Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2022
Hierbij informeer ik uw Kamer over de wijze van uitvoering van de motie van het lid
Alkaya1 en de toezegging2 met betrekking tot het bij het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
pleiten voor structurele betrokkenheid van de koepelorganisatie van verkeersvliegers
bij de certificering van vliegtuigen.
Naar aanleiding van de genoemde motie over grotere betrokkenheid van de European Cockpit
Association (ECA) bij het (her)certificatieproces van vliegtuigtypes door het Europees
Agentschap voor de Veiligheid in de Luchtvaart (EASA), is er overleg gevoerd met de
Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers en de ECA. Deze beide organisaties hebben
tijdens het overleg, later schriftelijk aangevuld, hun visie gegeven over hoe deze
motie verder ingevuld zou kunnen worden.
Vervolgens zijn er met EASA diverse overleggen op meerdere niveaus gevoerd om vanuit
Nederland te pleiten om in de toekomst, in lijn met de manier waarop de koepelorganisatie
van verkeersvliegers, de ECA, betrokken is geweest bij de her-certificering van de
Boeing 737MAX, die organisatie ook structureel te betrekken bij certificeringsprojecten
van nieuwe vliegtuigtypes.
Op 15 december 2021 is een brief aan de uitvoerend directeur van EASA gestuurd, waarin
nogmaals uitgebreid gepleit is voor deze betrokkenheid van de koepelorganisatie van
verkeersvliegers. Op 14 januari 2022 heeft EASA schriftelijk gereageerd.
EASA geeft in zijn antwoord aan dat de rol van de European Cockpit Association (ECA)
in het geval van de Boeing 737MAX behulpzaam is geweest bij het ondersteunen van het
Agentschap en bij het bepalen van de adequate opleidingsvereisten, samen met alle
andere betrokken belanghebbenden.
Tevens geeft EASA aan dat de rol van de ECA in feite al veel breder is, aangezien
de ECA permanent vertegenwoordigd is in de adviesorganen van EASA en daarmee in een
positie is om EASA te adviseren over alle beleidsontwikkelingen, gebaseerd op hun
expertise op het gebied van opleiding en training van piloten en van de uitvoering
van de luchtvaartoperatie.
EASA heeft de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de opleiding van piloten,
als een van de pijlers van luchtvaartveiligheid. Daartoe zijn in de Europese regelgeving
vanaf 2014 vereisten inzake operationele geschiktheidsgegevens (Operational Suitability
Data, OSD) geïmplementeerd. Bij het uitvoeren van operationele evaluaties voor de
goedkeuring van de operationele geschiktheidsgegevens voor cockpitbemanningen maakt
EASA reeds gebruik van zowel interne experts (piloten) met de nodige operationele
ervaring, als van externe piloten. Dit zijn doorgaans piloten die in dienst zijn bij
de nationale luchtvaartautoriteiten en die daadwerkelijk bij Europese luchtvaartmaatschappijen
vliegen voor het onderhouden van hun vliegvaardigheid. Daarnaast wordt in specifieke
gevallen gebruik gemaakt van piloten die rechtstreeks door luchtvaartmaatschappijen
ter beschikking worden gesteld.
EASA waardeert het pleidooi van Nederland om een systematische betrokkenheid van piloten
bij het certificeringsproces te bevorderen en vindt dit in lijn met de doelstellingen
van het Agentschap. Aan de betrokkenheid van operationele piloten bij de evaluatie
van opleidingseisen voor nieuwe vliegtuigen of vliegtuigvarianten wordt echter al
voldaan in de werkwijze van EASA, waarbij EASA voldoende mogelijkheden heeft om lijnpiloten
te betrekken bij de evaluaties die zijn ingebed in het certificeringsproces.
EASA is van mening dat het formeel en systematisch gebruik van de ECA, of enige andere
individuele belanghebbende, als leverancier van deze vliegers een onevenwichtigheid
zou creëren in het gelijke speelveld dat EASA moet handhaven. Tevens zou dit kunnen
leiden tot de introductie van te sterke beïnvloeding door belanghebbenden, beïnvloeding
die uiteraard buiten de technische evaluaties gehouden moet worden.
EASA geeft aan dat het de voortdurende betrokkenheid van de ECA, samen met de andere
belanghebbenden van het Agentschap, blijft waarderen bij het ondersteunen van strategische
en technische beslissingen via de adviesorganen en via de directe contacten en de
coördinatie die het Agentschap heeft met de ECA, waarvan de enorme technische expertise
zeer wordt gewaardeerd door EASA.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers