31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 642 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2019

Tijdens het VAO vliegveiligheid van 21 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 81, item 20) heeft het lid Van Raan een motie1, met het verzoek aan de regering om het Faunabeheerplan Flevoland 2019–2023 ongeldig te verklaren, aangehouden. De achtergrond van de motie is dat de provincie Flevoland krachtens het Faunabeheerplan Flevoland 2019–2023 verjaging van vogels noodzakelijk zou achten voor de vliegveiligheid en dat dit strijdig zou zijn met de conclusie van het MER Lelystad Airport dat dit niet noodzakelijk is. In het VAO heb ik toegezegd hierop schriftelijk te reageren.

In het Faunabeheerplan Flevoland 2019–2023 wordt verjaging ten behoeve van de vliegveiligheid niet noodzakelijk geacht. In mijn brief van 17 april 20192, waarin ik vragen beantwoord van de vaste Kamercommissie voor IenW naar aanleiding van het Rondetafelgesprek Vliegveiligheid en vogelaanvaringen van 27 maart 2019, heb dit reeds aangegeven. Het Faunabeheerplan biedt een basis voor het kunnen verlenen van een ontheffing voor het verjagen van vogels buiten de hekken van de luchthaven. Dit is uit voorzorg, voor het geval zich in de toekomst een onvoorziene situatie voordoet waarbij verjaging in de aan- en uitvliegpaden in de directe omgeving nodig blijkt.

Mijn conclusie is dat er wat betreft het verjagen van vogels ten behoeve van de vliegveiligheid in de omgeving van Lelystad Airport, geen tegenstrijdigheid is tussen het MER Lelystad Airport en het Faunabeheerplan Flevoland 2019–2022.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 29 665, nr. 363 (op verzoek van de heer Van Raan is de motie aangehouden)

X Noot
2

Kamerstuk 31 936, nr. 588

Naar boven