31 839 Jeugdzorg

Nr. 911 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 november 2022

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 8 juli 2022 over passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben (Kamerstuk 31 839, nr. 871).

De vragen en opmerkingen zijn op 30 september 2022 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 15 november 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Smals

De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdA-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

8

     

II.

Reactie van de Staatssecretaris

12

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gelezen omtrent passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben en zij geven hier bij deze graag een reactie op.

De leden hebben eerder zorgen uitgesproken over de bescherming en veiligheid van kinderen die onder toezicht worden geplaatst. Genoemde leden vragen dan ook of de Minister van Rechtsbescherming bij de genoemde inzet in de brief betrokken is? Zo ja, waarom is hij dan geen ondertekenaar van deze brief? De leden lezen dat het steeds beter lukt het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen, en dat er meer kleinschalige voorzieningen komen en dat het aantal separaties daalt. Wat zijn de effecten hiervan op de kwaliteit van zorg voor jeugdigen, zo vragen de leden. Hoe wordt gezorgd dat de druk op de ketel wordt gehouden in deze transitie? De leden hebben bewondering voor de toewijding van professionals die de best mogelijke zorg willen leveren. Ervaren deze professionals hierbij genoeg ondersteuning? De leden spreken de wens uit goed te blijven luisteren naar jeugdigen, (pleeg)ouders die met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad, professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokken partijen.

De leden lezen dat de ambitie van de Staatssecretaris is dat jeugdigen met complexe en meervoudige problemen die veiligheid en bescherming nodig hebben de best passende zorg krijgen, inclusief onderwijs. De leden onderschrijven met de Staatssecretaris deze ambitie. De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet het systeem via twee sporen gaat wijzigen. Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden. Het doel is dat alle gesloten jeugdhulpinstellingen per 1 januari 2025 kleinschalig werken. Hoe wordt de pro-activiteit in dit traject geborgd? Wat gebeurt er indien deze doelstelling niet gehaald wordt, zo vragen deze leden.

In de brief van de Staatssecretaris is te lezen dat sluiting van huidige gesloten accommodaties een onvermijdelijk gevolg is van de uitvoering van de betreffende brief. De leden vragen de Staatssecretaris om hierbij en gedurende dit traject ook voldoende aandacht te hebben voor de professionals die werkzaam zijn in deze gesloten accommodaties en te maken krijgen met een eventuele overplaatsing van hen naar kleinschalige voorzieningen, te luisteren naar hun wensen en hen zo goed mogelijk mee te nemen in het overgangsproces.

Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat dit geen traject is van korte duur en de leden zijn van mening dat zorgvuldigheid van groot belang is. Zij vinden echter wel dat het doel van het kabinet om in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen te zijn, niet concreet genoeg is en dat het genoemde jaartal 2030 te ver in de toekomst ligt. Zij zouden dan ook graag zien dat binnen een korter tijdsbestek en meer urgentie sprake is van nul gesloten plaatsingen en niet pas in 2030. De leden vragen de Staatssecretaris zich in te spannen om grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen volledig af te bouwen binnen een korter tijdsbestek dan acht jaar en vragen de Staatssecretaris zich in te spannen de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden, te versnellen. Gezien de problematiek en traumatische ervaringen die grootschalige gesloten jeugdhulpinstellingen voor te veel jeugdigen met zich meebrengen, vinden de leden dit van groot belang. Uiteraard gaat zorgvuldigheid wat de leden betreft voorop; jeugdigen hebben recht op kwalitatief goede en liefdevolle zorg.

De leden van de VVD-fractie zien met belangstelling en enig ongeduld het uitvoeringsplan tegemoet dat toeziet op de afbouw en de ombouw van gesloten jeugdhulp. Dit geldt tevens voor de uitkomsten van het nader onderzoek om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van de transformatie en jeugdhulp in kleinschalige voorzieningen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over passende zorg voor jongeren in gesloten jeugdhulp. Deze leden benadrukken daarbij dat zij groot belang hechten aan het bieden van deze passende hulp, die in de visie van de leden van voornoemde fractie open is en waarbij effectieve en liefdevolle zorg vooropstaat. De signalen van veel jongeren dat zij de gesloten jeugdhulp als repressief en onveilig hebben ervaren, geven aanleiding om verandering te bewerkstelligen. Vanuit die houding hebben de leden nog de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie vinden het bemoedigend om te lezen dat het steeds beter lukt om het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. De vraag om het terugdringen van gesloten jeugdhulp is echter ook erg sterk en we moeten ook oog houden dat jongeren met problemen elders goed geholpen worden, zo stellen voornoemde leden. Kan de Staatssecretaris een nadere cijfermatige onderbouwing geven bij deze stelling? Wat is de precieze ontwikkeling van het aantal plaatsingen in gesloten jeugdhulp, kleinschalige voorzieningen, het aantal overplaatsingen en het aantal separaties per jaar en welke doelen stelt de Staatssecretaris daarbij voor de komende tijd, ook tussen nu en 2030? Specifiek ten aanzien van de doelstelling dat op 1 januari 2025 alle jeugdzorginstellingen kleinschalig werken, vragen deze leden wat daarbij de doelstellingen zijn voor 2023 en 2024 om daarop te kunnen sturen en wat daarbij geldt als de ondergrens voor kleinschalig werken.

De leden van de D66-fractie achten het belang groot dat kinderen en jongeren onderwijs kunnen blijven volgen zodat zij zich zo goed mogelijk kunnen blijven ontwikkelen. Hoewel het kabinet dezelfde doelstelling heeft, missen deze leden nog concrete uitwerking. Zo staat genoemd dat er na het zomerreces een herbezinning met een beleidsreactie komt. Wanneer kan de Kamer die precies verwachten? Daarnaast wijzen deze leden graag op het belang van digitaal onderwijs als daarmee onderwijs gegeven kan worden dat anders niet mogelijk is. Hoe geeft de Staatssecretaris gevolg aan de motie van het lid Raemakers1 daarover, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat deze verschuiving in de gesloten jeugdzorg ook een belangrijke financiële component kent, bijvoorbeeld ten aanzien van het vastgoed van de instellingen. Kan een nadere onderbouwing gegeven worden van de financiële gevolgen en plannen van het eerste spoor? Is de genoemde specifieke uitkering die al in 2020 is uitgekeerd voldoende om ook nu en in de komende jaren deze transformatie snel en goed vorm te geven? Kan er een uitsplitsing gegeven worden wat er met deze middelen is gebeurd door de verschillende gemeenten, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of onderbouwd kan worden in hoeverre de 11 coördinerende gemeenten voldaan hebben aan de eis voor een bovenregionaal plan? Zijn deze regioplannen dekkend voor het hele land? En bieden deze plannen voldoende borging van continuïteit van zorg samen met ambitieuze voornemens voor de afbouw van gesloten jeugdzorg en het realiseren van kleinschalige voorzieningen? Zo ja, welke doelstellingen worden er dan gesteld, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten leidend is voor de besteding van de 5 miljoen euro die het Ministerie van VWS in 2021 beschikbaar heeft gesteld via een specifieke uitkering aan de 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp. Kan er nadere uitwerking worden gegeven van hoe de 5 miljoen euro (volledig) is uitgegeven en waaraan precies? Op welke manier valt na te gaan of er voldaan is aan de uitgangspunten in de notitie, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het nee-tenzij-principe voor plaatsing in gesloten jeugdzorg. Alleen stellen zij daarbij wel de vraag wat op dit moment het afwegingskader is voor plaatsing in gesloten jeugdzorg en hoe dit principe concreet gaat zorgen om toe te werken naar nul plaatsingen in 2030? Hoeveel jongeren schat de Staatssecretaris in dat nu jaarlijks geplaatst worden in gesloten jeugdzorg waarbij dat niet zou zijn gebeurd indien dit nee-tenzij-principe zou zijn gehanteerd? Is hier sprake van een verandering of staand beleid, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het werken in de residentiële jeugdhulp aantrekkelijker wordt als er meer kleinschalige voorzieningen komen. Kan de Staatssecretaris onderbouwen waar deze stelling op is gebaseerd en wat de verwachtingen zijn voor de arbeidsmarktsituatie in de jeugdzorg indien op 1 januari 2025 alle jeugdzorginstellingen kleinschalig werken? Wat voor consequenties zijn er indien deze verwachtingen niet uitkomen, zo vragen de leden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het steeds beter lukt om het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen en dat het aantal separaties daalt. Deze leden steunen de stapsgewijze aanpak van de regering om in 2030 zo dicht mogelijk bij nul gesloten plaatsingen te komen, maar hebben nog wel een paar vragen.

Zo bevinden sommige aanbieders zich in financieel zeer zwaar weer. De Jeugdautoriteit constateert dat cruciale jeugdzorg hierdoor in gevaar dreigt te komen. De acute financiële problematiek bij aanbieders vraagt om snel handelen. Welke maatregelen gaat de Staatssecretaris nemen om te voorkomen dat cruciale jeugdzorg niet meer geleverd kan worden, zo vragen deze leden.

Deze leden lezen op pagina acht dat wordt verwezen naar de monitoring die opgezet gaat worden door de Jeugdautoriteit. Welke vervolgacties worden gezet als de uitkomsten van deze monitor zorgelijk zijn, zo vragen deze leden. Wie is dan aan zet en zijn er dan ook financiële middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg te waarborgen?

Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze leden vragen al langer aandacht voor de schrijnende situaties in de gesloten jeugdzorg en onderschrijven de ambitie om zo snel mogelijk toe te werken naar sluiting van de gesloten jeugdzorg. De plannen van de Staatssecretaris roepen nog wel veel vragen op bij de leden van de fractie.

De leden van de PvdA-fractie geloven niet dat deze discussie gevoerd kan worden zonder te kijken naar de grote bezuinigingen die dit kabinet wil doorvoeren in de jeugdzorg. Welk effect zullen de geplande bezuinigingen hebben op de beschikbaarheid van complexe jeugdzorg en de lange wachttijden in deze sector? De Staatssecretaris spreekt de ambitie uit om zich in te zetten voor liefdevolle en menswaardige zorg. Hoe wil hij deze waarden borgen in het licht van de bezuinigingen? Door de terugloop in de gesloten jeugdzorg, die wij aanmoedigen, zal er een groter beroep worden gedaan op de open residentiële jeugdzorg. Wordt hier ook extra in geïnvesteerd en op welke manier wordt dit gedaan, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie zijn enthousiast over het doel om beter onderwijs en een betere kwaliteit van zorg aan te bieden in de gesloten jeugdzorg, zo lang deze instellingen nog open moeten blijven. Maar ook hier geldt dat een investering nodig zal zijn om zo’n verbetering te realiseren. Welke middelen heeft de Staatssecretaris hiervoor gereserveerd, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie waarderen de beweging naar kleinschalige instellingen. Er is in 2020 al een bedrag beschikbaar gesteld voor vastgoedinvesteringen in de gesloten jeugdzorg, zo lezen de aan het woord zijnde leden. Waar is het budget van 33,5 miljoen euro op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris een onderbouwing van dit bedrag met de leden delen? Is dit voldoende voor een gedegen vastgoedtransitie? Welke signalen heeft de Staatssecretaris hierover ontvangen van gemeenten? Is de Staatssecretaris bereid om extra geld beschikbaar te stellen als dat nodig is voor een goede transitie naar kleinschaligheid, zo vragen de leden.

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de praktische invulling van de beweging naar kleinschaligheid. Hoe definieert de Staatssecretaris een kleinschalige instelling? Wat betekent dit voor bestaande grootschalige instellingen? Worden deze verbouwd of zullen instellingen dan moeten verhuizen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben al vaker aandacht gevraagd voor de problemen met toezicht in de gezinshuizen. Kleinschaligheid is nooit een garantie voor een betere kwaliteit van zorg. Hoe wordt het toezicht georganiseerd in kleinschalige instellingen? Kan de Staatssecretaris hier een uitgebreide toelichting op geven, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris naar nul plaatsingen in de gesloten jeugdhulp in 2030 wil toewerken. Kan de Staatssecretaris een beeld geven van het aantal jeugdigen dat op dit moment in de gesloten jeugdhulp zit en hoe dit aantal zich moet gaan ontwikkelen naar nul in 2030? Wat gaat de Staatssecretaris doen als de afnemende trend niet doorzet? Welke extra (pressie)middelen heeft de Staatssecretaris om een verandering af te dwingen, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie kijken erg uit naar de AMvB reële prijzen in de jeugdhulp. De Staatssecretaris noemt kort de personeelstekorten in de jeugdzorg en spreekt de hoop uit dat kleinschaligheid in de gesloten jeugdzorg het werk leuker en daarom aantrekkelijker maakt. Op de aan het woord zijnde leden komt dit over als wensdenken. Het begint volgens deze leden bij een eerlijke vergoeding voor belangrijk werk. Daarom zijn de leden benieuwd hoe een eerlijk en competitief loon voor jeugdzorg medewerkers wordt meegenomen bij de vaststelling van de AMvB reële prijzen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat de Staatssecretaris eindelijk ook inziet dat gesloten jeugdzorg moet worden afgebouwd. De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook blij dat de Staatssecretaris hier zelf een doel aan verbindt, door te stellen dat in 2030 zo dicht mogelijk bij het eindstation van nul gesloten plaatsingen gekomen moet zijn. De voornoemde leden hebben al jaren aandacht gevraagd voor de gesloten jeugdzorg en vinden het pijnlijk dat het zo lang geduurd heeft. Vooral omdat een gesloten plaatsing voor jongeren vaak een traumatische gebeurtenis is met jarenlange gevolgen op het gebied van school en werk, mentaal welzijn en het hebben van een sociaal netwerk. De leden hopen dan ook dat het niet alleen bij woorden en plannen blijft, maar de plannen ook daadwerkelijk binnen de snelst mogelijke tijd worden uitgevoerd.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de huidige cijfers zijn van het aantal gesloten jeugdhulp plaatsingen, gesloten jeugdhulp instellingen en het aantal kleinschalige voorzieningen? Ook zouden de voornoemde leden graag een overzicht willen van het aantal separaties en het aantal overplaatsingen binnen gesloten jeugdhulp van in ieder geval de afgelopen vijf jaar.

Doelstellingen, acties en randvoorwaarden

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het staat met het uitvoeringsplan dat toeziet op de afbouw en ombouw van gesloten jeugdhulp. Is dat plan er al? Zo ja, waar kunnen de leden dit vinden? Zo niet, wanneer wordt dit plan verwacht? De voornoemde leden lezen dat er al in 2020 door het Ministerie van VWS via een Specifieke Uitkering Vastgoedtransitie Gesloten Jeugdhulp 33,5 miljoen euro is verstrekt aan 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp. Wat is er met dat geld gedaan sinds 2020? Is dat al besteed? Zo ja, is aan te geven waaraan? Is het budget voldoende om de afbouw en ombouw te realiseren? Zo ja, kan de Staatssecretaris uitleggen waarop dit is gebaseerd? In de tabel bij de uitspraak van de Commissie van Wijzen wordt vanaf 2026 een besparing van 300 miljoen euro ingeboekt voor het voorkomen en verkorten van residentiele zorg. Waar is dat getal op gebaseerd en klopt deze inschatting of berekening, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ook af hoe het met de randvoorwaarden staat voor de ombouw. Kunnen alle aanbieders een dergelijk ombouw dragen, wetende dat sommige aanbieders nu al in financieel zwaar weer zitten? Hoeveel JeugdzorgPlus instellingen verkeren in financieel slecht weer? Wat doet de Staatssecretaris als instellingen aangeven de afbouw en ombouw niet te kunnen dragen? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat cruciale jeugdzorg in stand blijft en continuïteit van zorg voor jongeren gewaarborgd blijft, ook tijdens de ombouw van gesloten jeugdhulp, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er dit najaar een besluit valt over of er naast de regionaal werkende kleinschalige voorzieningen ook nog een specialistisch aanbod komt. Hoe staat het met deze beslissing? Kan worden uitgelegd wat er precies bedoeld wordt met een specialistisch aanbod en voor welke doelgroep jongeren dit zou zijn? Komt dit in elke regio? In hoeverre zal dit aanbod verschillen van de regionale expertisecentra die er al wel zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat voor de beoogde transformatie het essentieel is dat er voldoende beschikbaar personeel is. Dit lijkt de voornoemde leden een understatement. Zij willen de vraag omdraaien: met het huidige personeelstekort in de sector, is deze transformatie überhaupt binnen het gekozen tijdskader te realiseren? Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Wat gaan zij doen wanneer het personeelstekort niet oplost, zo vragen de leden.

Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat door deze transformatie personeel niet vertrekt en in andere sectoren gaat werken? Graag horen de leden welke concrete afspraken worden gemaakt en welke concrete maatregelen worden genomen om personeel te behouden.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich al jaren enorme zorgen over de status van het residentieel onderwijs. Dit is vaak niet passend voor jongeren of het is er helemaal niet. Mede door een motie uit 20182 van voornoemde leden is er een beleidsinventarisatie gekomen, die in 2020 is opgeleverd. Helaas werd dit niet opgevolgd met concrete actie om het onderwijs voor leerlingen te verbeteren, maar werd er vervolgens gekozen tot het doen van een zogeheten «herbezinning» residentieel onderwijs. Deze herbezinning zou dit najaar opgeleverd worden, maar de voornoemde leden hebben de herbezinning nog niet gezien. Wanneer komt het richting de Kamer? Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat het wel heel lang duurt voordat er concreet iets wordt gedaan om het onderwijs in residentiele instellingen te verbeteren voor jongeren? De motie is in 2018 aangenomen, dat is vier jaar geleden. Tot nu toe zijn er alleen rapporten over geschreven en ook nu wachten we weer op een onderzoek. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom dit zo lang duurt? Waarom is er niet gelijk begonnen met actie? Wat is er tot nu toe concreet gedaan om het residentieel onderwijs te verbeteren? En kan de regering eindelijk haast maken met dit onderwerp?

De leden van de GroenLinks-fractie weten dat er in 2021 een Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten is opgesteld. Hoeveel is daar sindsdien meegedaan? Hoeveel separeerruimten zijn inmiddels gesloten of omgebouwd? En hoeveel separeerruimten zijn er nog over binnen de jeugdhulp? Bij de notitie hoorde ook 5 miljoen euro, die via een specifieke uitkering aan 11 gecoördineerde gemeenten beschikbaar is gesteld. Wat is er met die 5 miljoen euro tot nu toe gebeurd? Hoeveel is er nog over? Is 5 miljoen euro voldoende voor de doelstelling, namelijk alle separeerruimten sluiten of ombouwen, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Jeugdautoriteit gaat monitoren hoe het gaat met capaciteit en bezetting van de gesloten jeugdhulp en de vraag naar deze intensieve jeugdhulp. Stel dat de uitkomsten van deze monitor zorgelijk zijn, wat zullen dan de vervolgacties zijn en wie is daarvoor verantwoordelijk? Zijn er dan ook financiële middelen beschikbaar middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg te waarborgen, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris, en heeft daarbij nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie waardeert de kwetsbare opstelling van de Staatssecretaris die aangeeft zich voor een stevig dilemma gesteld te zien. Gesloten jeugdhulp is voor de ene jongere «de hel» en voor de andere «een zegen» gebleken volgens de gesprekken.

Het lid is blij dat er wel al een positieve ontwikkeling gaande is: het lukt steeds beter het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. Er komen meer kleinschalige voorzieningen en het aantal separaties daalt. Gemeenten, aanbieders en professionals hebben zich hier de afgelopen jaren voor ingezet. En deze inzet werpt zijn vruchten af. Het wordt gezien met welke toewijding professionals het goede willen doen voor jeugdigen. Deze ontwikkeling juicht ook het lid toe.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de in gang gezette acties maar mist hier nog wel een helder tijdspad met concrete acties en deadlines. Heeft de Staatssecretaris deze wel beschikbaar en wil hij deze aan de Tweede Kamer toezenden?

Kan de Staatssecretaris aangeven welke middelen en of steun hij mist om genoemde plannen in volle omvang en in een hoog tempo uit te voeren, zo vraagt het lid.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

In de brief van de Staatssecretaris aan de Kamer geeft hij aan in de afgelopen maanden veelvuldig te hebben gesproken met jeugdigen en hun ouders die met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad. Ook heeft hij verschillende instellingen bezocht en gesproken met professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokkenen.

De Staatssecretaris zegt dat hij op basis van deze gesprekken voor een dilemma staat met enerzijds de jeugdigen die erop aandringen dat we helemaal stoppen met gesloten jeugdhulp. Zij hebben de huidige gesloten jeugdhulp als te repressief, onveilig en weinig liefdevol ervaren.

En anderzijds heeft hij de jeugdigen en ouders gesproken die wel baat hebben gehad bij hun verblijf in de gesloten jeugdhulp. Zij gaven aan dat voor hen of hun kinderen vrijheidsbeperkende maatregelen soms tijdelijk noodzakelijk waren, zoals bij ernstig agressief gedrag of wegloopgedrag naar een onveilige omgeving, bijvoorbeeld naar loverboys. Verblijf in een gesloten jeugdhulpinstelling bood in die situaties de benodigde bescherming en veiligheid.

Het lid van de BIJ1-fractie is benieuwd wie bij dit plan hebben meegelezen en meegedacht en dan vooral de onafhankelijke personen die zonder organisatorisch of financieel belang handelen. Zijn bijvoorbeeld prof. dr. Uit Beierse en de prof. dr. Van der Helm, die sprekers waren op ons rondetafelgesprek hierover geconsulteerd? En wanneer aanbieders mee hebben gedacht, waren dit enkel werkgevers met (financiële) belangen of ook uitvoerende professionals met inhoudelijke overwegingen?

Het lid van de BIJ1-fractie leest dat de Staatssecretaris langs twee sporen het huidige systeem wil wijzigen:

  • Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden.

  • Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. Dat is een lang traject. Ik wil dat we in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen zijn.

Doorgaan op de ingeslagen weg is volgens het lid van BIJ1 betreft een te trage weg. Ervaringsdeskundige jongeren, Het Vergeten Kind, het Nederlands JeugdInstituut en anderen pleiten ook voor een ambitieuzer doel3. Mevrouw Mourits van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) vindt het geplande tempo te laag. «Instellingen zijn hier al een paar jaar mee bezig, dus de Staatssecretaris mag het doel best ambitieuzer stellen. Waarom niet mikken op 2025»4?

Volgens het lid van de BIJ1-fractie is er al veel en vaak gesproken over wat de effecten zijn van gesloten jeugdzorg op jongeren en dankzij het delen van hun ervaringen weten wij hoe trauma op trauma wordt gestapeld. Daarom vermoedt het lid dat hoe langer de gesloten jeugdzorg openblijft, hoe hoger de kosten voor onze samenleving. Immers: meer trauma heeft tot gevolg de inzet van duurdere hulpverlening. Het lid vraagt of er een berekening is gemaakt van deze kosten.

De door de Staatssecretaris in zijn plan genoemde inzet op passende hulp lijkt volgens het lid van de BIJ1-fractie de belangrijkste uitdaging. Het gebrek daaraan is namelijk al ruim twintig jaar de oorzaak dat jongeren onnodig gesloten worden geplaatst. En al in 1992, dertig jaar geleden dus, werd vastgesteld dat het scala en de capaciteit aan residentiële voorzieningen en ambulante vormen van intensieve persoonlijke begeleiding moesten worden uitgebreid. Wat gaat de Staatssecretaris de komende paar jaar anders doen dan de afgelopen tientallen jaren om dit te doorbreken?

Het Vergeten Kind stelt in de voornoemde reactie dat het belangrijk is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wonen en behandelen: «Wonen doe je op een plek waar het fijn is en waar onder geen enkele omstandigheid isolatie en fixatie mag worden toegepast. Behandelen doe je bij voorkeur ambulant, maar kan bij hoge uitzondering in de vorm van een opname.» Dit ontbreekt helaas in het plan. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?

Het lid van de BIJ1-fractie verwijst naar de campagne van Het Vergeten Kind waar de oplossing werd aangereikt om de wet zodanig aan te passen dat er geen gesloten machtiging meer kan worden afgegeven. De Staatssecretaris geeft aan dat hij hier géén wetswijziging over zal doorvoeren, omdat er mogelijk een kleine groep is voor wie een gesloten setting toch nodig is. Het lid wijst erop dat de mogelijkheid bestaat binnen de jeugd-ggz in geval van ernstige psychiatrische problematiek bij een jongere, tijdelijk voor gesloten opname te kiezen dus dit is niet nodig in de Jeugdwet. Bovendien staat dit haaks op de doelstelling om te werken naar nul gesloten jeugdzorgplaatsingen. Hoe verklaart de Staatssecretaris dit, zo vraagt het lid.

Wat volgens ervaringsdeskundigen en het lid van de BIJ1-fractie mist in het plan zijn excuses aan de jongeren die door de gesloten jeugdzorg beschadigd zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? De instellingen Parlan5 en Levvel6 gingen hem al voor, vindt hij ook dat hij als stelselverantwoordelijke niet achter kan blijven?

Het lid van de BIJ1-fractie is bekend met het eerdere antwoord van de Staatssecretaris op deze vragen tijdens de commissievergadering eerder dit jaar. De Staatssecretaris wees op Commissie de Winter. Volgens het lid mogen we de gesloten jeugdzorg een verkeerde beleidskeuze noemen, omdat we kinderen die in hun jeugd al waren getraumatiseerd door onder andere mishandeling en seksueel misbruik, opnieuw straffen door opsluiting. Het lid hoort signalen dat jongeren niet in aanmerking komen voor het Schadefonds van de Commissie de Winter, omdat fixeren en isoleren volgens de wet waren toegestaan. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan, rekening houdend met «de geest van de wet» en de vele kinderrechten die in de gesloten jeugdzorg zijn geschonden?

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of de Staatssecretaris op de hoogte is van het feit dat het Nederlands Jeugdinstituut zich zorgen maakt over zijn idee om vrijheidsbeperkende maatregelen mogelijk te maken in open kleinschalige voorzieningen. De repressie in de gesloten jeugdzorg is een van de redenen voor deze ombouw. Jongeren zeggen juist dat ze behoefte hebben aan meer autonomie en individuele afspraken. Het lid deelt de angst van het NJI dat we straks de repressie meenemen naar de kleinschalige voorzieningen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop, zo vraagt het lid.

Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt waar jongeren misstanden kunnen melden zolang de gesloten jeugdzorg nog openblijft. Wanneer zij een klacht willen in dienen, hoe worden zij dan ondersteund bij het opvragen van hun dossier aangezien wij signalen ontvangen dat dit heel moeizaam gaat? Hoe vaak komen onafhankelijke vertrouwenspersonen op deze locaties langs? En kunnen de jongeren ook een beroep doen op een gesprek voor (h)erkenning met ervaringsdeskundigen en zo ja, hoe is dit geregeld, zo vraagt het lid.

In de brief wordt veel gesproken over financiering voor vastgoed. Het lid vraagt hoeveel is beschikt voor de inhoudelijke transformatie en hoe hier toezicht op wordt gehouden. Hoeveel geld gaat er bijvoorbeeld naar omscholing van personeel voor nieuwe werkwijzen en een liefdevolle cultuur, zo vraagt het lid.

In de eerder genoemde reactie van het NJI wordt gesteld dat de ombouw van gesloten jeugdzorg vooral vraagt om voldoende en goed opgeleid personeel. Maar we lezen hier wat het lid betreft te weinig over in de brief. Wat wordt van hen verwacht qua gewenst gedrag, welke interventies zetten zij in, én welke scholing is hiervoor nodig voor zowel huidig als nieuw personeel? Hoe wordt nieuw personeel geworven en welke financiële middelen worden hiervoor vrijgemaakt, zo vraagt het lid.

Welke regelingen zorgen voor het behoud van personeel en afvloeien van personeel, rekening houdend met arbeidsrecht, sociale plannen en medewerkersregelingen? Volgens het lid hebben we uit het verleden kunnen leren dat personeel vertrekt bij dit soort veranderingen en daarna moeilijk weer aan personeel is te komen? Gaat de Staatssecretaris de vakbond hierbij betrekken, zo vraagt het lid.

Het lid vraagt hoe de Staatssecretaris denkt te kunnen voldoen aan de belofte dat op 1 januari 2023 de veldnormen voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen gehaald worden.

Het lid van de fractie van BIJ1 ziet geen commitment op randvoorwaarden, waardoor de inhoud nu vooral leest als «wishful thinking». «We gaan het samen doen» is natuurlijk utopie, anders was het al gebeurd. De randvoorwaarden die in het plan genoemd worden, zijn wat het lid betreft te abstract en kennen geen eigenaar of ontvanger. Wie gaat nou ook echt over wat, wie beslist en wie heeft vetorecht? Wat wordt aan het veld gelaten en hoe wordt gezorgd voor commitment van alle partijen? Wordt er bijvoorbeeld geregeld om ervaringsdeskundigen voor langere duur structureel in te huren? Wie beukt er door de verschillende belangen heen, welke taak en rol bedeelt de Staatssecretaris zichzelf toe? Dit is een van de grote fouten van de decentralisatie en die lijkt zich hier te herhalen; iedereen claimt de macht, niemand pakt de verantwoordelijkheid. En we zitten niet te wachten op de zoveelste teleurstelling.

Ook het geld is niet echt belegd, de financiering zal verder worden onderzocht. Het lid hoort graag eerder op welke manier wordt het uitgegeven, met welke voorwaarden en wie de controle doet? En hoe wordt de bekostiging van de gesloten jeugdzorg veranderd, want de vorm van financiering is cruciaal. Fier heeft hier eerder voorstellen voor gedaan: niet betalen per beslapen bed, maar voor beschikbare bedden. De zogenaamde beschikbaarheidsfinanciering, die organisaties de mogelijkheid biedt om met een vast team van medewerkers de stabiliteit en continuïteit te bieden die zo hard nodig is voor deze kinderen én om te blijven staan als het gedrag van kinderen toch heel ingewikkeld wordt.

Waarom is deze overweging niet meegenomen in het plan van de Staatssecretaris? En hoe denkt de Staatssecretaris over landelijke financiering zodat een mogelijke tegenwerking van gemeenten die dwars liggen tegen wordt gegaan?

Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt op welke manier voor dit plan inspiratie is opgedaan in andere landen die verder zijn dan Nederland? Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bekend met Duitsland waar de afbouw jaren geleden al heeft plaatsgevonden en de gesloten jeugdzorg vijf keer kleiner is geworden? En in Spanje, waar helemaal geen sprake is van civielrechtelijke vrijheidsbeneming en alleen strafrechtelijke opsluiting plaatsvindt? Zelfs hier wordt gebruik gemaakt van kunst en cultuur, is een koffietent waar jongeren kunnen werken, veel groen, een zwembad en groepslessen zoals yoga. Er is een aparte psychologische afdeling. Ook kan bijvoorbeeld de Open Universiteit binnen gevolgd worden. Jeugdrechters komen elke drie maanden op bezoek en houden zicht op en controleren de aanpak, maar zij kunnen door de jongeren ook tussendoor gebeld worden. Wil de Staatssecretaris vanuit het ministerie een werkbezoek organiseren naar deze locaties met een gemixte delegatie van mensen die deze transformatie in Nederland moeten gaan trekken met elkaar, zo vraagt het lid.

Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat in Noorwegen zelfs het recht op liefde voor kinderen en jongeren verankerd is in de wet7?

Het lid van de BIJ1-fractie heeft op de Linkedin van de Staatssecretaris gezien dat hij een nacht undercover ging bij de daklozenopvang. Het lid gaat er vanuit dat hij dit heeft gedaan om aan den lijve te ondervinden wat een dakloze meemaakt én omdat hij hierdoor meer de realiteit ziet dan tijdens een werkbezoek. Heeft hij er over nagedacht om dit ook een keer met de gesloten jeugdzorg te doen, undercover een dag en nacht stage te lopen, zo vraagt het lid.

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft kennisgenomen van het feit dat in 2004 al werd vastgesteld dat voor bijna 80 procent van de jongeren die via het convenant waren geplaatst, geen gesloten plaatsing nodig was, maar intensieve hulp in een tehuis of gezin. Op aandringen van de Tweede Kamer maakte een werkgroep een plan voor nieuw zorgaanbod. Dat plan bleef liggen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat ook zijn plan geen dood plan op papier blijft? Hoe worden afspraken bindend gemaakt, om te voorkomen dat sommige regio´s de afspraken niet nakomen? Gemeenten kennen beleidsvrijheid, wordt deze dan ingeperkt dan? En in hoeverre wordt gecontroleerd en gemeten wat het effect wordt van dit plan, zo vraagt het lid.

En tot slot kan bij het lid van de BIJ1-fractie een intersectionele bril niet ontbreken, die het lid in uw plan helaas wel mist. Vandaar de vraag of de Staatssecretaris bekend is met het onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS)8 waaruit blijkt dat de mate waarin kinderen en jongeren met een migratieachtergrond gebruik maken van jeugd-ggz sterk verschilt naar etnische achtergrond en dat de verklaring voor deze verschillen een oorzaak vindt in vooroordelen van professionals? Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en aangeven hoe ook bij de instanties die jongeren verwijzen en beschikkingen afgeven gewerkt wordt aan het tegengaan van dergelijke beïnvloeding van besluiten die gaan over de levens van kinderen?

II. Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gelezen omtrent passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben en zij geven hier bij deze graag een reactie op.

De leden hebben eerder zorgen uitgesproken over de bescherming en veiligheid van kinderen die onder toezicht worden geplaatst. Genoemde leden vragen dan ook of de Minister van Rechtsbescherming bij de genoemde inzet in de brief betrokken is? Zo ja, waarom is hij dan geen ondertekenaar van deze brief?

De woorden bescherming en veiligheid in de titel gaan over de bescherming en veiligheid in een instelling voor gesloten jeugdhulp en het daaraan verbonden onderwijs. Het is de stelselverantwoordelijkheid van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en mijzelf dat die beschikbaar en toereikend zijn. Daarom zijn wij de ondertekenaars van deze brief. De Minister van Rechtsbescherming heb ik betrokken bij de voorbereiding van de brief Passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben.

De leden lezen dat het steeds beter lukt het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen, en dat er meer kleinschalige voorzieningen komen en dat het aantal separaties daalt. Wat zijn de effecten hiervan op de kwaliteit van zorg voor jeugdigen, zo vragen de leden. Hoe wordt gezorgd dat de druk op de ketel wordt gehouden in deze transitie?

De effecten van wonen in een kleinschalige voorziening op de kwaliteit van zorg zijn nog niet gemeten. Eerste studies naar ervaringen van jeugdigen en ouders met kleinschalig verblijf laten zien dat die positief zijn. In vergelijking met grotere leefgroepen waarderen zij kenmerken van een kleinschalig verblijf:9

  • Jeugdigen krijgen meer individuele aandacht van begeleiders;

  • Jeugdigen hebben onderling beter contact;

  • Er is meer ruimte en tijd om zorg, onderwijs en ouderbetrokkenheid op maat vorm te geven;

  • Jeugdigen voelen zich veiliger en er zijn minder incidenten;

  • De indruk bestaat dat jeugdigen zich positief ontwikkelen in een kleinschalig verblijf en dat sprake is van persoonlijke groei.

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg voor jeugdigen. In veel gesloten jeugdhulp instellingen zijn de groepen verkleind naar zes jongeren per groep. De inspectie hoort dat dit een positief effect heeft op het leefklimaat en dat medewerkers hierdoor meer tijd een aandacht voor de jongeren hebben. Tegelijkertijd constateert de inspectie dat voor jongeren met complexe problematiek nog niet voldoende alternatieven voor de gesloten jeugdhulp beschikbaar zijn.

Er vindt halfjaarlijks bestuurlijk overleg plaats met gemeenten en aanbieders over de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Een stuurgroep draagt zorg voor de voorbereiding voor deze overleggen en ziet actief toe op de uitvoering van de plannen. Verder wordt momenteel gewerkt aan een uitvoeringsplan dat toeziet op een zorgvuldige af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Dit plan richt zich zowel op de afbouw van de grootschalige gesloten jeugdhulp als de om- en opbouw van kleinschalige voorzieningen. Dit uitvoeringsplan verwacht ik op korte termijn naar uw Kamer te zenden. Waar mogelijk in december, uiterlijk in januari. Bij de uitvoering van dat plan betrekken we jeugdigen en professionals.

De leden hebben bewondering voor de toewijding van professionals die de best mogelijke zorg willen leveren. Ervaren deze professionals hierbij genoeg ondersteuning? De leden spreken de wens uit goed te blijven luisteren naar jeugdigen, (pleeg)ouders die met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad, professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokken partijen.

De afgelopen maanden heb ik veelvuldig gesproken met professionals werkzaam in de gesloten jeugdhulp. Ik heb gezien met welke enorme toewijding en diepe intrinsieke motivatie professionals het goede willen doen voor jeugdigen. Het werk vraagt een brede mix van kennis, vaardigheden en competenties. Professionals die ik spreek vinden dat ondersteuning vanuit de werkgever hierbij cruciaal is. Ondersteuning op het gebied van vergroten van de professionele autonomie van professionals, mogelijkheden voor scholing en inzet van voldoende personeel. Daarnaast is ook behoefte aan meer erkenning van zowel werkgevers als de maatschappij dat ze hun vak uitoefenen met grote verantwoordelijkheden onder vaak moeilijke omstandigheden.

De leden lezen dat de ambitie van de Staatssecretaris is dat jeugdigen met complexe en meervoudige problemen die veiligheid en bescherming nodig hebben de best passende zorg krijgen, inclusief onderwijs. De leden onderschrijven met de Staatssecretaris deze ambitie. De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet het systeem via twee sporen gaat wijzigen. Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden. Het doel is dat alle gesloten jeugdhulpinstellingen per 1 januari 2025 kleinschalig werken. Hoe wordt de pro-activiteit in dit traject geborgd? Wat gebeurt er indien deze doelstelling niet gehaald wordt, zo vragen deze leden.

In overleg met VNG en Jeugdzorg Nederland heb ik de Jeugdautoriteit gevraagd een periodieke monitor op te zetten met daarin kwantitatieve en kwalitatieve data over de ontwikkeling van de capaciteit en bezetting van de gesloten jeugdhulp en de alternatieven voor de vraag naar deze intensieve jeugdhulp. Mocht daaruit de komende jaren blijken dat het doel dat alle accommodaties gesloten jeugdhulp per 1 januari 2025 kleinschalig werken niet gehaald gaat worden, ga ik met gemeenten en aanbieders om tafel om te bespreken wat hiervan de oorzaken zijn en hoe er bijgestuurd gaat worden.

In de brief van de Staatssecretaris is te lezen dat sluiting van huidige gesloten accommodaties een onvermijdelijk gevolg is van de uitvoering van de betreffende brief. De leden vragen de Staatssecretaris om hierbij en gedurende dit traject ook voldoende aandacht te hebben voor de professionals die werkzaam zijn in deze gesloten accommodaties en te maken krijgen met een eventuele overplaatsing van hen naar kleinschalige voorzieningen, te luisteren naar hun wensen en hen zo goed mogelijk mee te nemen in het overgangsproces.

Professionals zijn onmisbaar bij een goede af- en ombouw. Zij nemen deel aan werkgroepen die ik binnen het uitvoeringsplan aan het opzetten ben en zij krijgen een eigenstandige positie in een expertgroep. Daarnaast is in het uitvoeringsplan aandacht voor veranderingen in cultuur en manier van werken in kleinschalige voorzieningen.

Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat dit geen traject is van korte duur en de leden zijn van mening dat zorgvuldigheid van groot belang is. Zij vinden echter wel dat het doel van het kabinet om in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen te zijn, niet concreet genoeg is en dat het genoemde jaartal 2030 te ver in de toekomst ligt. Zij zouden dan ook graag zien dat binnen een korter tijdsbestek en meer urgentie sprake is van nul gesloten plaatsingen en niet pas in 2030. De leden vragen de Staatssecretaris zich in te spannen om grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen volledig af te bouwen binnen een korter tijdsbestek dan acht jaar en vragen de Staatssecretaris zich in te spannen de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden, te versnellen. Gezien de problematiek en traumatische ervaringen die grootschalige gesloten jeugdhulpinstellingen voor te veel jeugdigen met zich meebrengen, vinden de leden dit van groot belang. Uiteraard gaat zorgvuldigheid wat de leden betreft voorop; jeugdigen hebben recht op kwalitatief goede en liefdevolle zorg.

Ik begrijp de wens om eerder te streven naar nul gesloten plaatsingen dan in 2030. Ik heb gekozen voor een stapsgewijze aanpak om daar zo dicht mogelijk bij te komen. Het eerste doel is in 2025 de grootschalige voorzieningen voor gesloten jeugdhulp omgevormd te hebben via af- of ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden. Ik heb gezien dat vrijheidsbeperking soms nodig is om veiligheid en bescherming te bieden. Tegelijk vind ik dat de instellingen het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen moeten terugdringen. We moeten dus zorgvuldig bezien wat nodig en wenselijk is. Om het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen ligt het wetvoorstel Rechtspositie gesloten jeugdhulp in de Tweede Kamer en subsidieer ik het project Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen van de instellingen voor gesloten jeugdhulp. Deze instellingen hebben inmiddels ook de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen vastgesteld.10

De leden van de VVD-fractie zien met belangstelling en enig ongeduld het uitvoeringsplan tegemoet dat toeziet op de afbouw en de ombouw van gesloten jeugdhulp. Dit geldt tevens voor de uitkomsten van het nader onderzoek om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van de transformatie en jeugdhulp in kleinschalige voorzieningen.

Ik verwacht het uitvoeringsplan, nadat ik daar met gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken over heb gemaakt, op korte termijn naar uw Kamer te zenden. Waar mogelijk in december, uiterlijk in januari. Daarnaast loopt een aantal onderzoeken, onder andere naar de frictiekosten van de af- en ombouw. Deze onderzoeken zal ik gelijktijdig met het uitvoeringsplan naar uw Kamer sturen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over passende zorg voor jongeren in gesloten jeugdhulp. Deze leden benadrukken daarbij dat zij groot belang hechten aan het bieden van deze passende hulp, die in de visie van de leden van voornoemde fractie open is en waarbij effectieve en liefdevolle zorg vooropstaat. De signalen van veel jongeren dat zij de gesloten jeugdhulp als repressief en onveilig hebben ervaren, geven aanleiding om verandering te bewerkstelligen. Vanuit die houding hebben de leden nog de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie vinden het bemoedigend om te lezen dat het steeds beter lukt om het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. De vraag om het terugdringen van gesloten jeugdhulp is echter ook erg sterk en we moeten ook oog houden dat jongeren met problemen elders goed geholpen worden, zo stellen voornoemde leden. Kan de Staatssecretaris een nadere cijfermatige onderbouwing geven bij deze stelling?

Wat is de precieze ontwikkeling van het aantal plaatsingen in gesloten jeugdhulp, kleinschalige voorzieningen, het aantal overplaatsingen en het aantal separaties per jaar en welke doelen stelt de Staatssecretaris daarbij voor de komende tijd, ook tussen nu en 2030? Specifiek ten aanzien van de doelstelling dat op 1 januari 2025 alle jeugdzorginstellingen kleinschalig werken, vragen deze leden wat daarbij de doelstellingen zijn voor 2023 en 2024 om daarop te kunnen sturen en wat daarbij geldt als de ondergrens voor kleinschalig werken.

Dat het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp daalt blijkt uit onderstaande tabel die cijfers bevat over de aantallen verblijf, instroom (nieuwe en hernieuwde aanmeldingen) en uitstroom (aantal uitgestroomde unieke jongeren).11

 

Instroom

Uitstroom

Verblijf gedurende het jaar

Overplaatsingen

2021

1.042

1.094

1.584

98

2020

1.129

1.278

1.802

168

2019

1.392

1.502

2.212

235

2018

1.435

1.459

2.112

218

2017

1.552

1.586

2.254

286

2016

1.519

1.527

2.233

218

Er zijn nu geen cijfers bekend over het aantal plaatsingen in kleinschalige voorzieningen voor gesloten jeugdhulp. In de monitor van de Jeugdautoriteit (hierna: JA) wordt uitgevraagd hoeveel alternatieven voor de huidige accommodaties door gemeenten zijn gecontracteerd. We bespreken met de JA of dit specifiek naar het aantal plaatsingen in kleinschalige voorzieningen kan worden uitgesplitst.

Het aantal overplaatsingen daalt de laatste jaren van 15% in 2017 naar 8% in 2021. Ik zie gegeven deze positieve ontwikkelingen geen aanleiding daar voor de komende jaren specifieke doelstellingen aan te verbinden.

Dat doe ik wel voor het aantal separaties. In de periode van juni 2020 tot mei 2021 zijn er 301 plaatsingen geweest in een isoleer-of separeerruimte.12 Met het sluiten van de deze ruimten in 2022 is de doelstelling dat vanaf 2023 geen plaatsingen in een traditionele isoleer- of separeerruimten meer plaatsvinden. Wel blijft het mogelijk dat een instelling een jeugdige tijdelijk insluit in een kindvriendelijke ruimte als er geen minder ingrijpende maatregel mogelijk is. Met het wetsvoorstel Rechtspositie gesloten jeugdhulp wordt voorgesteld dat insluiten alleen wordt toegestaan in het geval van noodsituaties bij jeugdigen van 12 jaar of ouder.

Momenteel wordt hard gewerkt aan een uitvoeringsplan dat toeziet op een zorgvuldige af- en ombouw van de jeugdhulp, inclusief (tussentijdse) doelstellingen tot 2025 en 2030. Ik verwacht het plan in december of januari naar uw Kamer te sturen. Het plan richt zich zowel op de afbouw van de grootschalige gesloten jeugdhulp als de om- en opbouw naar kleinschalige voorzieningen. Om dit te monitoren heb ik in overleg met de VNG en Jeugdzorg Nederland de JA gevraagd een periodieke monitor op te zetten waarmee ik zicht houd op de ontwikkeling van de capaciteit en bezetting van de gesloten jeugdhulp en de ontwikkeling van alternatieven voor de vraag naar deze intensieve jeugdhulp. Op 21 oktober 2022 heb ik de rapportage Kerncijfers Gesloten Jeugdhulp van de JA ontvangen, waarbij in paragraaf 3.7 wordt ingegaan op het huidig aanbod van alternatieven voor de gesloten jeugdhulp. Voor de duiding van de inhoud van dit rapport verwijs ik uw Kamer naar de Jeugdbrief die die voor het WGO van 21 november 2022 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

De leden van de D66-fractie achten het belang groot dat kinderen en jongeren onderwijs kunnen blijven volgen zodat zij zich zo goed mogelijk kunnen blijven ontwikkelen. Hoewel het kabinet dezelfde doelstelling heeft, missen deze leden nog concrete uitwerking. Zo staat genoemd dat er na het zomerreces een herbezinning met een beleidsreactie komt. Wanneer kan de Kamer die precies verwachten? Daarnaast wijzen deze leden graag op het belang van digitaal onderwijs als daarmee onderwijs gegeven kan worden dat anders niet mogelijk is. Hoe geeft de Staatssecretaris gevolg aan de motie van het lid Raemakers13 daarover, zo vragen deze leden.

Het kabinet deelt met de leden van de D66-fractie het belang van goed onderwijs voor alle jongeren en zeker voor de kwetsbare jongeren die in een gesloten jeugdhulpinstelling verblijven. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs is daarom de afgelopen periode aan de slag geweest met een herbezinning op residentieel onderwijs met als doel dit beter te borgen. Het veranderende landschap van de gesloten jeugdhulp (de transformatie naar kleinschaligheid en daarbij gekomen opdracht naar nul gesloten plaatsingen), dat op dit moment nog nader wordt geconcretiseerd, vraagt meer uitwerking voor de organisatie van het onderwijs dan in eerste instantie was voorzien. Dat heeft ervoor gezorgd dat de afronding van deze herbezinning langer op zich laat wachten. U ontvangt voor het debat passend onderwijs van maart 2023 een brief in het kader van deze herbezinning, waarin het kabinet aangeeft hoe in de nieuwe situatie het onderwijs wordt ingericht. De tussenliggende periode zal onder andere gebruikt worden zorgvuldig met alle betrokken partijen af te stemmen.

Over de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Raemakers informeer ik uw Kamer in de Jeugdbrief die uw Kamer voor het WGO van 21 november 2022 ontvangt.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat deze verschuiving in de gesloten jeugdzorg ook een belangrijke financiële component kent, bijvoorbeeld ten aanzien van het vastgoed van de instellingen. Kan een nadere onderbouwing gegeven worden van de financiële gevolgen en plannen van het eerste spoor?

Een nadere onderbouwing kan ik nu nog niet geven. In december verwacht ik de eerste uitkomsten te krijgen van het onderzoek dat ik in overleg met Jeugdzorg Nederland en de VNG heb uitgezet naar de financiële effecten van de transformatie van de gesloten jeugdhulp.

Is de genoemde specifieke uitkering die al in 2020 is uitgekeerd voldoende om ook nu en in de komende jaren deze transformatie snel en goed vorm te geven? Kan er een uitsplitsing gegeven worden wat er met deze middelen is gebeurd door de verschillende gemeenten, zo vragen deze leden.

Het doel van de specifieke uitkering is een impuls te geven aan gemeenten en aanbieders om belemmeringen voor de vastgoedtransitie binnen de gesloten jeugdhulp (deels) weg te nemen. De coördinerende gemeenten kunnen deze middelen besteden aan activiteiten die bijdragen aan de beoogde transformatie naar meer kleinschalige woonvormen in de gesloten jeugdhulp, zoals het (a) het afstoten of (b) verbouwen van een accommodatie alsook om (c) eenmalige investeringen te plegen rond de aanschaf van vervangende nieuwbouw. Daarnaast mogen de middelen voor een beperkt deel besteed worden aan randvoorwaardelijke activiteiten zoals (d) het aantrekken van een projectleider, (e) het (laten) opstellen van een bovenregionaal plan en (f) het (laten) opstellen van strategische vastgoedplannen. Gemeenten die een uitkering hebben ontvangen moeten via de SiSa-systematiek jaarlijks voor 15 juli aan hun verplichting voor verantwoordingsinformatie voldoen. Op basis daarvan kan een uitsplitsing worden gegeven hoeveel van de uitkering aan welke activiteiten is besteed zodra alle gemeenten de uitgekeerde middelen besteed hebben.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of onderbouwd kan worden in hoeverre de 11 coördinerende gemeenten voldaan hebben aan de eis voor een bovenregionaal plan? Zijn deze regioplannen dekkend voor het hele land? En bieden deze plannen voldoende borging van continuïteit van zorg samen met ambitieuze voornemens voor de afbouw van gesloten jeugdzorg en het realiseren van kleinschalige voorzieningen? Zo ja, welke doelstellingen worden er dan gesteld, zo vragen deze leden.

Alle coördinerende gemeenten hebben voldaan aan de verplichting om zorg te dragen voor een bovenregionaal plan gesloten jeugdhulp. Deze plannen omvatten alle gesloten jeugdhulpaanbieders en zijn daarmee landelijk dekkend. Echter toen de gemeenten deze plannen opstelden, bestond de doelstelling dat in 2025 alle gesloten jeugdinstellingen kleinschalig zouden zijn nog niet. Daarom ga ik daar in een bestuurlijk overleg in december a.s., indien nodig, aanvullende afspraken over maken met de coördinerende gemeenten.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten leidend is voor de besteding van de 5 miljoen euro die het Ministerie van VWS in 2021 beschikbaar heeft gesteld via een specifieke uitkering aan de 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp. Kan er nadere uitwerking worden gegeven van hoe de 5 miljoen euro (volledig) is uitgegeven en waaraan precies? Op welke manier valt na te gaan of er voldaan is aan de uitgangspunten in de notitie, zo vragen deze leden.

De gemeenten die een uitkering hebben ontvangen moeten via de SiSa-systematiek jaarlijks voor 15 juli aan hun verplichting voor verantwoordingsinformatie voldoen. Daaruit valt op te maken of zij hun deel van de € 5 mln. hebben uitgegeven aan de ombouw van separeerruimten naar kindvriendelijke afzonderingsruimte of aan relationele beveiliging als een accommodatie niet meer beschikt over een separeerruimte.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het nee-tenzij-principe voor plaatsing in gesloten jeugdzorg. Alleen stellen zij daarbij wel de vraag wat op dit moment het afwegingskader is voor plaatsing in gesloten jeugdzorg en hoe dit principe concreet gaat zorgen om toe te werken naar nul plaatsingen in 2030? Hoeveel jongeren schat de Staatssecretaris in dat nu jaarlijks geplaatst worden in gesloten jeugdzorg waarbij dat niet zou zijn gebeurd indien dit nee-tenzij-principe zou zijn gehanteerd? Is hier sprake van een verandering of staand beleid, zo vragen deze leden.

Met het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp wordt het «nee, tenzij-beginsel» in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet geïntroduceerd. Het «nee, tenzij-beginsel» moet het uitgangspunt worden bij de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel: de maatregel wordt niet toegepast, tenzij er voor de jeugdige geen minder bezwarende alternatieven zijn.

Deze concretisering van het «nee, tenzij beginsel» is ook terug te vinden in de twee nieuwe voorwaarden die het wetsvoorstel toevoegt aan de bestaande voorwaarden waaronder een kinderrechter een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan verlenen. Op basis van artikel 6.1.2 van de huidige Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:

  • de jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren; en

  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.

Dit wetsvoorstel voegt daar twee voorwaarden aan toe. De opneming en het verblijf moet ook geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ook moet de rechter oordelen dat er geen minder ingrijpende maatregelen zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.

Een inschatting hoeveel jongeren nu jaarlijks geplaatst worden in de gesloten jeugdhulp en daar niet zouden verblijven indien dit nee-tenzij-principe zou zijn gehanteerd, is moeilijk te geven. Het is hoopvol dat we op dit moment een forse daling zien in het aantal gesloten plaatsingen. De introductie van het «nee, tenzij-beginsel» en deze twee nieuwe voorwaarden dragen naar verwachting bij aan een verdere daling. Ik beschouw deze als een intensivering van ingezet beleid.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het werken in de residentiële jeugdhulp aantrekkelijker wordt als er meer kleinschalige voorzieningen komen. Kan de Staatssecretaris onderbouwen waar deze stelling op is gebaseerd en wat de verwachtingen zijn voor de arbeidsmarktsituatie in de jeugdzorg indien op 1 januari 2025 alle jeugdzorginstellingen kleinschalig werken? Wat voor consequenties zijn er indien deze verwachtingen niet uitkomen, zo vragen de leden.

Uit eerste studies lijken professionals positief over het werken in een kleinschalig verblijf. Ze vinden een aantal kenmerken van kleinschalig verblijf prettiger in vergelijking met grotere groepen: begeleiders en jongeren hebben een betere band en er is meer ruimte en tijd de zorg, het onderwijs en de ouderbetrokkenheid op maat vorm te geven.14

Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat zorg in kleinschalige setting, zo huiselijk mogelijk en zoveel mogelijk ingebed in de maatschappij de toekomst is. Het is belangrijk dat de jeugdige zoveel mogelijk deel kan blijven nemen aan het gewone leven.

Voor deze beoogde transformatie is de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel essentieel. De krappe arbeidsmarkt is en blijft ook de komende periode een van de grootste uitdagingen in de jeugdhulp. Zoals hierboven aangegeven verwachten we dat de transformatie naar kleinschaligheid o.a. een positief effect zal hebben op de aantrekkelijkheid van het werken in de residentiele jeugdhulp. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers, opdracht verlenende gemeenten, brancheverenigingen en het Rijk om te investeren in voldoende, adequaat opgeleide medewerkers in de jeugdhulp en het optimaal inzetten van professionals.

Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het steeds beter lukt om het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen en dat het aantal separaties daalt. Deze leden steunen de stapsgewijze aanpak van de regering om in 2030 zo dicht mogelijk bij nul gesloten plaatsingen te komen, maar hebben nog wel een paar vragen.

Zo bevinden sommige aanbieders zich in financieel zeer zwaar weer. De Jeugdautoriteit constateert dat cruciale jeugdzorg hierdoor in gevaar dreigt te komen. De acute financiële problematiek bij aanbieders vraagt om snel handelen. Welke maatregelen gaat de Staatssecretaris nemen om te voorkomen dat cruciale jeugdzorg niet meer geleverd kan worden, zo vragen deze leden.

Deze leden lezen op pagina acht dat wordt verwezen naar de monitoring die opgezet gaat worden door de Jeugdautoriteit. Welke vervolgacties worden gezet als de uitkomsten van deze monitor zorgelijk zijn, zo vragen deze leden. Wie is dan aan zet en zijn er dan ook financiële middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg te waarborgen?

Bij acute financiële problematiek van cruciale jeugdzorg geldt het draaiboek «Continuïteit jeugdhulp».15 Doel van het draaiboek is het borgen van continuïteit van cruciale jeugdhulpfuncties en daarmee de continuïteit van zorg voor de meest kwetsbare jeugdigen. In het draaiboek staan de concrete stappen en bijbehorende taken van aanbieders, de accounthoudende regio, de Jeugdautoriteit en Rijk passend bij de rollen en verantwoordelijkheden. Het Rijk kan een subsidie op grond van de subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg- verstrekken en interbestuurlijk toezicht inzetten.

Vragen en opmerkingen van het lid van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze leden vragen al langer aandacht voor de schrijnende situaties in de gesloten jeugdzorg en onderschrijven de ambitie om zo snel mogelijk toe te werken naar sluiting van de gesloten jeugdzorg. De plannen van de Staatssecretaris roepen nog wel veel vragen op bij de leden van de fractie.

De leden van de PvdA-fractie geloven niet dat deze discussie gevoerd kan worden zonder te kijken naar de grote bezuinigingen die dit kabinet wil doorvoeren in de jeugdzorg. Welk effect zullen de geplande bezuinigingen hebben op de beschikbaarheid van complexe jeugdzorg en de lange wachttijden in deze sector?

De ambitie van de Hervormingsagenda is de jeugdzorg slimmer en efficiënter in te richten zodat de beschikbare middelen juist voor de meest kwetsbare kinderen goede zorg beschikbaar is – nu en in te toekomst. De beschikbaarheid van complexe jeugdzorg is dan ook expliciet onderdeel van de nog af te sluiten agenda. Ook is het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in opdracht van VNG en VWS bezig met het aanpakken van regionale wachttijden. De effecten van de hervormingsagenda en de wachttijden aanpak worden gemonitord. Het streven is de hervormingsagenda voor het einde van het jaar met de VNG en andere partijen in de vijfhoek overeen te komen. In deze agenda zal ook staan hoe de afspraken worden gemonitord.

De Staatssecretaris spreekt de ambitie uit om zich in te zetten voor liefdevolle en menswaardige zorg. Hoe wil hij deze waarden borgen in het licht van de bezuinigingen? Door de terugloop in de gesloten jeugdzorg, die wij aanmoedigen, zal er een groter beroep worden gedaan op de open residentiële jeugdzorg. Wordt hier ook extra in geïnvesteerd en op welke manier wordt dit gedaan, zo vragen de leden.

Juist om op deze vragen antwoord te kunnen geven is een onderzoek uitgezet om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van de transformatie van de gesloten jeugdhulp.

De leden van de PvdA-fractie zijn enthousiast over het doel om beter onderwijs en een betere kwaliteit van zorg aan te bieden in de gesloten jeugdzorg, zo lang deze instellingen nog open moeten blijven. Maar ook hier geldt dat een investering nodig zal zijn om zo’n verbetering te realiseren. Welke middelen heeft de Staatssecretaris hiervoor gereserveerd, zo vragen deze leden.

Het doel van de transformatie van de gesloten jeugdhulp en het daaraan verbonden onderwijs is te komen tot beter onderwijs en betere zorg. Financiële afspraken tussen Rijk en gemeenten die met deze transformatie gepaard gaan zullen onderdeel uitmaken van de Hervormingsagenda. Nader onderzoek vindt plaats om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van de transformatie van de gesloten jeugdhulp.

Op dit moment wordt in het kader van een herbezinning van het residentieel onderwijs, door de betrokken ministeries samen met alle betrokkenen uit het veld gekeken wat nodig is het gewenste eindbeeld te realiseren. Voor het debat passend onderwijs van maart 2023 ontvangt uw Kamer de uitkomst van de herbezinning met een beleidsreactie waarin ook ingegaan wordt op welke investeringen noodzakelijk zijn om kwalitatief beter onderwijs passend bij de jeugdige mogelijk te maken.

De leden van de PvdA-fractie waarderen de beweging naar kleinschalige instellingen. Er is in 2020 al een bedrag beschikbaar gesteld voor vastgoedinvesteringen in de gesloten jeugdzorg, zo lezen de aan het woord zijnde leden. Waar is het budget van 33,5 miljoen euro op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris een onderbouwing van dit bedrag met de leden delen? Is dit voldoende voor een gedegen vastgoedtransitie? Welke signalen heeft de Staatssecretaris hierover ontvangen van gemeenten? Is de Staatssecretaris bereid om extra geld beschikbaar te stellen als dat nodig is voor een goede transitie naar kleinschaligheid, zo vragen de leden.

In 2019 bleek van de Regeling van de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) € 33,5 mln. niet beschikt te zijn. Deze regeling had als doel de frictiekosten als gevolg van de overgang van de oude stelsels naar de nieuwe Jeugdwet te beperken en tijdelijk liquiditeitssteun aan aanbieders te verstrekken. Na afloop in 2020 zijn de resterende middelen ad. € 33,5 mln. in de geest van deze regeling herbestemd voor de Regeling specifieke uitkeringsregeling vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp. Het budget is niet dekkend voor de volledige transitie. Het is bedoeld als een stimuleringsbijdrage om belemmeringen voor de vastgoedtransitie binnen de gesloten jeugdhulp (deels) weg te nemen.

Rijk en gemeenten moeten komen tot afspraken over de financiële gevolgen die met deze transformatie gepaard gaan als onderdeel van de nog te maken afspraken in de Hervormingsagenda. Nader onderzoek vindt plaats om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van de transformatie van de gesloten jeugdhulp.

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de praktische invulling van de beweging naar kleinschaligheid. Hoe definieert de Staatssecretaris een kleinschalige instelling? Wat betekent dit voor bestaande grootschalige instellingen? Worden deze verbouwd of zullen instellingen dan moeten verhuizen, zo vragen deze leden.

Voor een definitie van een kleinschaligheid verwijs ik naar de omschrijving die het Consortium Kleinschaligheid (met deelnemers vanuit de verschillende zorgaanbieders en kennisorganisaties) op basis van onderzoek en inzichten uit de praktijk heeft opgesteld: «Een kleinschalige voorziening is een 24/7-verblijf binnen een gesloten of open residentiële jeugdzorginstelling, op een instellingsterrein of in een woonwijk, van maximaal zes – en bij voorkeur vier – jongeren tussen 8 en 23 jaar, in een huiselijke setting door een vast team van begeleiders met een minimum ratio op de groep van 1 op 4, waarbij een intensieve, individuele behandeling en/of begeleiding op maat – en zolang als nodig – wordt gegeven, met perspectief op wonen, zorg en onderwijs/arbeid tijdens verblijf en/of daarna.»

Sommige grootschalige instellingen voor jeugdhulp met verblijf zullen (deels of geheel) transformeren naar kleinschalige voorzieningen. Hiervoor zullen deels bestaande instellingen worden aangepast op de kleinere groepen en deels in buitengebieden gelegen instellingsterreinen worden afgebouwd om kleinschalige voorzieningen in de wijk te realiseren. In 2020 en 2021 hebben de coördinerende gemeenten residentiële jeugdhulp € 83,5 mln. ontvangen om de vastgoedtransitie in de jeugdhulp te versnellen, zodat er meer kleinschalige voorzieningen komen.16

De leden van de PvdA-fractie hebben al vaker aandacht gevraagd voor de problemen met toezicht in de gezinshuizen. Kleinschaligheid is nooit een garantie voor een betere kwaliteit van zorg. Hoe wordt het toezicht georganiseerd in kleinschalige instellingen? Kan de Staatssecretaris hier een uitgebreide toelichting op geven, zo vragen de leden.

Het toezicht houden op de kwaliteit van de jeugdhulp, waaronder kleinschalige instellingen is een verantwoordelijkheid van aanbieders, gemeenten en de IGJ. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inkoop van een kwalitatief en kwantitatief toereikend hulpaanbod. Zorgaanbieders zijn vervolgens allereerst zelf verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede zorg. De IGJ is de toezichthouder op kwaliteit en veiligheid van de door aanbieders van jeugdhulp geboden zorg. De IGJ geeft haar toezicht op verschillende manieren vorm en gaat hierbij risico-gestuurd en responsief te werk.

  • Risico-gestuurd toezicht is toezicht waarbij de IGJ risicovolle thema’s en risicovolle instellingen onderzoekt. Dit gebeurt op basis van de informatie die de IGJ verzamelt over de jeugdhulpaanbieders en bijvoorbeeld naar aanleiding van meldingen en signalen.

  • Responsief toezicht is toezicht dat past bij de context van de jeugdhulpaanbieders, bij hun gedrag en motivatie en dat effectief is om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren.

De IGJ houdt, naast het toezicht op individuele aanbieders, ook toezicht op groepen aanbieders.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris naar nul plaatsingen in de gesloten jeugdhulp in 2030 wil toewerken. Kan de Staatssecretaris een beeld geven van het aantal jeugdigen dat op dit moment in de gesloten jeugdhulp zit en hoe dit aantal zich moet gaan ontwikkelen naar nul in 2030? Wat gaat de Staatssecretaris doen als de afnemende trend niet doorzet? Welke extra (pressie)middelen heeft de Staatssecretaris om een verandering af te dwingen, zo vragen de leden.

In de rapportage Kerncijfers JeugdzorgPlus van de JA staat dat op 1 juli 2022 ruim 500 jeugdigen in de gesloten jeugdhulp verbleven.17 De afgelopen jaren is de instroom sterk gedaald: van 1519 in 2016 naar 1042 in 2021. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat deze trend zich niet verder zal doorzetten. Er is echter ook geen zekerheid dat we in 2030 dichtbij het eindstation van nul gesloten plaatsingen zijn. Daarom is een adaptieve veranderstrategie nodig waarbij betrokken partners elkaar vasthouden met een stevige inspanningsverplichting om de ambitie te bereiken en zij bereidheid zijn op basis van de realisatie het plan bij te stellen waar nodig.

De leden van de PvdA-fractie kijken erg uit naar de AMvB reële prijzen in de jeugdhulp. De Staatssecretaris noemt kort de personeelstekorten in de jeugdzorg en spreekt de hoop uit dat kleinschaligheid in de gesloten jeugdzorg het werk leuker en daarom aantrekkelijker maakt. Op de aan het woord zijnde leden komt dit over als wensdenken. Het begint volgens deze leden bij een eerlijke vergoeding voor belangrijk werk. Daarom zijn de leden benieuwd hoe een eerlijk en competitief loon voor jeugdzorg medewerkers wordt meegenomen bij de vaststelling van de AMvB reële prijzen.

Gemeenten dienen met aanbieders prijzen af te spreken waarbij enerzijds voldoende ruimte wordt geboden voor een verantwoorde loonontwikkeling en anderzijds kostenopdrijving wordt voorkomen. De AMvB reële prijzen Jeugdwet verplicht gemeenten en aanbieders hun prijzen op te bouwen met gebruik van in de AMvB opgenomen kostprijselementen. Dit zal tot gevolg hebben dat gemeenten en aanbieders zorgvuldiger tot een reële prijs komen. Tot deze kostprijselementen behoren de kosten van een beroepskracht, zoals:

  • Salariskosten gebaseerd op afspraken in cao's;

  • Vakantietoeslag en eindejaarsuitkering;

  • Toeslag op brutoloon voor diensten buiten de gangbare werkdagen of werktijden;

  • Werkgeverslasten zoals belastingen, premies sociale verzekeringen en pensioenen;

  • Arbeidsmarkttoeslagen; en

  • Kosten voor beroepskrachten die anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst bij een aanbieder werken.

Het effect van deze AMvB is onder meer dat de aanbieders alle relevante kosten, waaronder de salariskosten, in beeld hebben.

Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat de Staatssecretaris eindelijk ook inziet dat gesloten jeugdzorg moet worden afgebouwd. De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook blij dat de Staatssecretaris hier zelf een doel aan verbindt, door te stellen dat in 2030 zo dicht mogelijk bij het eindstation van nul gesloten plaatsingen gekomen moet zijn. De voornoemde leden hebben al jaren aandacht gevraagd voor de gesloten jeugdzorg en vinden het pijnlijk dat het zo lang geduurd heeft. Vooral omdat een gesloten plaatsing voor jongeren vaak een traumatische gebeurtenis is met jarenlange gevolgen op het gebied van school en werk, mentaal welzijn en het hebben van een sociaal netwerk. De leden hopen dan ook dat het niet alleen bij woorden en plannen blijft, maar de plannen ook daadwerkelijk binnen de snelst mogelijke tijd worden uitgevoerd.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de huidige cijfers zijn van het aantal gesloten jeugdhulp plaatsingen, gesloten jeugdhulp instellingen en het aantal kleinschalige voorzieningen? Ook zouden de voornoemde leden graag een overzicht willen van het aantal separaties en het aantal overplaatsingen binnen gesloten jeugdhulp van in ieder geval de afgelopen vijf jaar.

De onderstaande tabel bevat de gevraagde cijfers.

 

Instroom

Uitstroom

Verblijf gedurende het jaar

Overplaatsingen

2021

1.042

1.094

1.584

98

2020

1.129

1.278

1.802

168

2019

1.392

1.502

2.212

235

2018

1.435

1.459

2.112

218

2017

1.552

1.586

2.254

286

2016

1.519

1.527

2.233

218

Er zijn momenteel elf instellingen voor gesloten jeugdhulp.

Er zijn nu geen cijfers bekend over het aantal plaatsingen in kleinschalige voorzieningen. In de monitor van de JA wordt uitgevraagd hoeveel alternatieven voor de huidige accommodaties door gemeenten zijn gecontracteerd. We bespreken met de JA of dit specifiek naar het aantal plaatsingen in kleinschalige voorzieningen kan worden uitgesplitst. Het aantal overplaatsingen daalt de laatste jaren van 15% in 2017 naar 8% in 2021. Ik zie, gegeven deze positieve ontwikkelingen, geen aanleiding daar voor de komende jaren specifieke doelstellingen aan te verbinden.

In de periode van juni 2020 tot mei 2021 zijn er 301 plaatsingen geweest in een isoleer-of separeerruimte.18 Met het sluiten van de deze ruimten in 2022 is de doelstelling dat vanaf 2023 geen plaatsingen in een traditionele isoleer- of separeerruimten meer plaatsvinden.

Doelstellingen, acties en randvoorwaarden

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het staat met het uitvoeringsplan dat toeziet op de afbouw en ombouw van gesloten jeugdhulp. Is dat plan er al? Zo ja, waar kunnen de leden dit vinden? Zo niet, wanneer wordt dit plan verwacht?

Ik verwacht het uitvoeringsplan, nadat ik daar met gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken over heb gemaakt, in december of januari naar uw Kamer te sturen.

De voornoemde leden lezen dat er al in 2020 door het Ministerie van VWS via een Specifieke Uitkering Vastgoedtransitie Gesloten Jeugdhulp 33,5 miljoen euro is verstrekt aan 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp. Wat is er met dat geld gedaan sinds 2020? Is dat al besteed? Zo ja, is aan te geven waaraan? Is het budget voldoende om de afbouw en ombouw te realiseren? Zo ja, kan de Staatssecretaris uitleggen waarop dit is gebaseerd?

De middelen zijn in 2020 volledig uitgekeerd aan de coördinerende gemeenten. Vervolgens zijn deze gemeenten gestart met het (laten) opstellen van de bovenregionale plannen en de strategische vastgoedplannen. De gemeenten kunnen de middelen besteden aan de in de specifieke uitkeringsregeling genoemde activiteiten die bijdragen aan de beoogde transformatie naar meer kleinschalige woonvormen in de gesloten jeugdhulp. Het gaat hierbij om (a) het afstoten of (b) verbouwen van een accommodatie alsook om (c) eenmalige investeringen rond de aanschaf van vervangende nieuwbouw. Daarnaast mogen de middelen voor een beperkt deel besteed worden aan randvoorwaardelijke activiteiten zoals (d) het aantrekken van een projectleider, (e) het (laten) opstellen van een bovenregionaal plan en (f) het (laten) opstellen van strategische vastgoedplannen. Afhankelijk van de behoeften van een specifieke regio en in overleg met de betreffende aanbieders kunnen coördinerende gemeenten de middelen tot eind 2024 besteden aan de bovengenoemde activiteiten. Het budget is niet dekkend voor de volledige transitie en betreft een impuls om belemmeringen voor de vastgoedtransitie binnen de gesloten jeugdhulp (deels) weg te nemen.

In de tabel bij de uitspraak van de Commissie van Wijzen wordt vanaf 2026 een besparing van 300 miljoen euro ingeboekt voor het voorkomen en verkorten van residentiele zorg. Waar is dat getal op gebaseerd en klopt deze inschatting of berekening, zo vragen de leden.

De door de Commissie van Wijzen ingeboekte besparing van € 300 mln. is gebaseerd op berekeningen van de Stuurgroep Maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet. Het rapport van deze Stuurgroep heeft u op 23 april 2021 ontvangen.19 Het gaat dan om de in het rapport opgenomen maatregel Voorkomen en verkorten residentiële jeugdzorg. In de in voorbereiding zijnde Hervormingsagenda geef ik hier, samen met de daarbij betrokken partijen, nader vorm en inhoud aan.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ook af hoe het met de randvoorwaarden staat voor de ombouw. Kunnen alle aanbieders een dergelijk ombouw dragen, wetende dat sommige aanbieders nu al in financieel zwaar weer zitten? Hoeveel JeugdzorgPlus instellingen verkeren in financieel slecht weer? Wat doet de Staatssecretaris als instellingen aangeven de afbouw en ombouw niet te kunnen dragen? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat cruciale jeugdzorg in stand blijft en continuïteit van zorg voor jongeren gewaarborgd blijft, ook tijdens de ombouw van gesloten jeugdhulp, zo vragen de leden.

Voor acute financiële problematiek geldt het draaiboek «Continuïteit jeugdhulp.»20 De VNG en VWS maken gezamenlijke afspraken over een zorgvuldige af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Om deze afspraken te kunnen maken schetst VWS op landelijk niveau een zo helder mogelijk beeld over wat nodig is voor een zorgvuldige af- en ombouw van gesloten jeugdhulp. Daartoe lopen verschillende onderzoeken:

  • Onderzoek van de JA naar een actueel beeld van de capaciteit en bezetting van gesloten jeugdhulp aanbieders en de herkomst van de jongeren bij deze betreffende aanbieders.

  • De uitkomsten van dat onderzoek ontvangt uw Kamer als bijlage bij de Jeugdbrief die u voor het WGO van 21 november 2022 ontvangt.

  • Onderzoek naar de mogelijke behoefte aan een specialistisch alternatief.

  • Onderzoek naar de frictiekosten en besparingen van de afbouw van gesloten jeugdhulp.

De laatste twee onderzoeken ontvangt uw Kamer gelijktijdig met het uitvoeringsplan in december of januari.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er dit najaar een besluit valt over of er naast de regionaal werkende kleinschalige voorzieningen ook nog een specialistisch aanbod komt. Hoe staat het met deze beslissing? Kan worden uitgelegd wat er precies bedoeld wordt met een specialistisch aanbod en voor welke doelgroep jongeren dit zou zijn? Komt dit in elke regio? In hoeverre zal dit aanbod verschillen van de regionale expertisecentra die er al wel zijn, zo vragen deze leden.

Ter voorbereiding op deze beslissing heb ik in nauw overleg met de VNG en Jeugdzorg Nederland een onderzoek uitgezet. De uitkomsten daarvan zijn voor 1 december a.s. beschikbaar. Vervolgens vindt besluitvorming plaats in een bestuurlijk overleg met gemeenten en aanbieders. Daarna ontvangt uw Kamer het onderzoek. Omdat de uitkomsten van het onderzoek nu nog niet bekend zijn kan ik de inhoudelijke vragen nu niet beantwoorden.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat voor de beoogde transformatie het essentieel is dat er voldoende beschikbaar personeel is. Dit lijkt de voornoemde leden een understatement. Zij willen de vraag omdraaien: met het huidige personeelstekort in de sector, is deze transformatie überhaupt binnen het gekozen tijdskader te realiseren? Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Wat gaan zij doen wanneer het personeelstekort niet oplost, zo vragen de leden.

Voor de beoogde transformatie is de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel essentieel. De krappe arbeidsmarkt is en blijft ook de komende periode een van de grootste uitdagingen in de jeugdhulp. Wij verwachten dat de transformatie naar kleinschaligheid o.a. een positief effect heeft op de aantrekkelijkheid van het werken in de residentiele jeugdhulp. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers, opdracht verlenende gemeenten, brancheverenigingen, beroepsverenigingen en het Rijk om te investeren in voldoende, adequaat opgeleide medewerkers in de jeugdhulp en het optimaal inzetten van professionals.

Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat door deze transformatie personeel niet vertrekt en in andere sectoren gaat werken? Graag horen de leden welke concrete afspraken worden gemaakt en welke concrete maatregelen worden genomen om personeel te behouden.

In de Arbeidsmarktaanpak jeugdzorg werken de departementen VWS en JenV met gemeenten en de partijen in het veld aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de jeugdzorg voor potentiële jeugdzorgwerkers, aan het aanpakken van arbeidsmarktknelpunten, het behoud van personeel en het aantrekken van nieuw personeel. Onder andere via projecten van de Arbeidsmarkttafel werken partijen aan het delen van goede voorbeelden en handreikingen op thema’s als o.a. goed werkgeverschap en inwerken en begeleiden van personeel.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft op 30 september 2022 het programmaplan Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & welzijn (TAZ) naar de Tweede Kamer gestuurd.21 Het tekort aan medewerkers in zorg en welzijn is en blijft de komende jaren een belangrijke uitdaging. De ambitie van het programma TAZ is om een transitie in gang te zetten naar passende en arbeidsbesparende zorg zodat ook in de toekomst niet meer dan 1 op 6 werkenden in zorg en welzijn werkzaam is.22 VWS pakt in het TAZ-programma, samen met de partijen in het veld, – de uitdagingen op binnen de arbeidsmarkt zorg en welzijn. De aanpak, inclusief de bijbehorende financiële middelen, is bedoeld voor de sector zorg en welzijn, inclusief de jeugdzorg. De middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van innovatieve werkvormen, het behoud van medewerkers door goed opdrachtgeverschap en werkplezier en voor leren en ontwikkelen. Tot augustus 2023 is er bovendien het huidige SectorplanPlus, dat financieringsmogelijkheden biedt voor opleidingstrajecten voor individuele zorgaanbieders.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich al jaren enorme zorgen over de status van het residentieel onderwijs. Dit is vaak niet passend voor jongeren of het is er helemaal niet. Mede door een motie uit 201823 van voornoemde leden is er een beleidsinventarisatie gekomen, die in 2020 is opgeleverd. Helaas werd dit niet opgevolgd met concrete actie om het onderwijs voor leerlingen te verbeteren, maar werd er vervolgens gekozen tot het doen van een zogeheten «herbezinning» residentieel onderwijs. Deze herbezinning zou dit najaar opgeleverd worden, maar de voornoemde leden hebben de herbezinning nog niet gezien. Wanneer komt het richting de Kamer? Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat het wel heel lang duurt voordat er concreet iets wordt gedaan om het onderwijs in residentiele instellingen te verbeteren voor jongeren? De motie is in 2018 aangenomen, dat is vier jaar geleden. Tot nu toe zijn er alleen rapporten over geschreven en ook nu wachten we weer op een onderzoek. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom dit zo lang duurt? Waarom is er niet gelijk begonnen met actie? Wat is er tot nu toe concreet gedaan om het residentieel onderwijs te verbeteren? En kan de regering eindelijk haast maken met dit onderwerp?

De GroenLinks-fractie heeft met de eerdergenoemde motie van het lid Westerveld uit 2018 de regering gevraagd om passend onderwijs voor jongeren in een jeugdzorginstelling te organiseren.24 Het kabinet deelt met de leden van de GroenLinks-fractie het belang van goed onderwijs voor deze groep kinderen en jongeren. Dat is ook de reden dat het kabinet eerder is gestart met een herbezinning op het residentieel onderwijs. Het veranderende landschap van de gesloten jeugdhulp vraagt meer uitwerking voor het onderwijs dan in eerste instantie was voorzien. De uitkomst van deze herbezinning laat hierdoor langer op zich wachten. Voor het debat passend onderwijs van maart 2023 ontvangt uw Kamer hierover een brief. Om ook vooruitlopend op de herbezinning al duidelijke verbeteringen door te kunnen voeren is er, zoals beschreven in de Kamerbrief van december 2020,25 de afgelopen periode echter niet stilgestaan. De regionale projectleiders residentieel brengen samen met het veld de ontwikkeling in de regio en het effect daarvan op het onderwijs in beeld en maken afspraken voor verbetering van het onderwijs. Daarnaast zorgen zij er bijvoorbeeld voor dat samenwerkingsverbanden, gemeenten, de JeugdzorgPlus-instellingen en scholen aangesloten bij JeugdzorgPlus-instellingen (beter) aan elkaar verbonden worden om ervoor te zorgen dat voor iedere jongeren een passend onderwijsaanbod in de (eigen) regio is. Hiervoor is, als uitwerking van de motie van het lid Westerveld26, voor scholen verbonden aan een JeugdzorgPlus-instelling tijdelijk extra financiële ondersteuning beschikbaar gesteld. Zij gebruiken dit bijvoorbeeld voor de opzet en ontwikkeling van kwalitatief goed onderwijs voor leerlingen in kleinschalige (woon)voorzieningen.

De leden van de GroenLinks-fractie weten dat er in 2021 een Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten is opgesteld. Hoeveel is daar sindsdien meegedaan? Hoeveel separeerruimten zijn inmiddels gesloten of omgebouwd? En hoeveel separeerruimten zijn er nog over binnen de jeugdhulp? Bij de notitie hoorde ook 5 miljoen euro, die via een specifieke uitkering aan 11 gecoördineerde gemeenten beschikbaar is gesteld. Wat is er met die 5 miljoen euro tot nu toe gebeurd? Hoeveel is er nog over? Is 5 miljoen euro voldoende voor de doelstelling, namelijk alle separeerruimten sluiten of ombouwen, zo vragen de leden.

De verwachting is dat voor 1 januari 2023 alle separeerruimten in de gesloten jeugdhulp zijn gesloten. De instellingen voor gesloten jeugdhulp besteden de € 5 mln. in overeenstemming met de aangehaalde uitgangspuntennotitie aan kosten die gemoeid zijn met de sluiting van de separeerruimten, de opbouw van kindvriendelijke afzonderingsruimten of aan trainingen op het terrein van relationele beveiliging, zoals trainingen geweldloos verzet.

De uitkering van € 5 mln. is toereikend voor het sluiten of ombouwen van alle separeerruimten in de gesloten jeugdhulp.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Jeugdautoriteit gaat monitoren hoe het gaat met capaciteit en bezetting van de gesloten jeugdhulp en de vraag naar deze intensieve jeugdhulp. Stel dat de uitkomsten van deze monitor zorgelijk zijn, wat zullen dan de vervolgacties zijn en wie is daarvoor verantwoordelijk? Zijn er dan ook financiële middelen beschikbaar middelen beschikbaar om de continuïteit van zorg te waarborgen, zo vragen deze leden.

Bij acute financiële problematiek van cruciale jeugdzorg geldt het draaiboek «Continuïteit jeugdhulp»27. Doel van het draaiboek is het borgen van continuïteit van cruciale jeugdhulpfuncties en daarmee de continuïteit van zorg voor de meest kwetsbare jeugdigen. In het draaiboek staan de concrete stappen en bijbehorende taken van aanbieders, de accounthoudende regio, de Jeugdautoriteit en Rijk passend bij de rollen en verantwoordelijkheden. Het Rijk kan een subsidie verstrekken op grond van de subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg en interbestuurlijk toezicht inzetten.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris, en heeft daarbij nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie waardeert de kwetsbare opstelling van de Staatssecretaris die aangeeft zich voor een stevig dilemma gesteld te zien. Gesloten jeugdhulp is voor de ene jongere «de hel» en voor de andere «een zegen» gebleken volgens de gesprekken.

Het lid is blij dat er wel al een positieve ontwikkeling gaande is: het lukt steeds beter het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp terug te dringen. Er komen meer kleinschalige voorzieningen en het aantal separaties daalt. Gemeenten, aanbieders en professionals hebben zich hier de afgelopen jaren voor ingezet. En deze inzet werpt zijn vruchten af. Het wordt gezien met welke toewijding professionals het goede willen doen voor jeugdigen. Deze ontwikkeling juicht ook het lid toe.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de in gang gezette acties maar mist hier nog wel een helder tijdspad met concrete acties en deadlines. Heeft de Staatssecretaris deze wel beschikbaar en wil hij deze aan de Tweede Kamer toezenden?

Ik heb in de brief van 8 juli 2022 toegezegd te komen met een uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp. Concrete acties en deadlines maken daar onderdeel van uit. Ik verwacht het plan, nadat ik daar met gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken over heb gemaakt, in december of januari naar uw Kamer te sturen.

Kan de Staatssecretaris aangeven welke middelen en of steun hij mist om genoemde plannen in volle omvang en in een hoog tempo uit te voeren, zo vraagt het lid.

Ik werk aan een uitvoeringsplan dat de steun heeft van gemeenten, aanbieders, professionals en jongeren(-vertegenwoordigers). Daarnaast loopt een aantal onderzoeken naar de voorwaarden voor een gecontroleerde af- en ombouw, onder andere naar frictiekosten, en volgt de JA de af- en ombouw met een periodieke monitor.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

In de brief van de Staatssecretaris aan de Kamer geeft hij aan in de afgelopen maanden veelvuldig te hebben gesproken met jeugdigen en hun ouders die met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad. Ook heeft hij verschillende instellingen bezocht en gesproken met professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokkenen.

De Staatssecretaris zegt dat hij op basis van deze gesprekken voor een dilemma staat met enerzijds de jeugdigen die erop aandringen dat we helemaal stoppen met gesloten jeugdhulp. Zij hebben de huidige gesloten jeugdhulp als te repressief, onveilig en weinig liefdevol ervaren.

En anderzijds heeft hij de jeugdigen en ouders gesproken die wel baat hebben gehad bij hun verblijf in de gesloten jeugdhulp. Zij gaven aan dat voor hen of hun kinderen vrijheidsbeperkende maatregelen soms tijdelijk noodzakelijk waren, zoals bij ernstig agressief gedrag of wegloopgedrag naar een onveilige omgeving, bijvoorbeeld naar loverboys. Verblijf in een gesloten jeugdhulpinstelling bood in die situaties de benodigde bescherming en veiligheid.

Het lid van de BIJ1-fractie is benieuwd wie bij dit plan hebben meegelezen en meegedacht en dan vooral de onafhankelijke personen die zonder organisatorisch of financieel belang handelen. Zijn bijvoorbeeld prof. dr. Uit Beierse en de prof. dr. Van der Helm, die sprekers waren op ons rondetafelgesprek hierover geconsulteerd? En wanneer aanbieders mee hebben gedacht, waren dit enkel werkgevers met (financiële) belangen of ook uitvoerende professionals met inhoudelijke overwegingen?

Zoals in de brief te lezen is, heb ik vooraf aan de brief verschillende instellingen voor gesloten jeugdhulp bezocht. Bij die bezoeken heb ik de meeste tijd ingeruimd voor gesprekken met professionals en jongeren (en soms hun ouders). Bij de voorbereiding heeft het ministerie veel partijen betrokken. Dat waren niet alleen gemeenten en instellingen. We hebben organisaties als ExpEx, het Jeugdwelzijnsberaad en Het Vergeten Kind tweemaal in de gelegenheid gesteld te reageren op conceptversies van de brief. Dat geldt ook voor een aantal onafhankelijke deskundigen en professionals.

Het lid van de BIJ1-fractie leest dat de Staatssecretaris langs twee sporen het huidige systeem wil wijzigen:

  • Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen die veiligheid en bescherming bieden.

  • Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. Dat is een lang traject. Ik wil dat we in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen zijn.

Doorgaan op de ingeslagen weg is volgens het lid van BIJ1 betreft een te trage weg. Ervaringsdeskundige jongeren, Het Vergeten Kind, het Nederlands Jeugdinstituut en anderen pleiten ook voor een ambitieuzer doel28. Mevrouw Mourits van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) vindt het geplande tempo te laag. «Instellingen zijn hier al een paar jaar mee bezig, dus de Staatssecretaris mag het doel best ambitieuzer stellen. Waarom niet mikken op 2025»29?

Het besluit om langs twee sporen het systeem van de gesloten jeugdhulp te wijzigen, beschouw ik als een fundamentele wijziging van beleid. De ambitie dat in 2025 de gesloten jeugdhulp kleinschalig werkt betekent dat er dan geen gesloten plaatsingen meer zullen zijn. Bovendien gaat deze ambitie gepaard met het verminderen van de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Invoering van het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp dat als basis heeft het «nee, tenzij-beginsel» als het gaat om vrijheidsbeperkende maatregelen moet daar ook aan bijdragen. Dat verwacht ik ook van de onlangs door de instellingen voor gesloten jeugdhulp vastgestelde Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen.30 Ik hoop van harte dat we in 2030 dicht bij een situatie zijn dat er geen gesloten plaatsingen meer plaatsvinden. Dat dit niet veel eerder het geval is vind ik uit oogpunt van zorgvuldigheid realistisch.

Volgens het lid van de BIJ1-fractie is er al veel en vaak gesproken over wat de effecten zijn van gesloten jeugdzorg op jongeren en dankzij het delen van hun ervaringen weten wij hoe trauma op trauma wordt gestapeld. Daarom vermoedt het lid dat hoe langer de gesloten jeugdzorg openblijft, hoe hoger de kosten voor onze samenleving. Immers: meer trauma heeft tot gevolg de inzet van duurdere hulpverlening. Het lid vraagt of er een berekening is gemaakt van deze kosten.

Er bestaan geen berekeningen van de maatschappelijke kosten van de behandeling van trauma’s die opgelopen zijn in de gesloten jeugdhulp.

In gesprekken die ik met (ervaringsdeskundige) jeugdigen heb gevoerd hebben zij mij inderdaad verteld dat het verblijf in de gesloten jeugdhulp hen heeft beschadigd en hun deelname aan de maatschappij heeft bemoeilijkt. Dat is voor mij ook de reden dat ik wil dat in 2025 alle gesloten jeugdhulp accommodaties kleinschalig werken. Ik vind tegelijkertijd dat ik ook recht moet doen aan signalen van ouders en jeugdigen die op dit moment in de gesloten jeugdhulp verblijven dat dat verblijf (tijdelijk) nodig en helpend is. Want net zoals trauma’s de samenleving geld kosten kost het de samenleving ook geld als we jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben niet de passende zorg kunnen bieden.

De door de Staatssecretaris in zijn plan genoemde inzet op passende hulp lijkt volgens het lid van de BIJ1-fractie de belangrijkste uitdaging. Het gebrek daaraan is namelijk al ruim twintig jaar de oorzaak dat jongeren onnodig gesloten worden geplaatst. En al in 1992, dertig jaar geleden dus, werd vastgesteld dat het scala en de capaciteit aan residentiële voorzieningen en ambulante vormen van intensieve persoonlijke begeleiding moesten worden uitgebreid. Wat gaat de Staatssecretaris de komende paar jaar anders doen dan de afgelopen tientallen jaren om dit te doorbreken?

Met de BIJ1-fractie deel ik de noodzaak van een doorbraak. De door de Kamer unaniem aangenomen motie uit december 2021 om te stoppen met gesloten jeugdhulp is daar een belangrijke aanzet voor geweest.31 Niet voor niets heb ik daarom in de brief van 8 juli geconcludeerd dat gesloten jeugdhulp niet is geworden wat daar in 2008 van werd verwacht. En heb ik het besluit genomen dat we langs twee sporen de gesloten jeugdhulp gaan wijzigen. Eerst de transformatie dat de gesloten jeugdhulp in 2025 alleen nog maar kleinschalig werkt. Het tweede spoor moet leiden naar een situatie in 2030 dat we zo dichtbij mogelijk bij het eindstation komen van nul gesloten plaatsingen. Ik ben ervan overtuigd dat we langs deze twee sporen onze bestemmingen alleen maar bereiken als dat gebeurt met betrokkenheid van professionals en jeugdigen die ervaring hebben met gesloten jeugdhulp. Daarom zal ik ervoor zorgen dat zij bij de uitvoering van het uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp betrokken blijven.

Het Vergeten Kind stelt in de voornoemde reactie dat het belangrijk is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wonen en behandelen: «Wonen doe je op een plek waar het fijn is en waar onder geen enkele omstandigheid isolatie en fixatie mag worden toegepast. Behandelen doe je bij voorkeur ambulant, maar kan bij hoge uitzondering in de vorm van een opname.» Dit ontbreekt helaas in het plan. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?

Het uitgangspunt dat jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp geplaatst worden in de eigen regio staat het onderscheid tussen wonen en behandelen niet in de weg. Sterker, nu al kent bijvoorbeeld jeugdhulpaanbieder Parlan kleinschalige voorzieningen voor jeugdigen met en zonder machtiging gesloten jeugdhulp die daar kunnen blijven wonen tot ze klaar zijn «om uit te vliegen».32

Het lid van de BIJ1-fractie verwijst naar de campagne van Het Vergeten Kind waar de oplossing werd aangereikt om de wet zodanig aan te passen dat er geen gesloten machtiging meer kan worden afgegeven. De Staatssecretaris geeft aan dat hij hier géén wetswijziging over zal doorvoeren, omdat er mogelijk een kleine groep is voor wie een gesloten setting toch nodig is. Het lid wijst erop dat de mogelijkheid bestaat binnen de jeugd-ggz in geval van ernstige psychiatrische problematiek bij een jongere, tijdelijk voor gesloten opname te kiezen dus dit is niet nodig in de Jeugdwet. Bovendien staat dit haaks op de doelstelling om te werken naar nul gesloten jeugdzorgplaatsingen. Hoe verklaart de Staatssecretaris dit, zo vraagt het lid.

Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel kan op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz) als uiterste middel opname in een gesloten ggz-instelling of gesloten ggz-afdeling plaatsvinden. Dat is een vorm van verplichte zorg op grond van de Wvggz. De Wvggz biedt daarmee inderdaad de mogelijkheid dat bepaalde jeugdigen gesloten geplaatst worden in een ggz-instelling.

Het is echter niet zo dat gedrag als gevolg van een psychische stoornis dat tot ernstig nadeel leidt de enige reden zou zijn dat jeugdigen gesloten geplaatst worden. De basis voor een machtiging gesloten jeugdhulp is anders. Zo’n machtiging wordt verleend omdat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en omdat de machtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich aan jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Dit betreft dus zeker niet uitsluitend jeugdigen met een psychische stoornis. Met andere woorden, als de Wvggz de enige wettelijke basis zou zijn voor een gesloten plaatsing zullen jeugdigen tussen wal en schip belanden als zij bescherming en veiligheid nodig hebben om andere redenen dan psychische stoornissen.

Wat volgens ervaringsdeskundigen en het lid van de BIJ1-fractie mist in het plan zijn excuses aan de jongeren die door de gesloten jeugdzorg beschadigd zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? De instellingen Parlan33 en Levvel34 gingen hem al voor, vindt hij ook dat hij als stelselverantwoordelijke niet achter kan blijven?

Het lid van de BIJ1-fractie is bekend met het eerdere antwoord van de Staatssecretaris op deze vragen tijdens de commissievergadering eerder dit jaar. De Staatssecretaris wees op Commissie de Winter. Volgens het lid mogen we de gesloten jeugdzorg een verkeerde beleidskeuze noemen, omdat we kinderen die in hun jeugd al waren getraumatiseerd door onder andere mishandeling en seksueel misbruik, opnieuw straffen door opsluiting. Het lid hoort signalen dat jongeren niet in aanmerking komen voor het Schadefonds van de Commissie de Winter, omdat fixeren en isoleren volgens de wet waren toegestaan. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan, rekening houdend met «de geest van de wet» en de vele kinderrechten die in de gesloten jeugdzorg zijn geschonden?

Ik vind het een goede zaak dat Parlan en Levvel de tijd hebben genomen om op hun werkmethoden te reflecteren en daarbij kritisch te kijken naar de vraag of de door hen toegepaste methodes, regels en protocollen daadwerkelijk aansluiten bij de individuele behoefte van de jeugdige en de mate waarin zij zich geholpen voelen tijdens hun opname.

In mijn gesprekken met (ervaringsdeskundige) jongeren hebben deze jongeren mij verteld dat het verblijf in de gesloten jeugdhulp hen niet verder heeft geholpen, maar hen heeft beschadigd en hun deelname aan de maatschappij heeft bemoeilijkt. Voor het leed dat slachtoffers in de jeugdzorg hebben ondervonden door lichamelijke en/of psychische mishandeling en het feit dat de overheid onvoldoende deed om hen hiertegen te beschermen heeft het kabinet excuses aangeboden bij de ontvangst van het rapport De Winter. Aan de jongeren die dit type leed helaas hebben meegemaakt, wil ik nogmaals mijn excuses aanbieden. De ervaringen van deze jongeren laten mij niet onberoerd. Het moet beter. De verhalen van deze jongeren motiveren mij extra ervoor te zorgen dat gesloten jeugdhulp zoveel mogelijk wordt voorkomen.

De Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg bepaalt dat aannemelijk moet zijn dat er sprake is geweest van «bovenmatig geweld». Wanneer de aanvrager van een financiële tegemoetkoming aangeeft dat sprake is geweest van fixeren en/of isoleren beoordeelt het Schadefonds of er sprake was van bovenmatig geweld. Afhankelijk van die beoordeling (al dan niet in combinatie met andere vormen van geweld) vindt een toewijzing of afwijzing van de tegemoetkoming plaats. Ik heb vertrouwen in de zorgvuldigheid van de beoordeling die het Schadefonds hierbij maakt.

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of de Staatssecretaris op de hoogte is van het feit dat het Nederlands Jeugdinstituut zich zorgen maakt over zijn idee om vrijheidsbeperkende maatregelen mogelijk te maken in open kleinschalige voorzieningen. De repressie in de gesloten jeugdzorg is een van de redenen voor deze ombouw. Jongeren zeggen juist dat ze behoefte hebben aan meer autonomie en individuele afspraken. Het lid deelt de angst van het NJI dat we straks de repressie meenemen naar de kleinschalige voorzieningen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop, zo vraagt het lid.

Van de zorg van het NJI over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open residentiële jeugdhulp ben ik op de hoogte. Tegelijk kan ik mijn ogen niet sluiten voor het «Signalement Vrijheidsbeperkende maatregelen in open residentiële jeugdhulp» waarin de IGJ en het AKJ-vertrouwenspersonen in de jeugdhulp geconstateerd hebben dat open jeugdhulpinstellingen ook vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen.35 Daarom heb ik verschillende acties in gang gezet. In de eerste plaats is het nodig dat professionals in de jeugdhulp goed op de hoogte zijn van wat wel en wat niet toegestaan is. Ik heb het NJI gevraagd in samenwerking met professionals en ervaringsdeskundigen een handreiking op te stellen. De tweede actie is een adviesaanvraag aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp.

Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt waar jongeren misstanden kunnen melden zolang de gesloten jeugdzorg nog openblijft. Wanneer zij een klacht willen in dienen, hoe worden zij dan ondersteund bij het opvragen van hun dossier aangezien wij signalen ontvangen dat dit heel moeizaam gaat?.

Jongeren in gesloten jeugdhulp kunnen misstanden melden bij de onafhankelijke vertrouwenspersonen van het AKJ. Die komen iedere week op bezoek op de groep waar de jongeren verblijven. Jongeren kunnen terecht bij de vertrouwenspersoon voor een luisterend oor, om vragen te stellen, om meer te weten te komen over hun rechten, om problemen en om klachten te bespreken. Ook kunnen zij situaties van geweld of misstanden bespreken met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon geeft informatie, advies en kan ondersteunen bij het bespreekbaar maken van vragen, problemen, klachten, geweldsituaties of misstanden. Ook kunnen jongeren ondersteuning vragen van de vertrouwenspersoon bij het – met de instantie – nabespreken van vrijheidsbeperkingen of in het aangifte proces na een geweldsituatie binnen de jeugdhulp.

Hoe vaak komen onafhankelijke vertrouwenspersonen op deze locaties langs? En kunnen de jongeren ook een beroep doen op een gesprek voor (h)erkenning met ervaringsdeskundigen en zo ja, hoe is dit geregeld, zo vraagt het lid

Onafhankelijke vertrouwenspersonen van het AKJ komen iedere week langs op alle gesloten jeugdhulplocaties. Zij bezoeken de jongeren op de groepen waar zij verblijven om zo laagdrempelig mogelijk beschikbaar te zijn. De jongere en de vertrouwenspersoon kunnen altijd privé met elkaar spreken tijdens een bezoek. Daarnaast zijn de vertrouwenspersonen ook beschikbaar via telefoon, whatsapp, en e-mail en kunnen jongeren de vertrouwenspersoon via de (anonieme) chatfunctie op de website van het AKJ bereiken. Jongeren mogen nooit beperkt worden in hun contact met de vertrouwenspersoon. Om het belang daarvan te onderstrepen staat in het wetsvoorstel Rechtspositie gesloten jeugdhulp dat zij altijd zonder tussenkomst van een derde contact moeten kunnen hebben met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon heeft vrije toegang tot de jeugdige en heeft geen toestemming nodig met jeugdigen te spreken.

Contact met een persoon die vergelijkbare ervaringen heeft, kan een waardevolle bijdrage leveren aan het zorg- en ondersteuningstraject van jongeren. Dit contact kan op verschillende wijze plaatsvinden. Zo bieden steeds meer aanbieders de mogelijkheid om een jongere te koppelen aan een maatje met ervaring (vrijwilliger). Daarnaast heeft een deel van de jeugdprofessionals zelf ervaring met zorg- en ondersteuning en zetten zij deze kennis in bij het ondersteunen van jongeren. Tot slot bieden ook sociale media een bron van informatie voor jongeren. Zo plaatst de Mind Young Studio dagelijks content op sociale media over mentale gezondheid, waar de ervaringen van jongeren zelf centraal staan.

In de brief wordt veel gesproken over financiering voor vastgoed. Het lid vraagt hoeveel is beschikt voor de inhoudelijke transformatie en hoe hier toezicht op wordt gehouden. Hoeveel geld gaat er bijvoorbeeld naar omscholing van personeel voor nieuwe werkwijzen en een liefdevolle cultuur, zo vraagt het lid.

De elf coördinerende gemeenten hebben in 2020 € 33,5 mln. uitgekeerd gekregen voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp. Deze gemeenten moeten via de SiSa-systematiek jaarlijks voor 15 juli aan hun verplichting voor verantwoordingsinformatie voldoen. Op basis daarvan kan een uitsplitsing worden gegeven hoeveel van de uitkering aan welke activiteiten is besteed. Omscholing maakt geen deel uit van de activiteiten in de Regeling waar de middelen aan besteed kunnen worden. Daarom is het niet mogelijk na te gaan hoeveel van de middelen zijn besteed aan omscholing.

In de eerder genoemde reactie van het NJI wordt gesteld dat de ombouw van gesloten jeugdzorg vooral vraagt om voldoende en goed opgeleid personeel. Maar we lezen hier wat het lid betreft te weinig over in de brief. Wat wordt van hen verwacht qua gewenst gedrag, welke interventies zetten zij in, én welke scholing is hiervoor nodig voor zowel huidig als nieuw personeel? Hoe wordt nieuw personeel geworven en welke financiële middelen worden hiervoor vrijgemaakt, zo vraagt het lid.

Investeren in het vakmanschap van professionals, ruimte bieden voor scholing en intervisie is cruciaal zodat professionals hun werk goed kunnen doen. Het behoud van personeel en het inhuren van nieuw personeel is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. Daarnaast werken de departementen VWS en JenV met gemeenten en de partijen in het veld aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de jeugdzorg voor potentiële jeugdzorgwerkers, aan het aanpakken van arbeidsmarktknelpunten, het behoud van personeel en het aantrekken van nieuw personeel. O.a. via projecten van de Arbeidsmarkttafel werken partijen aan het delen van goede voorbeelden en handreikingen op thema’s als o.a. goed werkgeverschap en inwerken en begeleiden van personeel.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft op 30 september 2022 het programmaplan Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & welzijn (TAZ) naar de Tweede Kamer gestuurd.36 Het tekort aan medewerkers in zorg en welzijn is en blijft de komende jaren een belangrijke uitdaging. De ambitie van het programma TAZ is om een transitie in gang te zetten naar passende en arbeidsbesparende37 zorg zodat ook in de toekomst niet meer dan 1 op 6 werkenden in zorg en welzijn werkzaam is. VWS pakt in het TAZ-programma, samen met de partijen in het veld, – de uitdagingen op binnen de arbeidsmarkt zorg en welzijn. De aanpak, inclusief de bijbehorende financiële middelen, is bedoeld voor de sector zorg en welzijn, inclusief de jeugdzorg. De middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van innovatieve werkvormen, het behoud van medewerkers door goed opdrachtgeverschap en werkplezier en voor leren en ontwikkelen. Tot augustus 2023 is er bovendien het huidige SectorplanPlus, dat financieringsmogelijkheden biedt voor opleidingstrajecten voor individuele zorgaanbieders.

Toegespitst op de gesloten jeugdhulp is van belang dat het in de brief van 8 juli genoemde programma «Leren en ontwikkelen van kleinschaligheid in de residentiële jeugdhulp» een deelproject Personele voorwaarden kent. Het beoogde resultaat van het deelproject is een functieprofiel Pedagogisch medewerker kleinschalige voorziening, koppeling functieprofiel met cao/salariëring en een overzicht met de benodigde training/supervisie-intervisie structuur op.

Welke regelingen zorgen voor het behoud van personeel en afvloeien van personeel, rekening houdend met arbeidsrecht, sociale plannen en medewerkersregelingen? Volgens het lid hebben we uit het verleden kunnen leren dat personeel vertrekt bij dit soort veranderingen en daarna moeilijk weer aan personeel is te komen? Gaat de Staatssecretaris de vakbond hierbij betrekken, zo vraagt het lid.

Ik deel uw aanname niet dat personeel vertrekt bij de ingeslagen weg naar meer kleinschaligheid. Om de af- en ombouw van gesloten jeugdhulp te realiseren, zal halfjaarlijks bestuurlijk overleg plaats vinden met gemeenten en aanbieders. De betrokkenheid van een vakbond is in deze fase niet aan de orde.

Het lid vraagt hoe de Staatssecretaris denkt te kunnen voldoen aan de belofte dat op 1 januari 2023 de veldnormen voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen gehaald worden.

Jeugdzorg Nederland heeft de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen vastgesteld.38 Alle instellingen gesloten jeugdhulp gaan dit jaar de veldnormen invoeren. Zij zullen vanaf juli 2023 voldoen aan deze veldnormen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt vanaf dat moment ook toezicht.

Het lid van de fractie van BIJ1 ziet geen commitment op randvoorwaarden, waardoor de inhoud nu vooral leest als «wishful thinking». «We gaan het samen doen» is natuurlijk utopie, anders was het al gebeurd. De randvoorwaarden die in het plan genoemd worden, zijn wat het lid betreft te abstract en kennen geen eigenaar of ontvanger. Wie gaat nou ook echt over wat, wie beslist en wie heeft vetorecht? Wat wordt aan het veld gelaten en hoe wordt gezorgd voor commitment van alle partijen? Wordt er bijvoorbeeld geregeld om ervaringsdeskundigen voor langere duur structureel in te huren? Wie beukt er door de verschillende belangen heen, welke taak en rol bedeelt de Staatssecretaris zichzelf toe? Dit is een van de grote fouten van de decentralisatie en die lijkt zich hier te herhalen; iedereen claimt de macht, niemand pakt de verantwoordelijkheid. En we zitten niet te wachten op de zoveelste teleurstelling.

Ik verwacht het uitvoeringsplan, nadat ik daar met gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken over heb gemaakt, in december of januari naar uw Kamer te sturen. Randvoorwaarden en verantwoordelijkheden hebben in het plan een belangrijke plaats.

Ook het geld is niet echt belegd, de financiering zal verder worden onderzocht. Het lid hoort graag eerder op welke manier wordt het uitgegeven, met welke voorwaarden en wie de controle doet? En hoe wordt de bekostiging van de gesloten jeugdzorg veranderd, want de vorm van financiering is cruciaal. Fier heeft hier eerder voorstellen voor gedaan: niet betalen per beslapen bed, maar voor beschikbare bedden. De zogenaamde beschikbaarheidsfinanciering, die organisaties de mogelijkheid biedt om met een vast team van medewerkers de stabiliteit en continuïteit te bieden die zo hard nodig is voor deze kinderen én om te blijven staan als het gedrag van kinderen toch heel ingewikkeld wordt.

Waarom is deze overweging niet meegenomen in het plan van de Staatssecretaris? En hoe denkt de Staatssecretaris over landelijke financiering zodat een mogelijke tegenwerking van gemeenten die dwarsliggen tegen wordt gegaan?

Ik heb een AMvB zorgvormen in voorbereiding waarin zorgvormen van (hoog) specialistische jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering worden opgenomen. Deze zorgvormen dienen minimaal op regionaal niveau te worden ingekocht. In het kader van de Hervormingsagenda ben ik met gemeenten en aanbieders in gesprek onder andere over de vraag of en op welke wijze een vorm van landelijke organisatie en contractering nodig is en hoe de benodigde stabiliteit en continuïteit geboden kan worden.

Het lid van de fractie van BIJ1 vraagt op welke manier voor dit plan inspiratie is opgedaan in andere landen die verder zijn dan Nederland? Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bekend met Duitsland waar de afbouw jaren geleden al heeft plaatsgevonden en de gesloten jeugdzorg vijf keer kleiner is geworden? En in Spanje, waar helemaal geen sprake is van civielrechtelijke vrijheidsbeneming en alleen strafrechtelijke opsluiting plaatsvindt? Zelfs hier wordt gebruik gemaakt van kunst en cultuur, is een koffietent waar jongeren kunnen werken, veel groen, een zwembad en groepslessen zoals yoga. Er is een aparte psychologische afdeling. Ook kan bijvoorbeeld de Open Universiteit binnen gevolgd worden. Jeugdrechters komen elke drie maanden op bezoek en houden zicht op en controleren de aanpak, maar zij kunnen door de jongeren ook tussendoor gebeld worden. Wil de Staatssecretaris vanuit het ministerie een werkbezoek organiseren naar deze locaties met een gemixte delegatie van mensen die deze transformatie in Nederland moeten gaan trekken met elkaar, zo vraagt het lid.

Ik kijk goed naar beleid in andere landen om hiervan te leren. Daarbij zie ik ook dat het belangrijk is rekening te blijven houden met de verschillen die er met andere landen zijn. Dan heb ik het niet alleen over de staatsinrichting, de inrichting van het jeugdzorgstelsel, maar ook culturele verschillen. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft in 2012 een rapport uitgebracht over de verschillende jeugdzorgstelsels in een aantal West-Europese landen, waaronder ook Duitsland.39 Om ook ten aanzien van de gesloten jeugdhulp van anderen te leren, ga ik binnenkort met het NJI in gesprek over welke internationale vergelijken over de gesloten jeugdhulp al zijn gemaakt. Op basis daarvan zal ik met het NJI verkennen of een internationaal vergelijkend onderzoek over de gesloten jeugdzorg nodig en/of mogelijk is.

Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat in Noorwegen zelfs het recht op liefde voor kinderen en jongeren verankerd is in de wet40?

Ja.

Het lid van de BIJ1-fractie heeft op de Linkedin van de Staatssecretaris gezien dat hij een nacht undercover ging bij de daklozenopvang. Het lid gaat er vanuit dat hij dit heeft gedaan om aan den lijve te ondervinden wat een dakloze meemaakt én omdat hij hierdoor meer de realiteit ziet dan tijdens een werkbezoek. Heeft hij er over nagedacht om dit ook een keer met de gesloten jeugdzorg te doen, undercover een dag en nacht stage te lopen, zo vraagt het lid.

Dank voor uw suggestie. Ik vind het belangrijk in gesprek te zijn en blijven met de mensen waarvoor ik beleid maak. Daarom vind ik het belangrijk regelmatig werkbezoeken af te leggen en daarbij gesprekken te voeren met bijvoorbeeld mensen zonder woning of jongeren die verblijven in de gesloten jeugdhulp.

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft kennisgenomen van het feit dat in 2004 al werd vastgesteld dat voor bijna 80 procent van de jongeren die via het convenant waren geplaatst, geen gesloten plaatsing nodig was, maar intensieve hulp in een tehuis of gezin. Op aandringen van de Tweede Kamer maakte een werkgroep een plan voor nieuw zorgaanbod. Dat plan bleef liggen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat ook zijn plan geen dood plan op papier blijft? Hoe worden afspraken bindend gemaakt, om te voorkomen dat sommige regio´s de afspraken niet nakomen? Gemeenten kennen beleidsvrijheid, wordt deze dan ingeperkt dan? En in hoeverre wordt gecontroleerd en gemeten wat het effect wordt van dit plan, zo vraagt het lid.

Ik verwacht het uitvoeringsplan, nadat ik daar met gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken over heb gemaakt, in december of januari naar uw Kamer te sturen. Een van de elementen van dat plan is dat ieder half jaar een bestuurlijk overleg plaatsvindt dat toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken.

En tot slot kan bij het lid van de BIJ1-fractie een intersectionele bril niet ontbreken, die het lid in uw plan helaas wel mist. Vandaar de vraag of de Staatssecretaris bekend is met het onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS)41 waaruit blijkt dat de mate waarin kinderen en jongeren met een migratieachtergrond gebruik maken van jeugd-ggz sterk verschilt naar etnische achtergrond en dat de verklaring voor deze verschillen een oorzaak vindt in vooroordelen van professionals? Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en aangeven hoe ook bij de instanties die jongeren verwijzen en beschikkingen afgeven gewerkt wordt aan het tegengaan van dergelijke beïnvloeding van besluiten die gaan over de levens van kinderen?

Ik ben bekend met het onderzoek waarnaar wordt verwezen. Het onderzoek geeft verschillende mogelijke oorzaken voor het verschil in het gebruik van jeugd ggz onder jongeren met een migratieachtergrond, waaronder het verschil in toeleiding naar deze zorg. Het onderzoek kent ook een aantal beperkingen. Dat is de reden waarom de onderzoekers op de website van het Kennisplatform Inclusief Samenleven melden dat zij de bevindingen met enige voorzichtigheid presenteren. Dat laat onverlet dat het belangrijk is dat hulpverleners oog moeten hebben voor diversiteit en zich bewust moeten zijn van mogelijke beeldvorming aan beide kanten.

Er is een GGZ-standaard diversiteit met tips en adviezen wanneer hulpverleners en verwijzers patiënten zien met een andere culturele achtergrond dan die van henzelf.42 De standaard bevat instrumenten en behandelvormen voor het verbeteren van iemands organisatorische en culturele sensitiviteit. Ook vraagt de standaard aandacht voor eventuele culturele blinde vlekken.


X Noot
1

Kamerstuk 31 839, nr. 861.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 81.

X Noot
3

Het Vergeten Kind, 8 juli 2022, «Plan gesloten jeugdzorg: een stap voorwaarts», https://www.hetvergetenkind.nl/actueel/190/plan-gesloten-jeugdzorg-een-stap-voorwaarts.

X Noot
4

Nederlands Jeugdinstituut, 13 juli 2022, «Kabinet wil einde aan JeugdzorgPlus», https://www.nji.nl/nieuws/kabinet-wil-einde-aan-jeugdzorgplus.

X Noot
6

Levvel, 23 juni 2022, «De Ontkoppeling – het verhaal van Liesbeth», https://www.levvel.nl/nieuws/de-ontkoppeling-het-verhaal-van-liesbeth-postma-en-frederique-coelman.

X Noot
8

Kennisplatform Inclusief Samenleven, 2019, «De rol van etniciteit in het handelen van professionals basiszorg jeugd-ggz».

X Noot
11

Plaatsings- en uitstroomgegevens JeugdzorgPlus, Jeugdzorg Nederland, maart 2022.

X Noot
13

Kamerstuk 31 839, nr. 861.

X Noot
16

Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp (Stcrt. 2021, nr. 43111).

X Noot
17

De rapportage Kerncijfers JeugdzorgPlus ontvangt de Tweede Kamer met de Jeugdbrief die voor het WGO van 21 november naar de Tweede Kamer gezonden wordt.

X Noot
19

Kamerstuk 31 839, nr. 775.

X Noot
21

Kamerstuk 29 282, nr. 485.

X Noot
22

Arbeidsbesparend is het werk zo inrichten dat het tijd en ruimte oplevert voor de medewerkers.

X Noot
23

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 81

X Noot
24

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 81.

X Noot
25

Kamerstuk 31 497, nr. 393.

X Noot
26

Kamerstuk 31 497, nr. 417.

X Noot
28

Het Vergeten Kind, 8 juli 2022, «Plan gesloten jeugdzorg: een stap voorwaarts», https:// www.hetvergetenkind.nl/actueel/190/plan-gesloten-jeugdzorg-een-stap-voorwaarts.

X Noot
29

Nederlands Jeugdinstituut, 13 juli 2022, «Kabinet wil einde aan JeugdzorgPlus», https:// www.nji.nl/nieuws/kabinet-wil-einde-aan-jeugdzorgplus.

X Noot
31

Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 119.

X Noot
34

Levvel, 23 juni 2022, «De Ontkoppeling – het verhaal van Liesbeth», https:// www.levvel.nl/nieuws/de-ontkoppeling-het-verhaal-van-liesbeth-postma-en-frederique-coelman.

X Noot
35

Kamerstuk 31 839, nr. 853.

X Noot
36

Kamerstuk 29 282, nr. 485.

X Noot
37

Met arbeidsbesparend bedoelen we het werk zodanig inrichten dat het tijd en ruimte oplevert voor de medewerkers.

X Noot
41

Kennisplatform Inclusief Samenleven, 2019, «De rol van etniciteit in het handelen van professionals basiszorg jeugd-ggz».

Naar boven