32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2012

Tijdens het algemeen overleg over pensioenonderwerpen op 29 februari jl. (Kamerstuk 32 043, nr. 104) besprak de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het rapport van de Nederlandsche Bank (DNB) over de beleggingsresultaten van de pensioenfondsen in de periode 2000–20101. Dit rapport, dat is opgesteld naar aanleiding van de motie Van den Besselaar c.s.2, geeft inzicht in de beleggingsresultaten van de pensioenfondsen, in relatie tot door hen zelf gekozen benchmarks. In het rapport plaatst DNB de kanttekening dat de onderzoekers relatief weinig inzicht hadden in de exacte samenstelling van de door pensioenfondsen gehanteerde benchmarks.

Leden van de vaste commissie waren van mening dat DNB inzicht dient te hebben in de benchmarks die de pensioenfondsen toepassen om de uitvoering van hun beleggingsbeleid te beoordelen. Naar aanleiding hiervan heb ik toegezegd u te informeren over de visie van DNB op de benchmarks die de pensioenfondsen hanteren. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Desgevraagd heeft DNB mij medegedeeld dat voor de toezichtfunctie op dit moment voldoende inzicht bestaat in de benchmarks van de pensioenfondsen. Met ingang van 2012 zijn de rapportages over beleggingsrendementen aangepast. De pensioenfondsen rapporteren vanaf dit jaar aan DNB per kwartaal het totaal rendement van het fonds, de rendementen van zeven verschillende beleggingscategorieën en het benchmarkrendement per categorie.

De rendementen van de pensioenfondsen zijn hierdoor beter te vergelijken, zowel onderling als ten opzichte van hun benchmark. Mocht er nu of in de toekomst behoefte zijn aan aanvullende informatie over de benchmarkrendementen, dan ziet DNB binnen de huidige wetgeving voldoende ruimte deze informatie bij de pensioenfondsen op te vragen.

Overigens zijn de benchmarkrendementen slechts een onderdeel van het reguliere toezicht op het beleggingsbeleid. DNB kan aanvullende informatie ontlenen aan de actuariële en bedrijfstechnische nota’s, waarin de pensioenfondsen hun beleggingsbeginselen hebben vastgesteld. Als het feitelijke rendement vaker dan incidenteel afwijkt ten opzichte van andere fondsen, dan wel ten opzichte van de zelf gekozen benchmark, dan vraagt DNB het fonds om een toelichting, zo nodig ook over de gehanteerde benchmarks. De toelichting kan aanleiding zijn voor een diepgravend beleggingsonderzoek bij het fonds.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2011–2012, 32 043, nr. 73.

X Noot
2

Kamerstukken II 2010–2011, 32 043, nr. 37.

Naar boven