31 839 Jeugdzorg

Nr. 614 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2018

Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport aan de van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspecties) getiteld «Onderzoek naar de screeningsfase van de pleegzorg in Gelderland naar aanleiding van een calamiteit»1.

In deze brief treft u mijn beleidsreactie aan. Met deze reactie kom ik tevens tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer van 24 november 2016 om geïnformeerd te worden over de uitkomsten van het bijgevoegde inspectierapport.

Voor wat betreft de internationale informatie-uitwisseling rond de Verklaring omtrent het gedrag (VOG) in het algemeen verwijs ik naar de brief van 21 december 2016 van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie.2

Aanleiding rapport en algemene reactie

Aanleiding voor dit onderzoek is een calamiteit uit 2011 (seksueel grensoverschrijdend gedrag van een aspirant pleegouder naar een minderjarige, die bij de aspirant pleegouder woonde, samen met twee andere pleegkinderen).

De calamiteit werd in 2016 bij de inspecties bekend.

De Inspectie Jeugdzorg (inmiddels IGJ i.o.) ontving in 2011 een melding van de pleegzorgvoorziening Pactum, waarin deze aangaf dat drie pleegkinderen direct waren weggehaald uit een aspirant-pleeggezin. Dit nadat bekend was geworden dat één van de aspirant pleegouders in het verleden veroordeeld was voor seksueel misbruik van een minderjarige. In de melding gaf Pactum aan dat er geen signalen waren dat de aspirant pleegouder seksueel grensoverschrijdend gedrag getoond had richting de drie pleegkinderen. Ook was de mogelijke onveilige situatie direct opgeheven met de uithuisplaatsing van de drie pleegkinderen. Daarmee was er voor de Inspectie Jeugdzorg in 2011 geen reden om verder actie te ondernemen.

Na media- en politieke aandacht over de betrokken aspirant pleegouder in 2016 (de man werkte inmiddels in Duitsland als directeur van een asielzoekerscentrum en wordt daar verdacht van zedenmisdrijven) kwam de zaak in Nederland opnieuw aan het rollen. Jeugdbescherming Gelderland (de in 2011 betrokken gezinsvoogdijinstelling van de drie jeugdigen) nam contact op met de inspecties en deed daarbij melding van een calamiteit, waarbij sprake was geweest van seksueel misbruik van één van de pleegkinderen door de aspirant pleegouder. Deze informatie bleek al in 2012 bekend te zijn bij de betrokken organisaties. De organisaties hadden de inspecties hier echter niet eerder over geïnformeerd.

Voor de inspecties was deze melding aanleiding om alsnog een aanvullend onderzoek in te stellen, waarbij IGJ i.o. zich met name richtte op Pactum en Jeugdbescherming Gelderland en IJenV met name op de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Uw Kamer is hierover in de eerdergenoemde brief van 21 december 2016 schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 92).

De inspecties onderzochten het handelen van de destijds in 2011 betrokken instellingen in de pleegsituatie. Tevens is onderzoek verricht naar de huidige screeningsprocedure pleegzorg van deze instellingen.

De inspecties oordelen dat het handelen van betrokken organisaties, te weten de RvdK, Pleegzorgvoorziening Pactum en Jeugdbescherming Gelderland in 2011 onvoldoende is geweest. Professionals zijn afgeweken van de richtlijnen die de organisaties stellen, waardoor belangrijke stappen in het screeningsproces van de pleegzorg niet zijn genomen of vertraging hebben opgelopen. De jeugdigen zijn hierdoor oneigenlijk lang in een onveilige situatie bij een niet-gescreend aspirant pleeggezin geplaatst, dat geen deel uitmaakte van het netwerk van de jeugdigen.

De inspecties concluderen voorts dat in de uitvoering van de huidige screeningssystematiek nog steeds risico’s bestaan, zowel ten aanzien van de plaatsing van jeugdigen in een bestands- of netwerkpleeggezin, als in het verloop van de procedure rondom de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB-procedure), die de RvdK uitvoert. In deze VGB-procedure worden van de aspirant pleegouders en inwonende gezinsleden vanaf 12 jaar de gegevens van het Justitieel Documentatieregister en het eigen archief van de RvdK geraadpleegd. Bij een strafrechtelijke afdoening inzake zedendelict of kindermishandeling wordt de afgifte van een VGB in principe altijd geweigerd. Wanneer er redenen zijn om de VGB niet af te geven, doet de RvdK nader onderzoek. In dat geval wordt contact opgenomen met de aspirant pleegouders, pleegzorgvoorziening en de plaatser.

Ik heb kennis genomen van de conclusies en aanbevelingen van de inspecties. Voordat ik meer uitgebreid inga op de aanbevelingen van de inspecties en de wijze waarop daaraan gevolg zal worden gegeven, wil ik het volgende kwijt.

Het is uiterst betreurenswaardig dat de kinderen in 2011 slachtoffer zijn geworden van een foutieve plaatsing en dat een van de kinderen bovendien slachtoffer is geworden van seksueel misbruik. Dat had nooit mogen gebeuren en mijn medeleven gaat in de eerste plaats uit naar deze kinderen. Zij hadden op een veilige plek moeten verblijven.

Een pleegkind moet kunnen opgroeien in een leef- en opvoedsituatie waar sprake is van continuïteit en veiligheid. Dit vraagt onder andere om pleegouders die in staat en geschikt zijn om die situatie te bieden. Essentieel hiervoor is een zorgvuldig uitgevoerde screening van aspirant (netwerk) pleegouders, zowel door de pleegzorgaanbieder, de (indien betrokken) Gecertificeerde Instelling, als door de RvdK. De conclusies en aanbevelingen van de inspecties zijn dan ook een aansporing om de screening aan te scherpen en waar dat kan te verbeteren.

Aanbevelingen en reactie

De inspecties benoemen in het inspectierapport twee aanbevelingen specifiek gericht aan Pactum en de RvdK. De inspecties hebben landelijk gezien signalen ontvangen van andere jeugdhulpinstellingen die erop wijzen dat de gesignaleerde risico’s zich niet alleen bij de drie betrokken organisaties voordoen. Daarbij bestaat de kans dat een calamiteit, zoals die zich in 2011 voordeed, nog steeds kan plaatsvinden. De inspecties hebben daarom tevens een aanbeveling geformuleerd voor Jeugdzorg Nederland.

De aanbevelingen aan de partijen zijn:

  • a) Pactum dient in het verzoek tot een VGB aan de RvdK standaard op te nemen of het om een bestands- of netwerkplaatsing gaat, en of jeugdigen al geplaatst zijn bij het gezin op het moment dat screening wordt aangevraagd. Indien deze informatie niet aangeleverd is, verwachten de inspecties dat de RvdK hier onmiddellijk actie op onderneemt.

  • b) De RvdK dient de mogelijkheden te inventariseren om ieder verzoek tot VGB in behandeling te nemen en niet te wachten totdat ook de verzoeken van andere personen, die op het adres van de aspirant pleegouder ingeschreven staan, binnen zijn. Hierdoor kunnen professionals wel een screening uitvoeren op leden van het aspirant pleeggezin die al wel volledige informatie hebben aangeleverd.

  • c) De inspecties bevelen Jeugdzorg Nederland aan om te inventariseren of de huidige veldnormen en werkafspraken op het gebied van bestands- en netwerkpleegzorg nog passend zijn voor de situatie die landelijk na de transitie is ontstaan. Indien dit niet het geval is, verwachten de inspecties dat Jeugdzorg Nederland in ieder geval samen met de drie betrokken organisaties komt tot hernieuwde afspraken die als doel hebben de veiligheid en matching te borgen.

Mijn reactie is als volgt.

In het verzoek tot een VGB-screening dient Pactum standaard op te nemen of het om een bestands- of netwerkplaatsing gaat en of de jeugdigen al geplaatst zijn. Ik merk daarbij op dat het aanvraagformulier voor de VGB-screening door de RvdK hierop inmiddels is aangepast en als bijlage is opgenomen in het Kwaliteitskader voorbereiding en screening aspirant pleegouders van Jeugdzorg Nederland. Ook wordt in dit Kwaliteitskader opgenomen dat de pleegzorgaanbieder de RvdK onverwijld dient te informeren over veranderingen in de status van een VGB-aanvraag.

Ik constateer voorts dat de RvdK een aantal maatregelen heeft getroffen om de VGB-screening aan te scherpen, gericht op een sneller en efficiënter verloop ervan. De RvdK zal de interne werkwijze zo inrichten dat prioriteit wordt gegeven aan het screenen van netwerkpleegouders en alle inwonenden op het adres waar op dat moment uit het aanvraagformulier blijkt dat er een kind wordt geplaatst.

Wanneer blijkt dat er al kinderen in het gezin zijn geplaatst vooruitlopend op de screening, zal de RvdK dezelfde dag nog contact opnemen met de pleegouders, pleegzorgvoorziening en plaatser om de benodigde formulieren snel compleet te krijgen. Overeenkomstig de aanbeveling van de inspecties zal de RvdK starten met het screenen van de personen die volledig op het formulier zijn aangegeven.

Wanneer het dan niet lukt om de gegevens compleet te krijgen, is het mogelijk om in het belang van de veiligheid van een kind zonder toestemming te starten met het screenen van de betreffende personen van wie geen volledig formulier beschikbaar is. Dit zal weloverwogen en onderbouwd in de dossiers worden geregistreerd. Wanneer uit het JDR blijkt dat er bij pleegouders antecedenten voorkomen die het afgeven van een VGB in de weg staan, zal de RvdK direct in samenspraak met de plaatser van de kinderen bezien op welke wijze geïntervenieerd dient te worden. De RvdK bouwt binnen de interne werkwijze in dat wanneer pleegouders een tweede aanvraag indienen voor een VGB dit altijd inzichtelijk is en dat de plaatser van het kind hiervan direct op de hoogte wordt gesteld.

De derde aanbeveling van de inspecties is voortvarend opgepakt in het kader van het actieplan pleegzorg, dat op 30 mei 2017 naar uw Kamer is gestuurd.3 Belangrijk onderdeel van dit actieplan is dat het proces van voorbereiding en screening voldoende waarborgen biedt voor een veilige plaatsing bij geschikte pleegouders, dat de taken van de organisaties bekend zijn en aansluiten op de context van het veranderde zorglandschap. Om dit te bewerkstelligen is Jeugdzorg Nederland gestart met een evaluatie van het kwaliteitskader voorbereiding en screening aspirant pleegouders. Daarnaast zijn er verbeterpunten in de VGB-procedure geïnventariseerd. Binnen het actieplan pleegzorg worden deze verbeterpunten opgepakt. Jeugdzorg Nederland werkt hierin nauw samen met de RvdK en met partijen zoals het Nederlandse Jeugdinstituut (NJi), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

Uitvoering van de aangekondigde acties

De inspecties hebben aangekondigd de verbetermaatregelen te monitoren. Binnen een half jaar na oplevering van het rapport zullen de inspecties toetsen bij de RvdK, Pleegzorgvoorziening Pactum, Jeugdbescherming Gelderland en Jeugdzorg Nederland of de verbeteringen daadwerkelijk zijn doorgevoerd.

Daarnaast volgen de Minister van VWS en ik de uitvoering van het actieplan pleegzorg. U wordt daarover periodiek geïnformeerd. De eerstvolgende rapportage ontvangt u in april wanneer de Minister van VWS u informeert over het toegezegde programma «Zorg voor de Jeugd».

Ik zal specifiek toezien op invoering van de aangescherpte VGB-procedure zoals die door de RvdK uitgevoerd dient te worden. Ik ben met de inspecties van mening dat het – gezien de risico’s – van groot belang is dat professionals voldoende tijd en ondersteuning krijgen om de screeningsprocedure kwalitatief goed uit te voeren. Dat zal ik bespreken met de RvdK. Uitgangspunt is en blijft dat (pleeg)kinderen op een veilige plek moeten verblijven.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 34 550 VI, nr. 92.

X Noot
3

Kamerstuk 31 839, nr. 580.

Naar boven