dat als API fungeert, moet in staat zijn om aan de prudentiële regels te voldoen.

Vraag 21

In de aangenomen motie Mosterd/ Depla (Kamerstuk 30 413, nr. 68) is de regering verzocht om alles in het werk te stellen om de wezenskenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel – collectieve aanpak, solidariteit en verplichte deelname – te behouden. Hoe verhoudt het voornemen van «ringfencing» in het wetsvoorstel over de API zich tot een solidair stelsel?

Antwoord

Het voornemen van ringfencing brengt geen wijziging in de bestaande solidariteitskringen. Een API kan meerdere regelingen financieel gescheiden van elkaar uitvoeren. Binnen die solidariteitskringen vindt geen verdere ringfencing plaats: de deelnemers aan die solidariteitskring zijn in dezelfde mate onderling solidair als nu het geval is. De introductie van de API verandert niets aan de verplichtstelling. De voorgestelde API laat de bestaande solidariteit dus in tact.

Vraag 22

Hoe verhoudt het voornemen van het schrappen van de domeinafbakening zich tot een solidair en collectief stelsel?

Antwoord

Ook het schrappen van de domeinafbakening brengt geen wijziging in de bestaande solidariteit. Ondernemingen krijgen een extra mogelijkheid voor het onderbrengen van hun pensioenregeling. Maar dat wijzigt niets aan de inhoud en solidariteit van die regeling.

Vraag 23, 24 en 46

Hoe verhoudt het schrappen van de domeinafbakening zich tot de verplichtstelling in Nederland, mede in het licht van bestaande (Europese) jurisprudentie met betrekking tot de verplichtstelling?

Is de regering bereid om voorafgaand aan het wetgevingstraject het voornemen van het schrappen van de domeinafbakening in relatie tot de verplichtstelling aan Europese wet- en regelgeving en jurisprudentie te laten toetsen? Zo nee, waarom niet?

Wat betekent de voorgenomen wetsaanpassing in het bijzonder het wegvallen van de domein- en productafbakening en voor de positie van pensioenfondsen ten opzichte van de verplichtstelling? Kan de regering bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op de invloed van bestaande (Europese) jurisprudentie met betrekking tot de verplichtstelling?

Antwoord

Hierboven kwam al aan de orde dat de introductie van de API niets verandert aan de verplichtstelling. Daarom zal de API niet relevant kunnen zijn voor ondernemingen en werknemers die worden geraakt door een verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds. Evenmin zal een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds zich kunnen omvormen tot een API. Dat betekent dat het schrappen van de domeinafbakening niet voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen geldt. Om die reden acht het kabinet het niet nodig de door deze leden gevraagde toets te laten uitvoeren.

In de hoofdlijnennotitie van 21 december 2007 aan de Tweede Kamer is reeds opgemerkt dat de huidige praktijk van de verplichte deelneming in een pensioenfonds – zoals deze is geregeld in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 – niet zal worden gewijzigd bij de introductie van de API.

Vraag 25

Kan een API reden zijn om op basis van artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit wet Bpf 2000 onder de verplichtstelling in een bedrijfstak uit te komen?

Antwoord

Ondernemingen die aan een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds deelnemen, kunnen onder bepaalde wettelijke voorwaarden vrijstelling krijgen van de verplichtstelling. De voorwaarden van het Vrijstellingsbesluit blijven ongewijzigd. Het enige dat verandert is dat een onderneming die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling een alternatieve mogelijkheid krijgt om zijn eigen pensioenregeling onder te brengen. Naast de bestaande mogelijkheden, een eigen ondernemingspensioenfonds, een PPI of een verzekeraar, komt daar de API bij.

Vraag 26 en 47

Kunnen verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen (bpf’en) ook fungeren als API? Zo ja, hoe wordt er omgegaan met het verbod op «ringfencing», en hoe verhoudt dat zich tot de Europese jurisprudentie ten aanzien van solidariteit en de verplichtstelling?

In hoeverre kan een (verplicht gesteld) bedrijfstakpensioenfonds ook de vorm aannemen van een «pensioenfonds, dat fungeert als een API»? Indien dit mogelijk is, wat betekent dit voor het verbod op «ringfencing» bij dergelijke bedrijfstakpensioenfondsen? Hoe verhoudt die mogelijkheid zich in dat geval tot de Europese jurisprudentie ten aanzien van solidariteit en de verplichtstelling?

Antwoord

Zoals de regering hiervoor heeft aangegeven zal het voorstel tot introductie van de API geen wijzigingen aanbrengen in de verplichtstelling en zal het met de introductie niet mogelijk zijn dat een bedrijfstakpensioenfonds als API fungeert.

Vraag 27, 28, 42 en 43

Wat is – na inwerking treden van de voorgenomen wetsaanpassing – het verschil tussen een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» en een «gewoon» pensioenfonds?

Aan welke voorwaarden en/of vereisten moet een pensioenfonds voldoen om de kwalificatie «pensioenfonds, dat fungeert als een API» te krijgen?

Antwoord

Het voornaamste verschil tussen een pensioenfonds dat als API fungeert en een gewoon pensioenfonds is het aantal regelingen dat het fonds uitvoert. Zodra een pensioenfonds meerdere afzonderlijke (financieel gescheiden) regelingen voor verschillende ondernemingen uitvoert, is het een pensioenfonds geworden dat als API fungeert. Aan de uitvoering van meerdere regelingen voor meerdere ondernemingen zijn een aantal wettelijke voorschriften gekoppeld, zoals het gescheiden houden van vermogens, het instellen van een belanghebbende orgaan per regeling, die niet gelden voor een gewoon pensioenfonds.

Daarnaast gelden er afzonderlijke voorschriften voor een API in geval zij grensoverschrijdende pensioenregelingen uitvoert.

Vraag 29 en 49

Kan de regering bevestigen dat de API geen winstoogmerk heeft en een non-profit instelling is?

In hoeverre wordt een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een commercieel pensioenvehikel? Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling met de bestaande pensioenfondsen als non-profit organisaties? Wat betekent deze ontwikkeling voor het imago van pensioenfondsen bij deelnemers?

Antwoord

Zoals hiervoor is aangegeven, wordt overwogen om de API vrij te laten in de keuze voor een bepaalde rechtsvorm. Dat geldt ook voor de keuze ten aanzien van de doelstelling van de bedrijfsvoering. De reden om niet bij voorbaat bedrijfsmodellen uit te sluiten is om het aanbod in potentie zo breed mogelijk te doen zijn. Zo kan onderling goed worden vergeleken en de beste kwaliteit-prijsverhouding worden gekozen. Niet iedere werkgever of werknemer zal in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van een API op zich te nemen en het daarvoor benodigde operationeel vermogen in te brengen (in een non-profit omgeving). Daarom wordt ook ruimte gelaten aan derden om een API op te zetten. Deze derde zal zich terecht beloond willen zien voor zijn inspanningen en de bedrijfsrisico’s die hij loopt. Vandaar dat een API ook een for-profit-organisatie kan zijn, net als een PPI of verzekeraar.

Zowel in een for-profit en not-for-profit context kunnen zich belangenconflicten in een API voordoen. Wel kunnen de conflicten scherper en explicieter zijn in een for-profitomgeving. Het is daarom van belang om die potentiële belangenconflicten te erkennen, transparant te maken en adequaat te adresseren. Het voorstel ziet daarop toe door de eisen die worden gesteld aan ringfencing, de inrichting van governance en medezeggenschap en zorgplichten.

Het imago van de API hangt uiteindelijk af van de kwaliteit van dienstverlening en is niet direct gerelateerd aan het onderscheid profit – not for profit.

Vraag 30

Is het bij een API mogelijk om sociale partners in het bestuur te hebben of is alleen een onafhankelijk bestuur geschikt voor een API?

Antwoord

Het kabinet is voornemens om alle bestuursmodellen zoals die worden beschreven in het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen toe te staan voor de API. Dat betekent dat ook een bestuur met sociale partners mogelijk is. In tegenstelling tot de bestuurseisen bij een multi-opf zal niet langer worden voorgeschreven dat iedere deelnemende onderneming in de API vertegenwoordigers in het bestuur moet hebben. Het is aan partijen zelf hierover afspraken te maken.

Vraag 31

In welke landen bestaan er defined benefit-regelingen (DB-regelingen), hoeveel zijn dit er ongeveer en hoeveel deelnemers zijn hieraan verbonden?

Antwoord

Volgens het OECD-rapport «Pensions at a glance 2011» hebben binnen de OECD negentien landen met defined benefitregelingen: naast Nederland betreft het België, Oostenrijk, IJsland, Tsjechië, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Luxemburg, Portugal, Slovenië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Japan, Zwitserland, Turkije en de Verenigde Staten. De regering beschikt niet over informatie over de aantallen regelingen en deelnemers in deze regelingen.

Vraag 32

In hoeverre komen deze DB-regelingen overeen met de Nederlandse DB-regeling?

Antwoord

Onder de term «defined benefit» kan een grote diversiteit aan regelingen worden geschaard. De term wordt in Nederland gebruikt om aan te geven dat een toezegging wordt gedaan over een uitkering na pensionering. Daaronder worden ook hybride pensioenregelingen verstaan, dat wil zeggen pensioenregelingen die zowel defined benefit (DB) als defined contribution (DC)elementen in zich dragen, waarbij het defined benefit (DB) element doorgaans dominant is.

DB-regelingen zoals deze zijn vormgegeven in Nederlandse regelingen zijn vrij uniek, aangezien zij voorzien in intergenerationele deling van risico’s. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de mogelijkheid tot het verminderen van pensioenrechten als ultimum remedium om de financiële soliditeit van een pensioenfonds te herstellen. Veel buitenlandse DB-regelingen zijn vormgegeven als (verzekerde) garanties.

Buiten Nederland is een ontwikkeling waarneembaar van DB-regelingen naar DC- en hybride regelingen. Zo zijn in de afgelopen jaren veel DB-fondsen in het Verenigd Koninkrijk gesloten en ook in Scandinavië is, onder druk van een structureel lage rente, een trend naar DC-regelingen. Ook zogenaamde «DC+ regelingen» komen op. Deze regelingen hebben overheersend de kenmerken van een DC-regeling, waarbij uit lokaal sociaal- en arbeidsrecht echter een verplichting volgt tot een minimumbeleggingsgarantie.

Vraag 33

Wat zijn de voor- en nadelen voor een werkgever om voor een API te kiezen in plaats van een verzekeraar?

Antwoord

Deze vraag is niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. De keuze voor een type pensioenregeling en voor welke pensioenuitvoerder is een keuze die werkgever(s) en werknemers gezamenlijk maken. Factoren die een rol spelen zijn de kosten, de samenstelling en omvang van het deelnemersbestand, het risicoprofiel, de risicobereidheid etc. Al deze factoren gezamenlijk bepalen welke keuze in een bepaalde situatie de meest optimale is.

Vraag 34

Wat merkt een werknemer van een API ten opzichte van een regeling bij een verzekeraar of bij een vrijwillig bpf?

Antwoord

Voor een werknemer zal met name de inhoud van de regeling bepalend zijn. Verder is de werknemer gebaat bij een pensioenuitvoerder met een goed vermogensbeheer en goede dienstverlening tegen relatief lage uitvoeringskosten. Of dat een API, verzekeraar of vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds is doet dan weinig ter zake.

Vraag 35, 37–40

Kan regering toelichten waar de acht bestaande PPI’s actief zijn?

Om welke PPI’s gaat het en zijn deze PPI’s in Nederland actief zijn of in het buitenland of in zowel Nederland als het buitenland?

Hoeveel PPI’s zijn er in Nederland opgezet en hoeveel van deze PPI’s zijn opgezet ter werving van buitenlandse fondsen?

Hoeveel Nederlandse aanbieders zijn er voor de Nederlandse markt?

Hoe verhoudt zich dit tot de verwachtingen ten tijde van de invoering van de PPI en de doelstelling van de PPI?

Antwoord

De PPI’s richten zich zowel op de Nederlandse als op buitenlandse ondernemingen Ten tijde van de invoering gaf de regering aan at de PPI een geschikt vehikel zou zijn voor de uitvoering van buitenlandse DC-regelingen en is er tegelijk aangegeven dat de PPI Nederlandse regelingen zou kunnen uitvoeren. In de toelichting op het wetsvoorstel PPI wordt daar ook uitgebreid aandacht geschonken, onder andere in de paragraaf over waarborgen bij uitvoering van Nederlandse regelingen.

De volgende PPI’s hebben een vergunning van DNB: AEGON PPI B.V.; APG – ABN AMRO Pensioeninstelling N.V.; BeFrank PPI N.V.; Brand New Day Premiepensioeninstelling N.V.; Gouda Pensioen Service N.V.; Nationale Nederlanden Premium Pension Institution B.V.; Stichting Premiepensioeninstelling Robeco en Stichting TKP Premiepensioeninstelling.

