nr. 71
MOTIE VAN HET LID CRAMER
Voorgesteld 29 oktober 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat bij verkrijging van ondernemingsvermogen als gevolg van
een nalatenschap het op basis van de bedrijfsopvolgingsregeling voorwaardelijk
vrij te stellen gedeelte van dat vermogen wordt berekend over de waarde van
het ondernemingsvermogen zonder aftrek van de met de verkrijging samenhangende
overbedelingsschulden aan de andere erfgenamen;
overwegende, dat bij die andere erfgenamen het met het ondernemingsvermogen
samenhangende deel van hun onderbedelingsvorderingen normaal onderworpen is
aan de heffing van erfbelasting, behoudens een faciliteit voor rentedragend
uitstel;
overwegende, dat in die situatie de bedrijfsopvolgingsregeling in onvoldoende
mate uitwerkt overeenkomstig haar ratio, te weten het bevorderen van de continuïteit
van ondernemingen, doordat het «indirecte» aandeel van de andere
erfgenamen in het ondernemingsvermogen niet onder de regeling valt en de erfgenaam
die het ondernemingsvermogen verkrijgt, een te hoge voorwaardelijke vrijstelling
krijgt;
overwegende, dat het voorgaande zich in het bijzonder voordoet in de «standaard»-situatie
dat een partner overlijdt met achterlating van de andere partner en kinderen
en de langstlevende partner krachtens, al dan niet wettelijke, verdeling het
ondernemingsvermogen verkrijgt;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om in de genoemde
situatie de voorwaardelijke vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling
te verlenen op het niveau van de nalatenschap, waarbij de andere erfgenamen
ook voor hun deel van de onderbedelingsvorderingen dat samenhangt met het
ondernemingsvermogen in de faciliteit delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Cramer