Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2019
Op 23 april 2018 heb ik uw kamer geïnformeerd over de voorgenomen aanpassing van het
besluit slotallocatie1. Hierbij informeer ik u over de laatste stand van zaken ten aanzien van het proces
van het wijzigingsbesluit en de maatregelen die ik voornemens ben om te nemen om de
handhavingsmogelijkheden tegen slotmisbruik te verbeteren.
Een luchthaven die te maken heeft met schaarse capaciteit kan worden aangewezen als
gecoördineerde luchthaven. Op een gecoördineerde luchthaven heeft een luchtvaartmaatschappij
een slot nodig om te kunnen landen en opstijgen op die luchthaven. Door de toegenomen
schaarste op de luchthaven Schiphol neemt de kans op slotmisbruik toe. Vormen van
slotmisbruik zijn het vliegen zonder slot, het niet gebruiken van een toegewezen slot
en het op wezenlijk andere tijden en wijze gebruiken van een toegewezen slot.
Ik vind het belangrijk dat slots op een juiste manier worden gebruikt. Daarbij is
het van belang dat iedere luchtvaartmaatschappij zich aan de spelregels houdt. Die
spelregels volgen voornamelijk uit de Europese Slotverordening en komen er kort samengevat
op neer dat luchtvaartmaatschappijen slots moeten hebben om op een gecoördineerde
luchthaven te vliegen. Dat is nodig omdat de vraag groter is dan de beschikbare capaciteit.
Luchtvaartmaatschappijen worden verder geacht de slots te gebruiken zoals ze deze
toegewezen hebben gekregen en alleen slots aan te vragen voor vluchten die ze voornemens
zijn om uit te voeren.
De slotcoördinator, Airport Coordination Netherlands (ACNL), ziet erop toe dat de
toegewezen slots op de juiste manier worden gebruikt. Dat doen ze op dit moment hoofdzakelijk
om te bepalen op welke slotreeksen luchtvaartmaatschappijen na afloop van een seizoen
opnieuw aanspraak kunnen maken; de zogenaamde historische rechten. De Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) is de verantwoordelijke instantie om te handhaven op slotmisbruik.
Op grond van de Wet luchtvaart kan de ILT sanctioneren met een last onder dwangsom
(een herstelsanctie). Alhoewel de luchthavenexploitant niet primair verantwoordelijk
is voor de naleving van de (verstrekte) slots beschikt de luchthavenexploitant wel
over privaatrechtelijke instrumenten om in te grijpen. Schiphol kan bijvoorbeeld bij
de (civiele) rechter afdwingen dat onrechtmatig gebruik van de luchthaveninfrastructuur
stopt.
Om de handhavingsmogelijkheden tegen slotmisbruik te verbeteren wordt het artikel
in het Besluit slotallocatie dat betrekking heeft op vormen van slotmisbruik aangepast.
Daarin zal ik expliciet opnemen dat het verboden is om (op een gecoördineerde luchthaven)
te vliegen zonder slot en dat het verboden is om een toegewezen slot met opzet niet
te gebruiken. Deze twee aanvullingen worden verwerkt in de – reeds lopende – aanpassing
van het Besluit slotallocatie. De volgende stap in het proces is advisering door de
Raad van State. Dit wijzigingsbesluit zal naar verwachting in de tweede helft van
dit jaar in werking treden.
Ten tweede ga ik in overleg met de ILT en ACNL voor een nadere concretisering zorgen
van enkele open normen die volgen uit de Slotverordening. Daarbij kan gedacht worden
aan de vraag wat moet worden aangemerkt als «aanzienlijk verschil» als het aankomt
op slottijdstippen. Dat wordt gedaan door onafhankelijk advies in te winnen, waarbij
ook naar de interpretatie van deze normen bij andere gecoördineerde luchthavens wordt
gekeken. Dat traject zal voor de zomer starten. De nadere uitwerking van de open normen
– in beleidsregels – zal in de tweede helft van dit jaar plaatsvinden. Alle overige
relevante stakeholders, waaronder de luchthavenexploitanten en luchtvaartmaatschappijen,
zullen vanzelfsprekend ook betrokken worden bij dit traject.
Tot slot ben ik voornemens om het handhavingsinstrumentarium van de ILT uit te breiden
met een bestuurlijke boete zodat de ILT op bepaalde vormen van slotmisbruik, zoals
het vliegen zonder slot op een gecoördineerde luchthaven, effectiever en sneller kan
handhaven. Hiervoor wordt een wetsvoorstel voorbereid dat naar verwachting rond de
zomer wordt geconsulteerd. Het wetsvoorstel zal conform het reguliere wetgevingsproces
in de tweede helft van dit jaar naar uw Kamer worden verzonden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga