31 865 Verbetering verantwoording en begroting

Nr. 40 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2012

Op 14 maart jl. heeft u de Algemene Rekenkamer het verzoek gedaan een advies uit te brengen over de voorgestelde nieuwe structuur van hoofdstuk XII van de rijksbegroting, Infrastructuur en Milieu (IenM).1 Naar uw oordeel zouden de voorgestelde wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor het budgetrecht van de Tweede Kamer. Uw vraag is hoe de voornemens zich verhouden tot het niveau waarop de Tweede Kamer de uitgaven wil, of zou moeten kunnen, autoriseren en amenderen en of het aggregatieniveau van de begrotingsinformatie volgens de voorgestelde structuur niet te hoog is.

Wij voldoen graag aan uw verzoek. Daarbij zijn wij uitgegaan van de stand van zaken zoals die gepresenteerd is in de brieven van 30 januari en 3 april 2012 van de minister van IenM aan de Tweede Kamer.2 Daarnaast hebben we de uitgangspunten van «Verantwoord begroten» in het advies betrokken. De afgelopen maanden zijn deze uitganspunten in diverse kabinetsstukken3 ontwikkeld en uiteindelijk in de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) 2012 vastgelegd.4 We zijn nagegaan in hoeverre de voorstellen van IenM overeenstemmen met de uitgangspunten van «Verantwoord begroten». In deze brief lichten we toe dat in een aantal gevallen juist de samenloop tussen de herziening van de begrotingsstructuur van IenM en de toepassing van «Verantwoord begroten» een aandachtspunt is.

Een afschrift van deze brief hebben wij heden verzonden aan de minister van IenM. Eerder hebben wij haar in staat gesteld te reageren op een conceptversie van deze brief. Haar reactie is opgenomen aan het einde van deze brief en staat op www.rekenkamer.nl.

Informatie over algemene doelen en ministeriële verantwoordelijkheid

De brief van de minister van IenM van 3 april 2012 bevat – naast de antwoorden op 34 eerder gestelde Kamervragen over de nieuwe begrotingsstructuur van IenM en de consequenties van het doorvoeren van «Verantwoord begroten» – drie bijlagen:

  • een overzicht van de nieuwe artikelindeling van de begroting van IenM met daarbij per artikel de geraamde uitgaven voor de verschillende soorten financiële instrumenten;

  • een overzicht van de indicatoren en kengetallen behorend bij de ontwerpbegroting 2012 van IenM, nu geordend volgens de nieuwe artikelindeling;

  • een conversietabel die de geraamde uitgaven volgens de oude en de nieuwe artikelindeling toont.

Wij achten het niet goed mogelijk op basis van met name de stukken van 3 april 2012 een alomvattend advies te geven over het effect dat toepassing van de uitgangspunten van «Verantwoord begroten» op de ontwerpbegroting 2013 van IenM heeft. Dit voorbehoud geldt in het bijzonder voor de consequenties voor de niet-financiële beleidsinformatie in de ontwerpbegroting 2013. De brief van 3 april 2012 geeft namelijk geen informatie over de algemene doelstelling en de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de nieuwe beleidsartikelen. Hierdoor valt – zowel voor de Tweede Kamer als voor ons – op dit moment nog niet te beoordelen welke indicatoren en/of kengetallen in de ontwerpbegroting 2013 per beleidsartikel opgenomen zouden moeten worden.

Wij adviseren de Tweede Kamer, de minister van IenM te vragen u zo spoedig mogelijk te informeren over de voorgenomen formulering van de algemene doelstelling en de ministeriële verantwoordelijkheid per beleidsartikel, zodat het mogelijk wordt gemaakt dat de Tweede Kamer op korte termijn zinvol overleg kan voeren met de minister van IenM over de nieuwe artikelstructuur en de consequenties van «Verantwoord begroten» voor de ontwerpbegroting 2013 van IenM.

Inhoudelijk verschillende beleidsterreinen onder één artikel

De voorgestelde nieuwe begrotingsstructuur leidt er in een aantal gevallen toe dat inhoudelijk sterk verschillende beleidsterreinen onder één begrotingsartikel vallen. Zo wordt voorgesteld om het klimaatbeleid, het beleid voor luchtkwaliteit en het beleid tegen geluidhinder samen onder te brengen in het nieuwe artikel 6 (klimaat, lucht en geluid). Een algemeen doel voor dit artikel zal niet anders dan in zeer algemene termen gesteld kunnen zijn. Voor het klimaat, de luchtkwaliteit en de geluidhinder zullen in de begroting geen afzonderlijke doelen meer gesteld worden. Dit komt ook doordat in de RBV 2012 de operationele doelen zijn komen te vervallen (zie kader).5

De RBV 2012 stelt: «De financiële instrumenten in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» kunnen, indien dit de inzichtelijkheid vergroot, worden onderverdeeld naar artikelonderdeel. In de toelichting op de instrumenten wordt deze onderverdeling dan aangehouden. Deze artikelonderdelen worden verder niet toegelicht met beleidsinformatie en/of indicatoren. De beleidsmatige toelichting gebeurt op het niveau van de algemene doelstelling en op het niveau van de financiële instrumenten.» (Lid 6 van de Algemene Toelichting bij model 1.33).

Een minister heeft nog wel de mogelijkheid om de financiële instrumenten onder een beleidsartikel thematisch te clusteren, maar zo’n presentatie leidt niet tot het opnemen van doelen, indicatoren en/of kengetallen per cluster, noch wordt over de clusters separaat gerapporteerd of verantwoord.6 Als een minister de samenhang tussen verschillende financiële instrumenten wil benadrukken, zo is de gedachte, dan kan dat tot uitdrukking worden gebracht door ze in een afzonderlijk beleidsartikel onder te brengen.

We vrezen dat het onder één artikel brengen van inhoudelijk sterk verschillende beleidsterreinen, in combinatie met het niet langer hanteren van operationele doelen, ongelukkig zal uitpakken voor de informatieve waarde van de begroting van IenM. Voor de Tweede Kamer wordt het lastiger de minister te controleren en te amenderen op afzonderlijke beleidsterreinen als klimaat of luchtkwaliteit. Het lijkt ons bovendien dat de keuze voor zinvolle indicatoren of kengetallen voor – bijvoorbeeld – het klimaatbeleid aanzienlijk wordt bemoeilijkt, wanneer zowel het specifieke algemene doel als het operationele doel als richtpunt verdwijnt. Voor de minister zelf is het ook minder eenvoudig voor afzonderlijke beleidsterreinen helder aan te geven wat de ambities zijn en daarover verantwoording af te leggen.

We adviseren de Tweede Kamer om in samenspraak met de minister te bezien in welke gevallen de beleidsmatige samenhang tussen instrumenten zo sterk is, dat een afzonderlijk beleidsartikel toch de voorkeur verdient.

Onder het voorgestelde nieuwe artikel 2, Ruimtelijke ontwikkeling, zijn verschillende beleidsartikelen samengebracht die wel inhoudelijke samenhang hebben:

  • 51 Optimalisering van de ruimtelijke afweging, € 47 miljoen begroot in 2012;

  • 52 Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid, € 68 miljoen;

  • 60 Leefomgevingskwaliteit exclusief geluidhinder, € 67 miljoen.

In de voorgestelde nieuwe begrotingsstructuur wordt artikel 2 een van de grootste beleidsartikelen. De minister krijgt hierdoor meer ruimte om met de middelen te schuiven tussen de voormalige beleidsartikelen 51, 52 en 60. Het budgetrecht van de Tweede Kamer, die de uitgaven vaststelt tot op artikelniveau, verliest daarmee in dit geval aan kracht. Een vergelijkbare observatie kon indertijd gemaakt worden bij de VBTB-operatie, toen (rijksbreed) het totale aantal beleidsartikelen werd teruggebracht van ongeveer 800 tot een kleine 200.

Wij menen dat het uiteindelijk aan de Tweede Kamer is om te beoordelen of de veranderingen in de artikelgrootte binnen de begroting van IenM uit een oogpunt van budgetrecht aanvaardbaar zijn. Wel adviseren we de Tweede Kamer om met de minister te overleggen of nadere afspraken kunnen worden gemaakt over de financiële en niet-financiële informatievoorziening bij grotere begrotingsartikelen, bijvoorbeeld specifiek voor de grootste financiële instrumenten. Een voorbeeld daarvan in artikel 2 is het Meerjarenprogramma Bodem.

Overigens zullen de voorgestelde veranderingen in de artikelgrootte naar het zich laat aanzien niet veel invloed hebben op de kans dat grotere fouten of onzekerheden op een artikel niet worden gerapporteerd.

Niet-beleidsartikelen

In het voorstel voor de nieuwe begrotingsstructuur onderscheidt de minister naast acht beleidsartikelen nog vijf andere artikelen:

  • Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • KNMI;

  • algemeen departement;

  • nominaal en onvoorzien;

  • apparaatsuitgaven kerndepartement.

De uitgaven voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (voor 2012 begroot op € 145 miljoen) zijn ondergebracht in een apart artikel. Dit was ook al het geval in de IenM-Begroting 2012 (artikel 38). We merken op dat dit artikel in de IenM-begroting 2012 nog als beleidsartikel is gepresenteerd. In haar brief van 3 april jl. onderscheidt de minister van IenM zorgvuldig de voorgestelde acht beleidsartikelen van de overige artikelen, maar zij geeft geen reden voor de verandering van de status van het inspectie-artikel. Een alternatief voor één apart artikel voor de inspectie, is de manier waarop de Arbeidsinspectie is ondergebracht in de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namelijk in de relevante beleidsartikelen. Zo worden de bijdragen van de Arbeidsinspectie aan de verschillende beleidsdoelen inzichtelijker gemaakt en is er sprake van een sterkere samenhang met het overige beleid voor de betreffende beleidsartikelen. In dit verband willen we wijzen op artikel 11 van de RBV 2012: «Informatie over de doeltreffendheid van het beleid, de mate waarin de baten-lastendienst bijdraagt aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen van het departement, wordt – indien zinvol en relevant – opgenomen in de toelichting bij de betreffende beleidsartikelen».

Wij adviseren de Tweede Kamer de minister te vragen of deze aanpak voor de Inspectie Leefomgeving en Transport gerealiseerd kan worden. Zolang nog sprake blijft van een afzonderlijk inspectie-artikel, adviseren wij de Tweede Kamer er bij de minister op aan te dringen dit artikel te behandelen als een beleidsartikel. Wij willen benadrukken dat de RBV 2012, naast «Algemeen departement», «Nominaal en onvoorzien» en «Apparaatsuitgaven kerndepartement» alleen maar beleidsartikelen kent.

Voor het KNMI geldt hetzelfde advies. Ook in dit geval ging het in de IenM-begroting 2012 nog om een beleidsartikel.

Onder het artikel «Algemeen departement» zijn de bijdrage aan het Infrastructuurfonds en de Brede Doeluitkering (BDU) ondergebracht. Voorheen stonden deze uitgaven op een «niet-beleidsartikel».

Voor het Infrastructuurfonds valt te overwegen de bijdrage bij de verschillende relevante beleidsartikelen (met name voor weg, water en spoor) onder te brengen. In de beleidsartikelen kan sterker de inhoudelijke relatie gelegd worden tussen de beleidsdoelstellingen, de ministeriële verantwoordelijkheid en het geld dat naar het Infrastructuurfonds gaat. Daarnaast verwachten we dat de activiteiten die via het Infrastructuurfonds lopen, hierdoor beter worden betrokken bij de programmering van beleidsdoorlichtingen en ex-postevaluaties in de begroting van IenM. Beleidsevaluatie is overigens een belangrijk uitgangspunt van «Verantwoord begroten». Voor het op termijn in werking tredende Deltafonds kan te zijner tijd dezelfde benadering worden gevolgd. Mogelijk ten overvloede wijzen we erop dat een bijdrage aan een begrotingsfonds door de RBV 2012 als een financieel instrument beschouwd wordt, en dus in een beleidsartikel mag worden ondergebracht.7 Tot slot willen we de Tweede Kamer adviseren in het overleg hierover met de minister ook de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie innovatie en onderhoud spoor (commissie Kuiken) te betrekken over de informatievoorziening over de spoorbudgetten en de toezeggingen van de minister in dit verband.

Voor de BDU lijkt het artikel «Algemeen departement» op het eerste gezicht de meest logische plek te zijn. De decentrale overheden bepalen binnen het verkeer- en vervoerbeleid de bestemming van de BDU-middelen. Toerekening aan verschillende beleidsartikelen en beleidsdoelen is dus niet aan IenM. De Tweede Kamer moet echter wel ten minste in staat worden gesteld met de minister te overleggen over nut en noodzaak van de BDU, en hoeveel geld er voor de BDU moet worden uitgetrokken. Daarvoor heeft de Tweede Kamer beleidsinformatie nodig. In dit verband willen we wijzen op lid 2 van de Algemene Toelichting van model 1.34a (Toelichting bij niet-beleidsartikel Algemeen) van de RBV 2012: «de uitgaven onder «Algemeen» moeten conform de bepalingen voor een beleidsartikel worden toegelicht». Gezien deze bepaling zou de BDU net zo goed in een eigen beleidsartikel kunnen worden ondergebracht.

Tot slot

Samengevat luiden onze adviezen aan de Tweede Kamer:

  • 1. Vraag de minister van IenM u zo spoedig mogelijk te informeren over de voorgenomen formulering van de algemene doelstelling en de ministeriële verantwoordelijkheid per beleidsartikel.

  • 2. Bezie in samenspraak met de minister in welke gevallen de beleidsmatige samenhang tussen instrumenten zo sterk is, dat een afzonderlijk beleidsartikel de voorkeur verdient.

  • 3. Overleg met de minister of nadere afspraken kunnen worden gemaakt over de (financiële) informatievoorziening bij grotere begrotingsartikelen, bijvoorbeeld specifiek voor de grootste financiële instrumenten.

  • 4. Vraag de minister of gerealiseerd kan worden dat de uitgaven voor de Inspectie Leefomgeving en Transport in de relevante beleidsartikelen worden ondergebracht. Idem voor het KNMI.

  • 5. Overweeg in samenspraak met de minister de mogelijkheid om de bijdrage aan het Infrastructuurfonds (en te zijner tijd ook de bijdrage aan het Deltafonds) bij de relevante beleidsartikelen onder te brengen. Betrek hierbij ook de aanbevelingen van de commissie Kuiken over de informatievoorziening over de spoorbudgetten en de toezeggingen van de minister in dit verband. Zorg dat de activiteiten die via het Infrastructuurfonds lopen, bij de programmering van beleidsdoorlichtingen en ex-postevaluaties in de IenM-begroting worden betrokken.

  • 6. Spreek met de minister af dat de BDU ofwel in de begroting conform de bepalingen voor een beleidsartikel wordt toegelicht ofwel in een eigen beleidsartikel wordt ondergebracht.

Reactie van de minister van Infrastructuur en Milieu

De minister van IenM heeft op 8 mei 2012 gereageerd op het conceptadvies. Zij heeft hiervan met waardering kennis genomen. Het advies bevat naar haar oordeel waardevolle suggesties om de nieuwe structuur verder te ontwikkelen, vooral ook met het oog op de volledige toepassing van «Verantwoord begroten». Per advies reageert zij als volgt:

Ad 1

«Zoals aangegeven in mijn brief is de nieuwe structuur in belangrijke mate gebaseerd op de doelen zoals opgenomen in de Beleidsagenda van de vigerende begroting. Het voornemen is dit compleet, in lijn met Verantwoord Begroten, te presenteren bij Ontwerp Begroting 2013, maar indien de Tweede Kamer daar aan hecht ben ik bereid de Tweede Kamer eerder te informeren over de algemene doelstelling van de diverse artikelen. Dat geldt ook voor de geformuleerde rollen/verantwoordelijkheden per beleidsartikel, zoals die onlangs zijn geformuleerd op basis van de recentelijk vastgestelde Rijksbegrotingvoorschriften ter zake.»

Ad 2

«Bij het vormgeven van de nieuwe begrotingsstructuur is als uitgangspunt de beleidsmatige opgave van IenM genomen. Deze is in eerste instantie te herleiden uit de beleidsagenda in de begroting 2012 (mobiliteit en transport, ruimte, water en milieu). Vervolgens is deze beleidsopgave doorvertaald naar verschillende algemene doelstellingen en uiteindelijk naar de nieuwe beleidsartikelen. Naast de beleidsmatige samenhang per artikel is tevens gekeken naar de budgettaire omvang en het budgettaire verloop van de artikelen en de onderliggende financiële instrumenten. Dit omdat er anders over enkele jaren, onder andere vanwege de reeds ingeboekte bezuinigingen, budgettair zeer kleine artikelen zouden ontstaan. De gekozen artikelindeling is mijns inziens een evenwichtige.

In uw advies gaat u met name in op de voorgenomen samenvoeging van de beleidsterreinen Klimaat, Luchtkwaliteit en Geluid in het nieuwe artikel 6. De samenhang komt tot uitdrukking in de algemene doelstelling van dit nieuwe artikel, namelijk het bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door klimaatverandering als gevolg van menselijk handelen tegen te gaan, door de luchtkwaliteit te verbeteren en geluidhinder te voorkomen en te beperken. Uiteraard ben ik bereid met de Tweede Kamer deze doelstelling en deze indeling te bespreken en zo nodig aan te passen.»

Ad 3

«De financiële informatievoorziening is gebaseerd op de comptabele regelgeving. Bovendien wordt in de begroting extracomptabel nadere informatie opgenomen, bijvoorbeeld in de vorm van het jaarlijkse Subsidieoverzicht. In uw advies gaat u in het bijzonder in op het Meerjarenprogramma Bodem. In samenspraak met de Tweede Kamer wil ik, indien dat meerwaarde biedt, in de begroting hierover meer informatie opnemen.»

Ad 4

«Allereerst wil ik het misverstand wegnemen dat ik de status van de twee betreffende artikelen zou willen wijzigen. Dat is niet het geval: beide artikelen zijn Beleidsartikelen. Deze artikelen zullen dan ook conform verantwoord begroten worden opgebouwd, dit betekent algemene doelstelling, beschrijven rollen/verantwoordelijkheden, relevantie niet-financiële informatie, etc. Ik overweeg om het karakter van Beleidsartikel in de naamgeving van deze artikelen meer tot uitdrukking te brengen (bijvoorbeeld respectievelijk «Handhaving» en «Weer, Aardobservatie en Seismologie»).

Om een aantal redenen gaat mijn voorkeur uit naar het werken met aparte beleidsartikelen voor KNMI en ILT. Het KNMI is steeds op een apart artikel verantwoord, ook in de huidige begroting. Bij vhVROM is sinds de vorming van de VROM-inspectie steeds gewerkt met een apart Inspectie artikel, bij vhV&W is sinds de vorming van de Inspectie-V&W zowel gewerkt met een apart Inspectieartikel als met het onderbrengen van de activiteiten van de Inspectie bij de diverse relevante beleidsartikelen. Dat laatste leidde er toe dat niet op één plaats in de Beleidsbegroting de doelen, activiteiten en budgetten van de Inspectie zichtbaar werden gemaakt. In de huidige begroting-2012 is mede met het oog hierop een en ander weer ondergebracht in één Inspectie-artikel.

Belangrijk uitgangspunt voor het functioneren van IenM is voorts de gelijkwaardigheid en nevengeschiktheid van Beleid, Uitvoering en Handhaving. Om dat ook in de IenM-begroting tot uitdrukking te brengen geef ik er de voorkeur aan de uitgaven voor deze onderdelen niet toe te voegen aan de diverse andere Beleidsartikelen. Dat zou een ondergeschiktheid, binnen IenM, van uitvoering en handhaving aan beleid suggereren. Ook zou deze aanpak leiden tot minder en – dus – grotere artikelen.»

Ad 5

«De programma’s die verantwoord worden op het Infrastructuurfonds vormen inderdaad een belangrijk instrument om de beleidsdoelen van IenM te realiseren. Dat zal ook tot uitdrukking komen in de rollen en verantwoordelijkheden bij de betreffende relevante beleidsartikelen op HXII. Tevens zal bij die beleidsartikelen – zoals nu ook al het geval is – extracomptabel inzicht worden gegeven van de relevante uitgaven die op het Infrastructuurfonds (of Deltafonds) worden verantwoord. Op die wijze wordt voorzien in de door u voorgestelde informatievoorziening, zonder dat daarvoor een wijziging van de voedingsystematiek van het Infrastructuurfonds nodig is.

Het onderbrengen van (en daarmee het splitsen van) de bijdrage van HXII aan het Infrastructuurfonds over de diverse relevante beleidsartikelen op HXII acht ik om een aantal redenen ook niet wenselijk. Door te werken met één bijdrage artikel vanuit HXII naar het Infrastructuurfonds wordt bijgedragen aan de continuïteit van de middelen voor infrastructuur en bevordert de integrale afweging binnen het Infrastructuurfonds. Meer praktisch is het bezwaar dat bij uitsplitsing van de bijdrage een budgettair neutrale mutatie binnen het IF zal leiden tot een reeks aanvullende begrotingsmutaties, zowel binnen HXII als van/naar HXII/IF. Dit is niet bevorderlijk voor de leesbaarheid en transparantie van de begrotingsstukken. Tenslotte sluit het aparte bijdrage artikel goed aan bij de eerder aangegeven gelijkwaardigheid van beleid, handhaving en uitvoering.

Eén en ander laat uiteraard onverlet dat ik er naar streef de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over (mutaties binnen) het Infrastructuurfonds over de hele looptijd van het investeringsprogramma te verbeteren, zowel in het algemeen als specifiek op het gebied van Spoor naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Kuiken.

Zowel op de diverse beleidsterreinen op HXII als bij de diverse investeringen op het IF vinden de nodige evaluaties (ex ante dan wel ex post) en andere onderzoeken plaats. De aanbeveling om de activiteiten op het IF meer dan nu het geval is te betrekken bij beleidsdoorlichtingen en evaluaties neem ik graag ter harte. Ik zal dit betrekken bij de verdere programmering van deze onderzoeken.»

Ad 6

«De Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) is een specifieke uitkering aan provincies en de G3, waarmee zij zelf investeringen in- en exploitatie van het regionale openbaar vervoer en de infrastructuur kunnen bekostigen. Zoals u in uw advies aan de Tweede Kamer aangeeft kan deze post niet worden toegerekend aan de verschillende beleidsdoelen en -artikelen van IenM. Dit impliceert dat ik ook geen beleidsprestaties van de BDU kan toerekenen naar de verschillende beleidsterreinen. Uw suggestie om de BDU in de begroting zoveel mogelijk conform de bepalingen van een beleidsartikel toe te lichten, zoals het formuleren van de algemene doelstelling van de BDU, mijn rol en verantwoordelijkheid ter zake en de evaluatie van dit instrument, neem ik graag over.»

Nawoord Algemene Rekenkamer

We waarderen de positieve reactie van de minister op onze adviezen. Bij de reactie op advies nummer 5 – breng de bijdrage aan het Infrastructuurfonds bij de relevante beleidsartikelen onder – merken we op dat integrale afweging evengoed binnen hoofdstuk XII kan plaatsvinden. We begrijpen dat het overnemen van dit advies tot extra begrotingsmutaties kan leiden, in elk geval binnen hoofdstuk XII, maar deze mutaties leiden naar onze mening ook tot meer inzicht voor de Tweede Kamer.

Algemene Rekenkamer

Saskia J. Stuiveling, president

Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 865, nr. 38.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 XII, nrs. 111 en 127.

X Noot
3

Regeling inzake de begroting en de financiële verantwoording van het Rijk voor het jaar 2012 en inzake de vaststelling van comptabele grensbedragen (Staatscourant 2011, nr. 19472).

X Noot
4

De brieven van de minister van Financiën van 22 maart 2011, 23 december 2011 en 17 april 2012 in het kader van Verbetering verantwoording en begroting (gepubliceerd onder kamerstuknummer 31 865).

X Noot
5

In de Tussenevaluatie Verantwoord Begroten (brief van 23 december 2011, 31 865, nr. 36) bood de minister van Financiën nog wel de mogelijkheid om, gezien de behoefte van departementen aan beleidsmatige clustering van financiële instrumenten, een laag tussen algemene doelstelling en financiële instrumenten aan te brengen.

X Noot
6

Zie ook het antwoord op vraag 23 in de brief van de minister van IenM van 3 april jl.

X Noot
7

Brief minister van Financiën van 17 april 2012 (kenmerk BZ/2012/224 M) betreffende zijn antwoord op de vragen van de leden van de Commissie voor de Rijksuitgaven naar aanleiding van het schriftelijk overleg over «Verantwoord begroten».

Naar boven