Vraag 44

Op welke wijze is de regering voornemens om de verschillen tussen die pensioenfondsen, die een nationale regeling uitvoeren en die fondsen, die een buitenlandse regeling uitvoeren, in wet- en regelgeving vast te leggen?

Antwoord

Een API is een pensioenfonds dat meerdere ondernemingen regelingen uitvoert. Zij kan zowel Nederlandse als buitenlandse regelingen uitvoeren in één pensioenfonds. Het FTK is daarbij voor Nederlandse regelingen onverkort van toepassing. In dat opzicht is er geen verschil tussen een pensioenfonds dat voor één onderneming een regeling uitvoert en een pensioenfonds dat voor meerdere ondernemingen regeling uitvoert (de API dus).

Wel zal in het FTK een aparte paragraaf worden gewijd aan de wijze waarop het prudentieel toezicht op buitenlandse regelingen vorm krijgt.

Vraag 45

In hoeverre is de komst van een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een bedreiging voor verzekeraars?

Antwoord

Het kabinet meent dat de introductie van de API verzekeraars kansen biedt, omdat ook zij een API kunnen oprichten, net zoals dat gebeurd is met de PPI. Het is hierbij van belang om in het oog te houden dat de pensioenuitvoering uiteindelijk in belang is van werkgever en werknemer en dat het zaak is omstandigheden te creëren waarin een optimale prijs-kwaliteitverhouding kan worden gerealiseerd. Het is daarbij van ondergeschikt belang welke instantie de pensioenuitvoering verzorgt

Vraag 48

Wat betekent het afschaffen van de domein- en productafbakening van pensioenfondsen voor de voorgenomen herziening van de Pensioenfondsenrichtlijn (IORP) en de discussie rondom het al dan niet toepassen van bepaalde regels uit het kader van de Solvency II richtlijn?

Antwoord

De beoogde afschaffing van de domein- en productafbakening heeft geen invloed op het toezicht op de pensioenregelingen die bij pensioenfondsen en verzekeraars worden ondergebracht. Daarom heeft deze beoogde wijziging ook geen betekenis voor de voorgenomen herziening van de IORP richtlijn of het toepassen van Solvency II.

Vraag 50 en 51

In hoeverre kan een «pensioenfonds, dat fungeert als een API» een verplicht gestelde pensioenregeling uitvoeren?

Indien een «pensioenfonds, dat fungeert als een API», ook verplicht gestelde pensioenregelingen zou mogen uitvoeren, wat betekent dat voor het bestaande «level playing field»?

Antwoord

Momenteel bestaan verplichtgestelde regelingen alleen op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB). Het zal niet mogelijk worden om een verplichtgestelde beroepspensioenregeling bij een API onder te brengen.

De verplichtstelling op grond van de wet Bpf 2000 is een verplichtstelling aan een fonds. Hiervoor is al aangeven dat geen verplichtstelling zal worden gegeven aan een pensioenfonds dat als API fungeert.

Vraag 52 en 53

Indien een «pensioenfonds, dat fungeert als een API», geen verplicht gestelde pensioenregelingen zou mogen uitvoeren, wat betekent dat voor de ontwikkeling van «witte vlekken» in de pensioenopbouw?

In hoeverre leidt de voorgestelde inrichting tot nieuwe «witte vlekken» in de pensioenopbouw? Is de regering voornemens om dit te ondervangen? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord

Aangezien de verplichtstelling in zijn huidige vorm en omvang blijft bestaan, ziet de regering geen reden waarom de introductie van een pensioenfonds dat fungeert als een API gevolgen heeft voor de ontwikkeling van «witte vlekken» in relatie tot de verplichtstelling.

Vraag 54

Wat zijn de mogelijkheden om een API zo in te richten dat ook een pensioenfonds als verenigingsvorm zou kunnen deelnemen?

Antwoord

Het gebruik van een (coöperatieve) vereniging ligt niet voor de hand, onder meer omdat in deze rechtsvorm bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de rechtspersoon. Bovendien gelden er voor de (coöperatieve) verenigingen beperkingen aan activiteiten die ze mogen ontplooien. Een van die beperkingen is dat zij geen verzekeringsovereenkomsten mogen uitvoeren. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat bij de betreffende API pensioenregelingen ter uitvoering zullen worden aangeboden die als verzekeringsovereenkomsten in de zin van het Burgerlijk Wetboek kwalificeren, terwijl deze rechtsvormen daartoe niet zijn gerechtigd.

Naar boven