Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2011
Met deze brief reageer ik op twee brieven (2010Z11946/2010D32325, d.d. 27 augustus 2010 en 31839-72/2010D37887, d.d. 1 oktober 2010) die mijn voorganger heeft ontvangen van de commissie voor Jeugd en Gezin over het gebrek aan toezicht
in de particuliere jeugdzorg en over het signalement van de Inspectie jeugdzorg waarin zij haar zorgen uit over het toenemend
gebruik van particulier aanbod. In reactie hierop kan ik u het volgende melden.
Mijn voorganger heeft provincies en stadsregio’s op 29 maart 2010 verzocht geen gebruik meer te maken van particuliere zorgaanbieders
die niet voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Wet op de jeugdzorg en het protocol Nieuwe Zorgaanbieders. Dit verzoek blijft
onverminderd van kracht. Kinderen horen niet thuis in instellingen waar zorgen bestaan over de veiligheid en de kwaliteit
van zorg en waar het toezicht door een inspectie niet is gegarandeerd. Tegelijkertijd kan particulier aanbod een meerwaarde
hebben, bijvoorbeeld omdat het provincies in staat stelt om zorg flexibel in te zetten en maatwerk te bieden met specifieke
of vernieuwende zorgvormen.
Ik ben met de Inspectie jeugdzorg, het IPO en de MOgroep Jeugdzorg in overleg om te bezien of, en op welke wijze de kwaliteit,
de veiligheid en het toezicht in deze instellingen kan worden gegarandeerd. Ik verwacht u begin dit jaar te kunnen informeren
over de noodzakelijke (wettelijke) vervolgacties en de afspraken die ik hierover heb gemaakt met de betrokkenen.
De aandacht van het Kamerlid Dibi, die recentelijk een initiatiefwetsvoorstel over dit onderwerp heeft gepresenteerd, juich
ik toe. Met hem ben ik van mening dat de veiligheid en de kwaliteit van de zorg voor kinderen ook in particuliere instellingen
moeten zijn geborgd.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner