Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 31839 nr. 876 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 31839 nr. 876 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2022
Sinds ons aantreden in januari maken wij ons grote zorgen over de jeugdbescherming. Van ouders, kinderen, jeugdbeschermers, onderzoekers, inspecties en stakeholders krijgen wij consequent dezelfde boodschap: ouders en kinderen krijgen niet de zorg en aandacht die ze nodig en waar zij recht op hebben. Het betreft de meest kwetsbare gezinnen en kinderen in onze samenleving waarbij de overheid ingrijpt omdat er grote zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. Dit moet anders. Onze zorgen werden de afgelopen periode opnieuw bevestigd met de publicatie van de door de Universiteit van Leiden uitgevoerde eindevaluatie Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen1 (Bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 875). De conclusie was stevig; de invloed van het huidige haperende jeugdbeschermingsstelsel en de problemen bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen zijn dermate groot dat het een goede uitvoering van de wet in de weg staat. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) schrijven in een signaalbrief d.d. 9 september2 eveneens over het gebrek aan passende jeugdhulp na een beschermingsmaatregel en dat hun instrumentarium om op korte termijn de uitvoering te verbeteren is uitgeput. Zij geven aan dat hun toezicht en handhaving in de afgelopen drie jaar per saldo niet heeft geleid tot voldoende verbetering.
Ook diverse eerder uitgekomen inspectierapporten3, de brandbrieven van de Rechtspraak4 en van de GI’s en Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)5, en de oproep van de FNV6 laten keer op keer zien hoe kwetsbaar de situatie is.
Wij hebben in de afgelopen maanden, vanuit onze rol als stelselverantwoordelijken en in samenwerking met gemeenten en alle stakeholders, de regie genomen om te komen tot een aanpak die op korte termijn tot verbeteringen leidt en op lange termijn tot structurele oplossingen. Regie betekent niet dat wij bepalen. We hebben alle stakeholders nodig om tot echte oplossingen en verbeteringen te komen. Daar hebben we de afgelopen maanden met elkaar intensief aan gewerkt. Het vraagt ook zorgvuldigheid en tijd. Er zijn geen gemakkelijke oplossingen. Want hoe logisch bijvoorbeeld het toewerken naar een gezinsgerichte aanpak ook is, er zit een wereld achter waar schuldenproblematiek, huisvestingsproblematiek, armoedebeleid, volwassen GGZ en jeugdhulp bij elkaar moeten komen. We zien grote bereidheid bij alle stakeholders om daar naar toe te werken en over hun eigen belangen en grenzen heen te stappen. Dat vraagt moed en dat waarderen we enorm. Het proces dat we de afgelopen maanden met elkaar hebben doorlopen maakt dat we vertrouwen hebben in dat we met elkaar tot een wezenlijk beter functionerend stelsel zullen komen, en zo kinderen eerder en beter te kunnen beschermen en gezinnen tijdig de hulp te bieden die zij nodig hebben.
Leeswijzer
In deze brief schetsen wij in paragraaf 1 nogmaals kort de problemen in de jeugdbeschermingsketen. In paragraaf 2 informeren wij u over de maatregelen die we op korte termijn nemen om kinderen die bescherming nodig hebben sneller een vaste jeugdbeschermer en passende jeugdhulp te bieden. Dit doen we door de werkdruk van jeugdbeschermers te verlichten. In paragraaf 3 van deze brief informeren wij uw Kamer over de versnelling van het Toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming7 (Toekomstscenario), waarmee op de lange termijn structurele verbeteringen in het stelsel worden aangebracht maar die op middellange termijn ook tot merkbare resultaten moeten leiden. In paragraaf 4 beschrijven we de andere maatregelen die voor de lange(re) termijn worden genomen. We informeren uw Kamer in paragraaf 5 over de stand van zaken verbetering van de rechtsbescherming van kinderen en hun ouders. Tot slot informeren wij u in paragraaf 6 over de landelijke, uniforme en transparante handelingswijze, die door GI’s is ontwikkeld, vanwege de wachtlijsten die bij meerdere GI’s zijn ontstaan.
In de afgelopen maanden hebben wij intensief gesproken met onder meer de GI’s, de gemeentelijke jeugdhulpregio’s die bij de betreffende GI’s inkopen (kortweg: de accounthoudende regio’s), rechters, de Raad voor de Kinderbescherming, het SKJ en met professionals werkzaam in de jeugdbescherming. In deze gesprekken zijn de eerder genoemde zorgen, waaronder de te hoge werkdruk in de jeugdbeschermingsketen en het gebrek aan passende hulp, nogmaals bevestigd. Er blijkt ook dat de diverse problemen in (vrijwel) alle regio’s spelen, maar ook dat er verschillen zijn in de (mate van) problematiek per regio. Een probleem dat in alle regio’s speelt, is dat de partijen in de jeugdbeschermingsketen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) die de kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren, al langere tijd te maken hebben met een hoge werkdruk, onder andere door toenemende complexe casuïstiek en personeelstekorten8. Gezamenlijk zien we dat de werkdruk moet worden verlaagd. Dit kan door een aantal verbeteringen aan te brengen in de jeugdbeschermingsketen.
De impact van de hoge werkdruk is groot. Vooral op de kinderen en hun ouders, die hierdoor niet de hulp en begeleiding ontvangen die zij nodig hebben. En waar de kinderen in het gedwongen kader, volgens uitspraak van een kinderrechter, recht op hebben. Zij moeten vaak te lang wachten op een (vaste) jeugdbeschermer, op een plan van aanpak voor hulp en op passende hulp. Dit kan ertoe leiden dat hun ontwikkeling verder wordt bedreigd, de veiligheid van de jeugdige, het gezin en de omgeving (verder) in het geding komt en de maatregel langer duurt dan nodig is als er wel tijdig, passende hulp was geweest.
We zien dat de impact ook groot is bij de partijen in de jeugdbeschermingsketen. zoals de jeugdbeschermers, de Raad voor de Kinderbescherming en zorgaanbieders. Zij hebben het gevoel tekort te schieten doordat zij niet voldoende tijd en aandacht kunnen geven aan de jeugdigen en gezinnen. Ook gemeenten maken zich zorgen om de grote druk op de jeugdbeschermingsketen en de gevolgen die dit heeft voor de jeugdigen en gezinnen. In de afgelopen jaren hebben sommige accounthoudende regio’s al geïnvesteerd in de GI’s. Dat heeft op die plekken geleid tot verbeteringen van de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming. Toch zien we dat het in alle regio’s blijft knellen. De gemeenten zien zich geconfronteerd met stevige opgaven in het bredere jeugdzorgdossier.
Gemeenten zijn, sinds de invoering van het decentrale jeugdzorgstelsel in 2015, primair verantwoordelijk voor het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdhulp.9 Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel, met onder andere adequate wet- en regelgeving. Het kabinet heeft reeds voor 2022 € 1,6 miljard en voor 2023 ruim € 1,4 miljard extra uitgetrokken voor de tekorten in de jeugdhulp, waaronder de jeugdbescherming. Gemeenten en Rijk hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de Jeugdwet en daarmee ook de jeugdbescherming.
Wij nemen de signalen van de kinderen en gezinnen, GI’s, jeugdbeschermers, de RvdK, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, de onderzoekers van het WODC en de Universiteit Leiden, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) zeer serieus en we onderschrijven dat de situatie in de jeugdbeschermingsketen zorgelijk is. De Inspecties geven zelfs aan niet meer te kunnen handhaven als de oorzaken liggen in een ontoereikend aanbod van jeugdbescherming en jeugdhulp, en het niet naleven van wet- en regelgeving veroorzaakt wordt door stelselproblematiek. De Inspecties vragen aan het Rijk regie en stelselverantwoordelijkheid om de uitvoering, samen met gemeenten en instellingen, te verbeteren. In deze brief geven wij aan hoe we invulling gaan geven aan deze oproep. Tegelijkertijd vragen wij de inspecties om te blijven toezien op de kwaliteit van de jeugdbescherming en de jeugdhulp en hun instrumentarium om te interveniëren te blijven inzetten. De signalen van de Inspecties zijn juist van grote waarde geweest en door het verscherpt toezicht is in regio’s veel gebeurd.
We zien dat in veel jeugdbeschermingsregio’s al inspanningen worden geleverd door gemeenten en GI’s om de werkdruk omlaag te brengen en de continuïteit van de jeugdbescherming te waarborgen, bijvoorbeeld met een hoger tarief, een tijdelijke toelage en verbeteracties. Daarnaast zijn in diverse regio’s momenteel gesprekken gaande over de inkoop voor de komende jaren, waar tarief en caseload onderdeel van gesprek zijn. We hebben waardering voor deze noodzakelijke inspanningen en roepen met klem de andere jeugdhulpregio’s op om dit voorbeeld te volgen. Toch zien we dat, ondanks deze inspanningen, de situatie zeer precair is en de jeugdbescherming niet adequaat de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding kan bieden aan kinderen en gezinnen.
Daarom hebben we, met gemeenten en GI’s, een pakket maatregelen afgesproken om de kwaliteit en continuïteit van de jeugdbescherming de komende jaren beter te waarborgen – in lijn met en vooruitlopend op de structurele verbeteringen die het Toekomstscenario en de Hervormingsagenda Jeugd zullen opleveren. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat de situatie in het stelsel weer beheersbaar wordt. Enkele van deze maatregelen hebben op korte termijn effect. Andere maatregelen vragen een langere voorbereidingstijd. Wij zullen het effect van de maatregelen nauwgezet monitoren. We zullen uw Kamer in het voorjaar van 2023 informeren over de tussentijdse bevindingen van de monitoring.
Het maatregelenpakket ziet er als volgt uit:
a. Caseloadverlaging
b. Stimuleringsregeling t.b.v. de zijinstroom in de jeugdbescherming
c. Verlaging van regeldruk door aanpassing van het normenkader
d. Vergemakkelijken inzet passende jeugdhulp
e. Verminderen instroom bij GI’s
f. Standaardisatie, registratie en gemeenschappelijke inkoop
g. Een aanpassing van de werkwijze van het tuchtrecht
h. Inventarisatie van good practices
Wij hebben met gemeenten en GI’s afgesproken toe te werken naar een substantiële verlaging van de caseload door incidenteel financiële middelen vrij te maken. Jeugdbeschermers hebben, gezien de toegenomen complexiteit van de uitvoering, meer tijd en ruimte nodig om kinderen en gezinnen de ondersteuning en begeleiding te kunnen bieden die zij nodig hebben. Dit is één van de belangrijkste maatregelen om de werkbelasting en het verloop van jeugdbeschermers tot normale proporties terug te brengen.
Rijk, gemeenten en GI’s zullen dit najaar de mogelijkheden verkennen om afspraken te maken over een landelijke norm voor de caseload en de wijze waarop daar naar toe wordt gewerkt. Het rapport van Significant10, dat een verlaging van de caseload indiceert naar gemiddeld 12 tot 14 jeugdigen per jeugdbeschermer (afhankelijk van de complexiteit van de problematiek in deze gezinnen en de beschikbare ondersteuning in de organisatie) biedt hierbij mogelijk een handvat. Vervolgens zullen het in ontwikkeling zijnde kwaliteitskader en prestatiebeschrijvingen voor de jeugdbescherming (die in dit najaar gereed zijn) de onderbouwing vormen voor structurele afspraken tussen gemeenten en GI’s over de inzet van medewerkers en te verrichten prestaties, die zo worden ingericht dat er een reële caseload is en wordt er structureel gewerkt aan een verlaging van de instroom om de caseload te kunnen verlagen binnen de budgettaire kaders.
Vanwege de urgentie stelt het Rijk € 10 mln. extra per jaar beschikbaar in de jaren 2022 t/m 2025 aan de GI’s ten behoeve van werkdrukverlaging. Hiermee kunnen de GI’s meer jeugdbeschermers en ondersteunend personeel aantrekken, alsmede andere maatregelen treffen die bijdragen aan de verlaging van de werkdruk. Vanwege het feit dat Rijk en gemeenten samen de verantwoordelijkheid dragen voor een goede uitvoering van de jeugdbescherming is aan onze bijdrage wel onlosmakelijk verbonden dat gemeenten gezamenlijk een vergelijkbaar bedrag extra beschikbaar stellen voor de GI’s. Daarmee zou het gaan om een totaalbedrag voor de jaren 2022 t/m 2025 van € 80 mln. voor caseloadverlichting. Gemeenten hebben aangegeven dat besluitvorming hierover pas in oktober kan plaatsvinden. We hebben het volste vertrouwen dat gemeenten hier in oktober volmondig mee in zullen stemmen. De bijdrage van het Rijk aan de GI’s wordt ingepast in de J&V-begroting. In bijlage 1 vindt u de beleidskeuzetabellen.
Tijdens het debat dat wij op 12 mei met uw Kamer hebben gevoerd11 en in onze brief van 13 mei 202212 heeft de Minister voor Rechtsbescherming u reeds toegezegd de mogelijkheid te verkennen om een stimuleringsregeling in te stellen die de zijinstroom binnen Jeugdbescherming zal bevorderen. Inmiddels wordt deze regeling uitgewerkt. In totaal wordt hiervoor voor de jaren 2022 t/m 2024 € 10 mln. beschikbaar gesteld13. Wij streven ernaar om deze regeling eind 2022 open te stellen voor aanvragen. Doel van de regeling is om, in antwoord op de arbeidsmarktproblematiek, meer jeugdbeschermers te werven. Ook deze regeling wordt ingepast in de J&V-begroting.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft in mei jl. een hoofdlijnenbrief over het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & welzijn (TAZ) naar de Tweede Kamer gestuurd14. Daarin staat dat er sprake is van een krappe arbeidsmarkt in de zorg- en welzijnssector. Dit geldt ook voor de jeugdzorg en de jeugdbescherming. VWS pakt in het TAZ-programma, samen met de partijen in het veld15, – de uitdagingen op binnen de arbeidsmarkt zorg en welzijn. De aanpak, inclusief de bijbehorende financiële middelen, is bedoeld voor de sector zorg en welzijn, inclusief de jeugdzorg. De middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van innovatieve werkvormen, het behoud van medewerkers door goed opdrachtgeverschap en werkplezier en voor leren en ontwikkelen. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport zal verdere uitwerking van het programma TAZ, inclusief een financiële paragraaf, in het najaar naar de Tweede Kamer sturen. Tot augustus 2023 is er bovendien het huidige SectorplanPlus, dat financieringsmogelijkheden biedt voor opleidingstrajecten voor individuele zorgaanbieders zoals Gecertificeerde Instellingen (GI’s).
Aanpassing van het normen kader is gewenst om zij-instromers te kunnen laten instromen en opleiden, maar ook om (daar waar mogelijk) taken van jeugdbeschermers te laten uitvoeren door ondersteunend personeel zoals bijvoorbeeld juristen. We onderzoeken daarom of, en zo ja op welke manier, het normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (verder: normenkader) kan worden aangepast zodat de mogelijkheden vergroot worden om (nog) niet SKJ-geregistreerden in te zetten in de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen. Hierdoor worden jeugdbeschermers ontlast. In de komende maanden zal bovendien worden geïnventariseerd of er andere normen zijn die een grote regeldruk veroorzaken voor GI’s en jeugdbeschermers, zonder dat dit een evenredige kwaliteitsverbetering oplevert. Dit wordt uitgewerkt in een plan van aanpak, dat in november 2022 gereed is.
Kinderen die leven in onveiligheid, met een ontwikkelingsbedreiging of met een complexe hulpvraag – waaronder kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel – moeten nog te vaak te lang wachten op passende hulp. Indien jeugdbeschermers betrokken zijn, zijn zij veel tijd kwijt met het zoeken naar passende hulp voor kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel. De meest passende vorm van hulp is bovendien niet altijd beschikbaar, bijvoorbeeld doordat het aanbod niet aansluit bij de vraag, de hulp niet voldoende ingekocht of beschikbaar is waardoor wachttijden ontstaan. Hierdoor lukt het niet tijdig passende hulp te organiseren voor kinderen die dit nodig hebben. We werken met gemeenten, GI’s en zorgaanbieders samen om te zorgen dat passende hulp tijdig beschikbaar is voor de meest kwetsbare kinderen, onder andere met de doorbraakaanpak.
We voelen de urgentie op korte termijn extra inzet te plegen om kwetsbare kinderen de hulp te bieden die zij nodig hebben. In dit kader worden de volgende acties uitgezet, die aansluiten bij de ontwikkelingen binnen de Hervormingsagenda en het Toekomscenario kind- en gezinsbescherming en waarbij we voortbouwen op de ervaringen met de aanpak wachttijden en de doorbraakaanpak van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ):
1. Vereenvoudigen verwijzingsproces naar jeugdhulp
De GI’s zijn samen met de gemeentelijke toegang, artsen en rechters de wettelijke verwijzers naar de jeugdhulp. Het verschilt echter te vaak per gemeente en jeugdhulpregio hoe de verwijsstroom is ingericht. Hierdoor is het organiseren van hulp een tijdrovende klus met veel administratief uitzoekwerk voor jeugdbeschermers. Dit is kostbare tijd en energie die ten koste gaat van het werk van de jeugdbeschermers gericht op het kind en gezin. De verwijsstroom moet daarom eenvoudiger en eenduidig. Met gemeenten, GI’s en zorgaanbieders werken we aan een eenvoudig en eenduidig verwijsproces. Begin 2023 komt er een handreiking voor een eenduidig verwijsproces beschikbaar voor alle regio’s.
2. Afwegingskader voor het bepalen van urgentie bij inzet van jeugdhulp
Als een kinderrechter zich uitspreekt over de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel en daaruit voortvloeiende inzet van hulp voor een kind is dat zwaarwegend. De overheid grijpt diep in in het leven van kinderen en ouders, en aan de uitspraak dient uitvoering te worden gegeven. Daarnaast zijn er kinderen met complexe en urgente problemen, zonder kinderbeschermingsmaatregel. Beide groepen kinderen moeten zo snel mogelijk passende hulp krijgen, terwijl deze schaars is. In het kader van de Hervormingsagenda wordt gewerkt aan een beter aanbod van specialistische jeugdhulp. Tot dat het geval is, dwingt het tot keuzes in de toedeling van hulp. Willekeur hierin is onwenselijk. Een gezamenlijk ontwikkeld afwegingskader kan professionals helpen in het maken van keuzes over de prioritering van jeugdhulp als de hulpvraag complex en urgent is. Een dergelijk kader draagt bij aan een goede analyse en besluitvorming over de prioritering van passende hulp bij kwetsbare gezinnen. Bij die afweging is de uitspraak van een rechter zwaarwegend. Van dat uitgangspunt kan alleen in urgente gevallen worden afgeweken.
Randvoorwaardelijk voor het slagen van zo'n afwegingskader is dat dit gedragen wordt door alle stakeholders. We vragen het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) om vanuit deze uitgangspunten, samen met stakeholders in het eerste kwartaal van 2023 te komen tot een op basis van wetenschappelijke, praktijk en ervaringskennis onderbouwd afwegingskader.
De werkdruk bij de GI’s is mede afhankelijk van de aard van de doorverwijzingen uit de jeugdbeschermingsketen. Het is daarom van belang kritisch te kijken naar de instroom bij de GI’s vanuit deze keten. We zien dat de instroom in de jeugdbescherming daalt. Op 31 december 2021 waren ongeveer 32.000 kinderbeschermingsmaatregelen van kracht. Dit is ongeveer 1 procent van alle jeugdigen tot en met 17 jaar. Dit is zo’n 2.400 maatregelen lager dan bij de start van de decentralisatie. Op 1 januari 2015 was sprake van 34.400 jeugdigen met een kinderbeschermingsmaatregel. In 2021 was er een daling van 2,4% van het totaal aantal kinderbeschermingsmaatregelen.
Daarnaast valt op dat sinds enkele jaren GI’s en jeugdbeschermers een toename zien van het aantal kinderen en gezinnen waar er sprake is van een complexe echtscheiding. Uit het dossieronderzoek van professor Bruning blijkt dat er bij 60 à 70% van deze dossiers sprake was van een complexe echtscheiding. Uit het rapport van Significant16 blijkt dat jeugdbeschermers aangeven aanzienlijk meer complexe scheidingen in de caseload hebben dan voorheen. Wij zijn van mening dat een OTS of andere beschermingsmaatregel vaak niet passend is voor (complexe) scheidingproblematiek. Daarom gaan we het gesprek aan met onder andere de Associatie Wijkteams, de Raad voor de Kinderbescherming, Landelijk Netwerk Veilig Thuis en de Rechtspraak over (het beperken van) de doelgroep voor het instromen in de jeugdbescherming, waarbij we voortbouwen op de resultaten van het programma «Scheiden zonder Schade» en «Geweld hoort nergens thuis».
Onder maatregel d. beschrijven we reeds de inspanningen die we gaan doen om de verwijsstromen te vereenvoudigen. Daarnaast verkennen wij, vooruitlopend op de Hervormingsagenda Jeugd, de mogelijkheid om voor iedere GI te komen tot geüniformeerde contractstandaarden voor alle gemeenten met wie zij zaken doen. Dit doen wij omdat de landelijk werkende GI’s aangeven dat zij met alle accounthoudende regio’s aparte contracten moeten sluiten en dat hierdoor de regeldruk verhoogt. We streven ernaar om eind 2022 in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om dit, vooruitlopend op en in lijn met de Hervormingsagenda Jeugd, te doen.
Het tuchtrecht is een belangrijk instrument om, in geval van ernstige misstanden, in te kunnen grijpen. Tegelijkertijd ervaren jeugdbeschermers veel (emotionele) druk door het huidige tuchtrecht. Het aantal zaken dat voor de tuchtcommissie komt is gelukkig klein. Wel ervaren professionals dit als een constante dreiging die boven ze hangt en die als heel zwaar en belastend wordt ervaren. Daarom zijn we blij dat SKJ naar verwachting dit najaar een nieuw tuchtreglement invoert, waardoor alleen de klachten over ernstig verwijtbaar handelen nog naar het tuchtcollege gaan. Naar verwachting zal ruim 75% van de zaken via een andere route lopen waarin de zogenoemde commissie van consultatie het gesprek aangaat met de klager en de professional, en zo nodig ook met bijvoorbeeld de bestuurder van een GI. De commissie van consultatie kan geen maatregelen opleggen. Het lerend effect voor professionals staat centraal. We gaan ervan uit dat dit gewijzigde reglement jeugdbeschermers verlichting gaat bieden. Doordat de gesprekken moeten leiden tot betere zorg, is de wijziging ook in het belang van ouders en kinderen. De aanpassing zal worden geëvalueerd. Wij zullen dit nauwgezet volgen en hierover in gesprek blijven met alle betrokken partijen.
Parallel hieraan hebben ook de (reguliere) klachtprocedures onze aandacht. Klachtprocedures en tuchtklachtprocedures hangen immers met elkaar samen. Wanneer de klachtafhandeling bij de betreffende instelling zorgvuldig verloopt, kan dit een tuchtklacht voorkomen. Over de (reguliere) klachtprocedures zullen wij u in november – in de brief over de aanpak rechtsbescherming – verder informeren.
In onze brief van 13 mei 202217 hebben wij aangekondigd bij te willen dragen aan het inventariseren, ontwikkelen en verspreiden van succesfactoren gericht op verminderen van werkdruk en behoud van medewerkers. Wij hebben de Jeugdautoriteit daarom verzocht om hiervoor een inventarisatie van good practices te maken. Deze kan naar verwachting in het najaar van 2022 worden gedeeld.
De korte termijnaanpak zoals hierboven beschreven is noodzakelijk voor de problemen van vandaag en morgen en is mede om de periode te overbruggen tot het Toekomstscenario en de Hervormingsagenda effect zullen hebben. Het Toekomstscenario is gericht op een fundamenteel andere manier van werken. De bescherming van kinderen, gezinnen met kinderen en huishoudens zonder kinderen, en daarmee het jeugdbeschermingsstelsel, wordt meer gezins- of systeemgericht, eenvoudiger, lerend en transparanter ingericht. We willen dat gezinnen met kinderen, waar onveiligheid speelt of een ontwikkelingsbedreiging van een kind aan de orde is, beter en sneller geholpen worden. Het is van groot belang de rechtsbescherming van ouders en kinderen te waarborgen. Het Toekomstscenario dat deze verbeteringen moet realiseren, wordt nu in zes proeftuinen in de praktijk beproefd. In 2023 zijn dat er tien.
De korte termijn maatregelen zoals hierboven beschreven geven verlichting, maar de structurele oplossing zit in de nieuwe manier van werken conform het Toekomstscenario. Vroegtijdiger zicht op de problemen en vroegtijdiger inzet van passende hulp en steun voorkomt dat problematiek nodeloos verergert. Vanuit het grote gevoel van urgentie willen we deze nieuwe manier van werken versneld gaan toepassen. De oorspronkelijke planning is daarop aangepast. We realiseren ons dat de verandering complex is en zorgvuldigheid vereist: zowel in het beproeven van de uitvoering als in het bieden van de benodigde juridische waarborgen.
Met de VNG als mede-opdrachtgever hebben we, samen we met betrokken partners18, afspraken gemaakt waarmee we op onderdelen versnellen. We gaan:
a) Op korte termijn passen we het Kwaliteitskader Werken aan Veiligheid voor lokale teams aan, zodat lokale teams worden versterkt en zij hulp en ondersteuning kunnen bieden aan kinderen, gezinnen en huishoudens zoals is beoogd in het Toekomstscenario.
b) We werken versneld aan (experimenteer)wetgeving waardoor juridische barrières in de proeftuinen worden weggenomen en het scenario optimaal kan worden beproefd.
c) De proeftuinen en de regio’s geven we richting, om met een brede blik gezinsgericht te werken voor de doelgroep van 0 tot 100 jaar, gericht op kinderen, gezinnen met kinderen en huishoudens zonder kinderen. De proeftuinen moeten als eerste en zo veel mogelijk effect hebben op verbeteringen in de kind- en gezinsbescherming gezien de problematiek in de huidige jeugdbeschermingsketen.
d) We werken versneld aan de wetsvoorstellen die nodig zijn voor het beoogde Regionale Veiligheidsteam waarin onder andere de ervaringen uit de proeftuinen en de bevindingen van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid meegenomen worden.
Voor de versnelling wordt vanuit de JenV-begroting € 30 miljoen extra beschikbaar gesteld, namelijk € 10 mln. in 2023, € 10 mln in 2024 en € 10 mln. in 2025.
Voor de verdere ontwikkeling van het Toekomstscenario is het noodzakelijk dat er heldere afspraken worden gemaakt over de opgave voor lokale teams bij deze nieuwe manier van werken. Het lokale team vervult een centrale rol als laagdrempelige organisatie waar inwoners eenvoudig hulp en ondersteuning kunnen vragen. Ook spelen de lokale teams een belangrijke rol voor kinderen en gezinnen omdat zij het vaste aanspreekpunt zijn. Hiervoor sluiten we aan bij het voornemen om – als onderdeel van de besluitvorming over de hervormingsagenda – een eenduidig, niet vrijblijvend kader voor de lokale wijkteams vast te stellen. Dit kader wordt niet een geheel nieuw kader, maar bouwt verder op de beleidsontwikkeling en uitvoeringspraktijk die door gemeenten en lokale teams al in gang zijn gezet. Voor de korte termijn (de periode 2022 tot en met 2025) kunnen gemeenten gebruik maken van de POK-middelen die in de meicirculaire 202219 via de decentralisatie uitkering vrouwenopvang beschikbaar zijn gesteld om toe te werken richting het Toekomstscenario.
Vanuit het programma «Geweld hoort nergens thuis» werkt een groot deel van de gemeenten en lokale teams met het Kwaliteitskader Werken aan Veiligheid om hun rol bij kindermishandeling en huiselijk geweld te versterken. Het programma Toekomstscenario laat als eerste stap het bestaande kader actualiseren, waarbij de ambitie en visie van het Toekomstscenario richtinggevend is. Het geactualiseerde kwaliteitskader is eind 2022 gereed, en wordt vanaf voorjaar 2023 beproefd in de praktijk. Het geactualiseerde Kwaliteitskader Werken aan Veiligheid wordt geïntegreerd in het te ontwikkelen eenduidige, niet vrijblijvende Kader voor Lokale Teams binnen het besluitvormingsproces van de Hervormingsagenda. Vervolgens wordt een implementatieplan opgesteld voor de nieuwe manier van werken voortvloeiend uit het Toekomstscenario en het kader voor lokale teams.
Onderdeel van de het Toekomstscenario is het regionaal veiligheidsteam waarin specialistische expertise op ontwikkelingsbedreiging en veiligheid beschikbaar is om gezinnen te ondersteunen. Het regionaal veiligheidsteam vervult een functie in de afstemming met het lokale team. Binnen de proeftuinen wordt gewerkt aan een geïntegreerde werkwijze van bestaande organisaties in plaats van na elkaar in lange ketens van verschillende organisaties. Voor het beproeven van het regionaal veiligheidsteam en het werken volgens het Toekomstscenario moeten juridische randvoorwaarden gecreëerd worden.
Om de proeftuinen de nodige ruimte te bieden, gaan we:
• Starten met experimenteerwetgeving gericht op de knelpunten die niet binnen de huidige wettelijke kaders kunnen worden opgelost. De onafhankelijke toets en het onafhankelijke advies aan de rechter, de wettelijke taken van de RvdK waarover advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Rechtsstatelijkheid en Rechtsbescherming, blijven bij de RvdK, in afwachting van het advies. De RvdK zal wel optimaal participeren in de proeftuinen, vanuit zijn wettelijke adviestaak en de noodzaak om doublures in onderzoek te voorkomen en samen met GI en VT te werken aan een nieuw onderzoeksformat kind- en gezinsbescherming dat recht doet aan de gezinsproblematiek.
• De mogelijkheden binnen de huidige juridische kaders expliciet maken; er is vaak meer mogelijk dan gedacht en van de proeftuinen en regio’s wordt gevraagd deze ruimte maximaal met elkaar te verkennen. De ministeries en de VNG maken afspraken met de RvdK, GI en VT over de invulling van deze opdracht.
• Er zal worden verkend wat er nodig is om de proeftuinen meer ruimte te geven zodat het toekomstscenario optimaal kan worden beproefd. In kaart brengen welke juridische bevoegdheden en instrumentarium ontbreken om volgens de bedoeling van het toekomstscenario, volledig integraal en gezinsgericht te werken, en daar juridische scenario’s op te ontwikkelen.
Het Toekomstscenario gaat uit van een brede doelgroep van 0–100 jaar en moet zich richten op kinderen, gezinnen en huishoudens waar sprake is van onveiligheid, waaronder ook ontwikkelingsbedreiging. De structurele oplossing voor onveiligheid en ontwikkelingsbedreiging vraagt immers om een integrale aanpak en moet dus oog hebben voor problematiek van volwassenen op diverse leefgebieden.
Tegelijkertijd noodzaakt de actuele problematiek in de huidige jeugdbescherming ons om te focussen, en daarom moeten proeftuinen en de acties van het programma die zien op beleidsontwikkeling, onderzoek en de ondersteuning van de proeftuinen als eerste gericht zijn en zo veel mogelijk effect hebben op verbeteringen in de kind- en gezinsbescherming gezien de problematiek in de huidige jeugdbeschermingsketen. Waarbij wij ons realiseren dat de brede blik op volwassenen problematiek en het daarvoor ontwikkelde instrumentarium juist kan bijdragen aan de oplossing van de problematiek van ouders in een gezin evenals het voorkomen van de intergenerationele overdracht van problematiek.
Zoals is toegezegd in reactie op de motie van Kamerlid Peters20 om hervormingen met spoed voort te zetten en een stappenplan te ontwikkelen, hebben we met de VNG en in samenspraak met de partners een dergelijk plan ontwikkeld voor het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. De aanzienlijke versnelling die is opgenomen in het stappenplan is erop gericht om eind 2024 wetsvoorstellen in te dienen bij uw Kamer.
We doen een groot beroep op gemeenten, uitvoerders en professionals om de gevraagde versnelling te realiseren en we zien dat het gevoel van urgentie met ons breed gedeeld wordt. In 2023–2024 en verder wordt op basis van de geïnventariseerde knelpunten en de bevindingen van o.a. de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid, (experimenteer) wetgeving ontwikkeld, vindt besluitvorming en het implementatietraject plaats. Hierbij is ook oog voor de uitvoeringsconsequenties. Uiteindelijk resulteert dit in aanpassing van wetgeving. Met deze inzet zien wij voorstellen tot aanpassing van wetgeving eind 2024 als vroegst haalbare optie. Vooruitlopend op deze aanpassingen in wetgeving zullen ouders en kinderen al effect gaan merken van de korte termijn maatregelen gericht op de GI’s.
Met rapportages zullen we u op de hoogte houden van de voortgang. In de toegezegde brief van november 2022 zullen wij nader ingaan op de ontwikkelingen van het Toekomstscenario.
Dit najaar wordt duidelijk welke 4 nieuwe proeftuinen gaan starten. Bij de 10 proeftuinen zullen een kleine 100 gemeenten betrokken zijn. Dat betekent dat er al een serieuze beweging richting toekomstscenario op gang komt. Daar zitten regio’s bij waar naar verhouding veel jeugdbeschermingsmaatregelen uitgevoerd worden. De werkende principes van de proeftuinen zullen landelijk gedeeld worden. Veel regio’s die geen proeftuin hebben willen ook de beweging richting toekomstscenario maken. Zij zullen daarbij ondersteund worden door het programmateam. Ook zal de landelijk uitgevoerde versnelling gericht op versterking van de wijkteams effect hebben op verlaging van de druk binnen de jeugdbeschermingsketen. We verwachten deze effecten over 2 tot 3 jaar meetbaar te kunnen waarnemen.
Hervormingsagenda
In de Hervormingsagenda Jeugd maken we onder andere afspraken over het afbakenen van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht, waardoor er netto meer hulp beschikbaar komt voor kinderen die deze het hardste nodig hebben, waaronder de groep jeugdigen met een beschermingsmaatregel. Daarnaast maken we afspraken over het versterken van lokale teams. Stevige multidisciplinaire teams met voldoende kennis en expertise, die goed kijken wat nodig is en lichte hulp zoveel mogelijk zelf leveren, waarbij een goede verbinding met de specialistische hulp is.
Aanpak wachttijden
In de aanpak wachttijden werken we samen met de VNG aan een structurele aanpak van wachttijden in de regio’s, waarbij we de ervaringen van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) gebruiken.
Ondersteuning van gemeenten bij regionale samenwerking en inkoop jeugdhulp
We hebben het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» in voorbereiding. Dit wetsvoorstel verplicht gemeenten tot regionale samenwerking bij de inkoop en organisatie van bepaalde vormen van (specialistische) jeugdhulp waaronder de specialistische jeugd-ggz, specialistische jeugdhulp in het strafrechtelijk kader, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Gemeenten dienen hiertoe een gemeenschappelijke regeling te treffen. Hiermee wordt de versnippering bij de contractering tegengegaan waar GI’s en jeugdhulpaanbieders mee te maken hebben. Vooruitlopend hierop kunnen gemeenten de samenwerking al intensiveren en verderstrekkende gezamenlijke afspraken maken over de inkoop van jeugdhulp. Dit gebeurt al in verschillende regio’s. Wij moedigen deze ontwikkeling aan en vragen de regio’s om hier extra stappen in te zetten. Wij zullen hier het gesprek voor initiëren, in navolging van de eerdere regiogesprekken in het kader van de acute GI problematiek. Verder ondersteunen wij vanuit het OZJ en het Ketenbureau gemeenten bij hun samenwerking en om goed geïnformeerd en voorbereid regionaal in te kunnen kopen, bijvoorbeeld met een basisleergang Inkoop Jeugdwet met verschillende producten en opleidingen.
De rol van de Raad voor de Kinderbescherming
Rechtsbescherming is essentieel bij de overgang van het vrijwillig naar het gedwongen kader. Eén van de waarborgen die hiervoor beschikbaar is, is de toetsing en advisering van de RvdK aan de kinderrechter bij deze beslissingen. Wanneer het gedwongen kader wordt overwogen door gemeenten, onderzoekt de RvdK of dit voor het kind passend en legitiem is. Uitgangspunt hierbij is dat wordt ingezet op het behoud van contact tussen ouders en kind. Deze interventies, waarbij de stem van kinderen en ouders centraal staat, helpen bij een effectieve en zorgvuldige rechtspraak. Tegelijkertijd staat ook de uitvoering van de RvdK onder druk, en wordt er gewerkt aan versterking, zodat ook hier de wachtlijsten en werkdruk beheersbaar wordt.
Plan van aanpak programma Rechtsbescherming
Aan het begin van deze brief verwezen wij reeds naar de eindevaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, dat vorige week is gepubliceerd. Dit kritische rapport bevestigt dat de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdbescherming versterkt moet worden. Als de Staat ingrijpt in het gezin, dan moet dit zorgvuldig gebeuren. Kinderen en ouders moeten effectief voor hun rechten kunnen opkomen en zij moeten daarin beter worden ondersteund. De Minister voor Rechtsbescherming gaat zich daarvoor hard maken. Zoals hij in het debat van 12 mei21 en in de brief van 7 september 202222 al heeft toegezegd is hij bezig met het opzetten van een programma ter verbetering van de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdbescherming, dat ook de uitwerking van de toets van de kinderrechter bij het perspectiefbesluit omvat. Het plan van aanpak van het programma aan uw Kamer zal in november 2022 worden toegezonden.
Als gevolg van de grote problematiek, zijn intussen bij meerdere GI’s wachtlijsten ontstaan. De IGJ en de IJenV hebben in hun rapportage van mei 202223 gesignaleerd dat het niet langer lukt aan elk kind tijdig een vaste jeugdbeschermer te koppelen en de jeugdbescherming uit te voeren conform de wettelijke vereisten. In deze situaties werken de GI’s dan met wachtlijstbeheer of instroomteams. Hierbij wordt in ieder geval op basis van risicotaxatie beoordeeld welk kind als eerste geholpen wordt en hoe zicht wordt gehouden op de veiligheid van de kinderen die niet direct geholpen kunnen worden. De GI’s hebben voor deze werkwijze – in overleg met het Rijk en gemeenten- een landelijke handelingswijze ontwikkeld om te komen tot eenduidige, zorgvuldige en transparante manier van het werken in het geval een kind als gevolg van personeelsgebrek niet tijdig geholpen kan worden. In de handelingswijze is opgenomen:
• hoe de GI beoordeelt welk kind als eerste geholpen wordt (triage). Bij acute dreiging wordt meteen geholpen;
• hoe de GI zicht houdt op de veiligheid van kinderen die moeten wachten, en;
• dat lokale partijen afspraken maken welke (overbruggings)hulp al vanuit b.v. het lokale team of zorgaanbieders ingezet kan worden. Ook kunnen om de werkdruk voor de jeugdbeschermers te verlichten b.v. afspraken gemaakt worden hoe de uitstroom uit de jeugdbescherming op zorgvuldige wijze kan worden versneld.
Ook met deze handelingswijze bij wachtlijsten blijft de GI wettelijk verantwoordelijk voor de veiligheid en ontwikkeling van kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel. Ook worden kinderen in acute onveilige situaties altijd direct geholpen. Het wachtlijstbeleid wordt alleen ingevoerd in een uitzonderlijke situatie en is altijd tijdelijk.
Wij vinden het werken met een wachtlijst uiteraard een onwenselijke situatie. Kinderen waarvan de rechter heeft geoordeeld dat zij ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden, moeten onverwijld geholpen worden. Ouders moeten de ondersteuning krijgen die nodig is om weer een veilige gezinssituatie te creëren. De randvoorwaarden voor GI’s moeten het mogelijk maken dat zij hun werk kunnen uitvoeren binnen de wettelijke normen. Het in paragraaf 3 beschreven pakket aan maatregelen moet hier aan bij gaan dragen. Toch moeten we vaststellen dat op dit moment het onontkoombaar is dat GI’s, ondanks alle inspanningen die ze hebben gedaan, genoodzaakt zijn hiertoe over te gaan. Bijvoorbeeld in een situatie waar het personeelstekort zo oploopt dat de werkdruk voor hun medewerkers onaanvaardbaar hoog wordt en de kwaliteit van zorg voor alle kinderen en ouders onvoldoende wordt. Het is minimaal nodig dat hiervoor een transparant en goed uitgewerkt landelijk kader beschikbaar is; dat geeft in ieder geval duidelijkheid aan alle betrokkenen en een eenduidige en navolgbare manier van werken voor de GI’s.
Startpunt is dat de GI – voor wordt overgegaan tot het instellen van een wachtlijst – altijd eerst in overleg treedt met gemeenten. Gemeenten hebben als opdrachtgever immers de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een toereikend en kwalitatief aanbod aan jeugdbescherming. Gemeenten en GI maken vervolgens afspraken om te zorgen dat alle kinderen zo snel als mogelijk weer op de reguliere wijze, conform de wettelijke normen, begeleid kunnen worden zonder inzet van deze handelingswijze bij wachtlijsten. De inzet van deze handelingswijze is dan ook bedoeld als tijdelijke maatregel. Daar gaan wij ook op monitoren. Het uitgangspunt is zo min en zo kort mogelijk met wachtlijsten te werken.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Beleidskeuze uitgelegd Onderbouwing doeltreffend, doelmatig en evaluatie (CW 3.1) |
||
---|---|---|
1. |
Doel |
Werkdrukverlaging bij de gecertificeerde instellingen teneinde de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming te waarborgen zodat kinderen en ouders de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. |
2. |
Beleidsinstrument(en) |
Caseloadverlaging en zij-instroomregeling. |
3A. |
Financiële gevolgen voor het Rijk |
Rijk doet een tijdelijke financiële bijdrage aan de caseloadverlaging van € 10 mln per jaar voor de jaren (2022–2025). Daarnaast draagt het Rijk bij aan een zij-instroom regeling voor in totaal 10 mln. voor de periode 2022–2024. Deze worden in de JenV-begroting ingepast. |
3B. |
Financiële gevolgen voor de maatschappelijke factoren |
Het afspreken van een caseloadverlaging heeft ook gevolgen voor de bekostiging vanuit gemeenten. |
4. |
Nagestreefde doeltreffendheid |
Door de caseloadverlaging krijgen jeugdbeschermers op termijn meer tijd en ruimte beschikbaar per jeugdbeschermingsmaatregel, hetgeen de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming ten goede komt. Door deze lagere werkdruk zullen minder jeugdbeschermers uit de sector vertrekken en kan ook het verzuim dalen. Daarmee kunnen GI’s weer een aantrekkelijke werkgever worden en kan de werkdruk weer reëel worden. Met de andere maatregelen, in combinatie met de verbeteringen uit de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario moet het geheel op termijn leiden tot een reële werkdruk, waarbij continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming niet langer in het geding is. |
5. |
Nagestreefde doelmatigheid |
De maatregelen moeten in samenhang worden bezien met de overige maatregelen die geen financiële consequenties voor het Rijk hebben. De caseloadverlaging is één van de belangrijkste knoppen om aan te draaien. De complexiteit van zaken in de jeugdbescherming is de afgelopen jaren toegenomen, zonder dat daar onverwijld rekening mee is gehouden in de contractering tussen gemeenten en GI’s. Door de caseloadverlaging gedeeltelijk te faciliteren kunnen GI’s jeugdbeschermers in zetten, maar ook ondersteuners zoals juristen, gedragswetenschappers en teamondersteuners. Daarmee kan op korte termijn de werkdruk verlicht worden. |
6. |
Evaluatieparagraaf |
We spreken een set indicatoren af waarop we de voortgang nauw monitoren en evalueren. |
Beleidskeuze uitgelegd Onderbouwing doeltreffend, doelmatig en evaluatie (CW 3.1) |
||
---|---|---|
1. |
Doel |
Versnelling van het werken volgens uitgangspunten Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming |
2. |
Beleidsinstrument(en) |
Doorontwikkelen proeftuinen, versterken programmateam om de brede beweging buiten de proeftuinen te ondersteunen en intensiveren op andere vraagstukken, zoals koppelen van informatiestromen. |
3A. |
Financiële gevolgen voor het Rijk |
Het Rijk maakt hiervoor 3*€ 10 mln vrij voor de periode 2023–2025. Deze worden in de JenV-begroting ingepast. |
3B. |
Financiële gevolgen voor de maatschappelijke factoren |
Het werken aan het Toekomstscenario vraagt ook inzet van de andere betrokken partners, zoals gemeenten, lokale teams, RvdK, Veilig Thuis en GI’s |
4. |
Nagestreefde doeltreffendheid |
De proeftuinen dragen bij aan het beproeven en uitwerken van de uitgangspunten van het Toekomstscenario. Daarvoor worden de lokale teams versterkt, zodat kinderen, gezinnen met kinderen en huishoudens zonder kinderen betere en gerichtere hulp en ondersteuning krijgen, Een belangrijke rol hierbij is de ontwikkeling en opzet van de regionale veiligheidsteams. |
5. |
Nagestreefde doelmatigheid |
Met de extra middelen kunnen de proeftuinen doorontwikkeld worden en kan het programmateam versterkt worden om deze ontwikkeling te ondersteunen. |
6. |
Evaluatieparagraaf |
De voortgang van het toekomstscenario wordt regulier gemonitord en vastgelegd in voortgangsrapportages. |
Rapporten IGJ en IJenV: Stand van zaken jeugdbeschermingsketen (mei 2022), Kwaliteit van feitenonderzoek rond de aanvraag van machtigingen voor uithuisplaatsingen (juni 2022).
https://www.kinderbescherming.nl/documenten/brieven/2022/05/17/brief-rvdk-en-gis---16-mei-2022.
https://www.fnv.nl/getmedia/28e0b2e1-2901-4399-932e-3002c6231056/Ultimatum-dht-Weerwind.pdf.
In 2021 was er sprake van een gemiddeld verloop van 22,5% en een gemiddeld verzuim van 7,5%. Een normaal gemiddeld verloop en verzuim binnen de jeugdbescherming is respectievelijk 10% en 4,5%.
Dit zijn o.a. werkgevers en werknemers, zorgverzekeraars en beroeps- en brancheverenigingen.
Dit zijn de associatie Wijkteams, het landelijk netwerk Veilig Thuis, Jeugdzorg Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, OM, Politie, de Rechtspraak en de Nederlandse GGZ.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31839-876.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.