31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 836 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2021

In deze brief ga ik in op het verzoek van de Commissie voor Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 december 2020 om reactie te geven op een brief van de heer Van T. met als onderwerp «Reactie m.b.t. inspraakprocedure voor de herziening van het luchtruim» d.d. 7 december 2020. Allereerst bedank ik u dat u mij de gelegenheid geeft te reageren. Met de heer Van T. is gedurende de betreffende inspraakprocedure op verschillende momenten contact geweest. Ook heeft er een telefonisch overleg met hem plaatsgevonden, waarvan u in bijlage 1 de verslaglegging aantreft1.

In het najaar van 2019 heeft de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het milieueffectrapport (plan-MER) voor de luchtruimherziening ter inzage gelegen. De heer Van T. heeft tijdens deze terinzagelegging een zienswijze ingediend. In december 2019 heeft de heer Van T., evenals alle andere indieners van een zienswijze, een inhoudelijke reactie op zijn zienswijze ontvangen. In deze inhoudelijke reactie werd per punt uit de zienswijze verwezen naar een onderwerp in de Nota van Antwoord. Helaas bleek later dat in een aantal gevallen die verwijzing niet correct was. In een rectificatiebericht in januari 2020 zijn alle indieners van een zienswijze geïnformeerd dat deze verwijzingen mogelijk niet correct waren. Enige tijd later zijn de juiste verwijzingen alsnog naar alle indieners verstuurd.

De heer Van T. heeft zowel op de inhoudelijke reactie van december 2019 als op de rectificatie van januari 2020 gereageerd. In deze reactie geeft de heer Van T. aan, na het bekijken van de antwoorden in de Nota van Antwoord, dat zijns inziens een aantal punten uit zijn zienswijze niet beantwoord worden. De heer Van T. is van mening dat de Nota van Antwoord op die punten inhoudelijk aangepast en opnieuw gepubliceerd moet worden. In Bijlage 1 treft u de punten aan uit de zienswijze van de heer Van T. en de reacties die daarop gerubriceerd zijn gegeven in de Nota van Antwoord.

Ik constateer dat eind 2019 in een aantal gevallen verkeerde verwijzingen van individuele zienswijzen naar de Nota van Antwoord zijn gegeven en dat ook na die correctie de indiener van mening is dat beantwoording onvoldoende is. Dit heb ik ook in een reactie aan de heer Van T. laten weten. In diezelfde reactie heb ik de wijze van beantwoording toegelicht en dat zal ik hierbij ook aan u doen. Er is voor gekozen om niet afzonderlijk op alle vragen/voorstellen/meningen uit zienswijzen in te gaan (er zijn in totaal 180 zienswijzen ontvangen met daarin 1.276 vragen/voorstellen/meningen) maar de Nota van Antwoord in te delen naar verschillende thema’s met kernvragen. Vele vragen/voorstellen/meningen betreffen immers dezelfde onderwerpen. Dit betekent dat vragen/voorstellen/meningen die inhoudelijk hetzelfde onderwerp betreffen gebundeld en gezamenlijk beantwoord zijn. Dit is een gebruikelijke en beproefde aanpak bij zienswijzenprocedures waarbij grote aantallen zienswijzen worden ingediend. Ik ben van mening dat wij op deze manier naar behoren en met zorgvuldigheid inhoudelijk op alle zienswijzen hebben gereageerd. Ik zie dan ook geen aanleiding de reeds vastgestelde Nota van Antwoord aan te passen.

Het is niet ongebruikelijk dat na het verschijnen van een Nota van Antwoord bij indieners van een zienswijze behoefte is aan vervolgvragen en/of nadere verduidelijking. Bij het toezenden van de reactiebrieven aan de indieners van een zienswijze wordt ook aangegeven om bij vragen vooral contact te zoeken. De door de heer Van T. geuite onvrede over zowel de wijze van beantwoording als de inhoudelijke beantwoording zelf, heeft dan ook geleid tot meerdere schriftelijke en telefonische contactmomenten. Het is immers belangrijk om de inzichten die uit dergelijk contact tot stand komen mee te nemen in het vervolgproces. Voorgaande heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat in de ontwerp-Voorkeursbeslissing expliciet wordt stilgestaan bij de ordening in prioriteit van het ontzien van gebieden zoals Natura-2000 en aangewezen stiltegebieden.

Participatie is een doorlopende activiteit en het programma Luchtruimherziening kent een aanpak waarbij contact met betrokkenen zich niet beperkt tot alleen formele documenten zoals een Nota van Antwoord. De herziening van het luchtruim is van betekenis voor vele partijen, niet alleen in de lucht maar ook op de grond. Daarom is besloten de omgeving vanaf de start gericht en actief bij het programma te betrekken door relevante stakeholders te betrekken, wensen en belangen bij hen te inventariseren en open en helder te communiceren gedurende het hele proces.

Tot slot wil ik benadrukken dat de terinzagelegging van de NRD de eerste stap was in de plan-MER procedure voor de luchtruimherziening. De procedure is daarmee nog niet afgerond. Op vrijdag 15 januari jl. is de tweede stap gezet, namelijk de terinzagelegging van de ontwerp-Voorkeursbeslissing en het plan-MER zelf. Ook nu heeft eenieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De werkwijze van het opstellen van de Nota van Antwoord zal hetzelfde zijn als de werkwijze voor het opstellen van de Nota van Antwoord op de NRD, zoals hierboven is toegelicht. Uiteraard zal extra scherp worden gelet op zorgvuldige verwijzingen. De terinzagelegging loopt tot en met donderdag 25 februari. De heer Van T. is per e-mail geïnformeerd over de start van de terinzagelegging.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven