Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2011
Op 22 maart jl. is de motie Van Vliet aangenomen.1 Deze motie verzoekt de regering alle financiële bonussen die vanaf 2008 zijn uitgekeerd bij de staatsgesteunde ondernemingen
ASR Verzekeringen, ING, SNS Reaal en AEGON, eenmalig 100% te belasten, of de uitgekeerde bonussen in mindering te brengen
op de vennootschapsbelasting.
In de afgelopen periode is onderzocht hoe de motie kan worden uitgevoerd. Tijdens deze analyse is het duidelijk geworden dat
uitvoering van de motie op juridische problemen stuit. Het voornaamste bezwaar tegen een fiscale maatregel met terugwerkende
kracht is het gebrek aan kenbaarheid. De Raad van State heeft aangegeven dat geen terugwerkende kracht kan worden toegekend
aan maatregelen die voor de belastingplichtige vóór het tijdstip waarop het regime zal gaan gelden niet of niet voldoende
kenbaar zijn.2 Op verzoek van de Staten Generaal is een kader opgesteld over de rol van terugwerkende kracht binnen de fiscaliteit. Dit
kader heeft de huidige minister van Financiën, in zijn toenmalige functie als staatssecretaris van Financiën, bevestigd.3 Dit kader komt er op neer dat verzwaring van de belastingheffing met terugwerkende kracht in uitzonderlijke gevallen zal
worden toegepast en zich niet kan uitstrekken over de periode voordat de regeling kenbaar is.
De motie Van Vliet heeft de regering geprikkeld om op zoek te gaan naar alternatieve maatregelen die de bedoelingen achter
de motie recht doen. Het kan namelijk niet zo zijn dat wanneer een financiële onderneming steun ontvangt, met het oog op de
financiële stabiliteit, deze vervolgens bonussen gaat uitkeren aan haar bestuurders. Deze zoektocht heeft geresulteerd in
twee maatregelen die enerzijds zien op het tegengaan van bonussen bij staatsgesteunde financiële ondernemingen, en anderzijds
in het algemeen zien op het maximeren van bonussen bij banken.
De eerste maatregel is op 6 oktober jl. tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen aangekondigd. Het betreft een bonusverbod
voor bestuurders bij staatsgesteunde financiële ondernemingen. Deze aankondiging zag enkel op eventueel nieuwe steungevallen.
Maar, de voorgestelde maatregel gaat verder. Hij zal ook zien op financiële ondernemingen die op dit moment steun ontvangen.
Hiermee heeft de maatregel, net als de motie Van Vliet, als resultaat dat bonussen tot € 0 worden gereduceerd.
De tweede maatregel betreft een fiscale maatregel, zoals de motie Van Vliet verzocht. Deze maatregel is opgenomen in de eerder
aangekondigde bankenbelasting. Daarbij is gebruik gemaakt van de norm uit de Code Banken, die voorschrijft dat een variabele
beloning van een bestuurder niet meer dan 100% van de vaste beloning mag bedragen. Wij hechten er sterk aan dat deze norm
niet wordt overschreden. In de bankenbelasting is hierom vastgelegd dat wanneer een bestuurder de norm overschrijdt, de bank
een hoger tarief verschuldigd is en dus een hogere bankenbelasting zal moeten betalen. Deze fiscale maatregel geldt voor alle
belastingplichtige banken, en ziet dus niet uitsluitend op staatsgesteunde banken.
Het wetsvoorstel met het bonusverbod bij staatsgesteunde financiële ondernemingen wordt gelijktijdig met deze brief aan u
aangeboden. Tijdens de eerdergenoemde Algemene Financiële Beschouwingen is aangekondigd dat wij er naar streven dat de bankenbelasting
nog in het vierde kwartaal, en bij voorkeur vóór de stemmingen over het Belastingplan 2012, bij uw Kamer wordt ingediend.
Wij hopen met deze twee maatregelen voldoende recht te doen aan de strekking van de motie Van Vliet.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager
De staatsecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers