31 839
Jeugdzorg

nr. 48
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2010

In deze brief willen we u graag informeren over onze verkenning naar de gesloten jeugdzorg. We hebben in deze verkenning vooral gekeken naar de samenhang (instroom, doorstroom en uitstroom) tussen de gesloten jeugdzorg en de andere jeugdzorgvoorzieningen. We hebben hiervoor reeds bestaand onderzoek van de Algemene Rekenkamer en van anderen gebruikt en tevens hebben we interviews gehouden met professionals in het veld.

Tegelijk met deze brief ontvangt u een poster waarin we een grafisch overzicht geven van de resultaten.1

Aanleiding voor onze verkenning was het besluit van het kabinet om een nieuwe voorziening, de gesloten jeugdzorg, aan het stelsel van bestaande jeugdzorgvoorzieningen toe te voegen. Gesloten jeugdzorg is bedoeld voor jeugdigen met ernstige gedrags- en opvoedproblemen die opvang en behandeling nodig hebben in een gesloten omgeving. De toekomst van het huidige stelsel van jeugdzorgvoorzieningen, inclusief de gesloten jeugdzorg, is onderwerp van gesprek tussen de Tweede Kamer en het kabinet. Met deze verkenning willen we een bijdrage leveren aan dit gesprek.

Naar aanleiding van onze verkenning willen we ingaan op het mogelijk effect van een aantal knelpunten in de jeugdzorg op de instroom en doorstroom van de gesloten jeugdzorg.

We stellen vast dat knelpunten in de jeugdzorg ervoor zorgen dat een (onbekend) deel van de jeugdigen met meervoudige problemen onnodig een plaats krijgt in de gesloten jeugdzorg. Verder stellen we vast dat knelpunten in de jeugdzorg ervoor zorgen dat een (eveneens onbekend) deel van de jeugdigen dat een plaats heeft in de gesloten jeugdzorg daar onnodig lang verblijft. Tegelijkertijd stellen we vast, dat niet te bepalen is hoe groot het risico is op (het voortduren van) deze onnodige plaatsing in de gesloten jeugdzorg.

Knelpunten, zoals het bestaan van wachtlijsten, een onvoldoende intersectoraal zorgaanbod voor jeugdigen met meervoudige problemen en het bestaan van verschillen in wettelijke regimes, kunnen invloed uitoefenen op de beslissingen om jeugdigen een plaats te geven in de gesloten jeugdzorg. Daarnaast kan het bestaan van wachtlijsten ervoor zorgen dat het doorstromen van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg naar lichtere (open) vormen van jeugdzorg beperkt wordt.

Om meer inzicht te krijgen in de effecten van knelpunten in de jeugdzorg op de instroom, doorstroom en uitstroom van de (gesloten) jeugdzorg pleiten we voor het opstellen van een integraal beeld van de wijze waarop jeugdigen zich bewegen binnen de jeugdzorg. Hiervoor zijn actuele, betrouwbare, eenduidige en relevante gegevens nodig die nu veelal nog ontbreken. Vanwege het ontbreken van deze gegevens, kunnen wij geen kwantitatieve informatie over de stromen in de jeugdzorg en het mogelijke effect van de knelpunten opnemen.

Verder vragen we in deze brief aandacht voor het vastleggen van de taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en procedures voor het plaatsen van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg.

Voordat we ingaan op bovenstaande punten, schetsen we eerst kort de achtergrond van gesloten jeugdzorg als onderdeel van jeugdzorgvoorzieningen.

Achtergrond van de gesloten jeugdzorg

Voor jongeren met ernstige gedrags- en opgroeiproblemen was tot 2008 onvoldoende opvang en behandeling beschikbaar in de reguliere jeugdzorgvoorzieningen. Zij kregen daarom een plaats in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s)1. In de JJI’s konden zij weliswaar in een gesloten omgeving opvang en behandeling krijgen, maar ze verbleven daar samen met jeugdigen met een voorlopige hechtenis of detentie. Hiertegen ontstond weerstand. Zo sprak het Internationaal Comité voor de Rechten van het Kind2 Nederland aan op het grote aantal jeugdigen met ernstige gedrags- en opgroeiproblemen dat – samen met strafrechtelijk veroordeelde jeugdigen – opgesloten zat, in vergelijking met andere landen. Ook de Nationale ombudsman kwam met een kritisch rapport over de te lange verblijfsduur en het gebrek aan behandeling in de JJI’s van deze jeugdigen.3 Het kabinet besloot daarom een nieuwe jeugdzorgvoorziening in het leven te roepen: de gesloten jeugdzorg. De basis voor deze jeugdzorgvoorziening ligt vast in de Wet op de jeugdzorg (Wjz). Sinds 1 januari 2010 mag volgens de Wjz geen enkele jongere zonder voorlopige hechtenis of detentie meer in een reguliere JJI verblijven. Het kabinet besloot om hiervoor plaatsen te realiseren door een aantal nieuwe voorzieningen te bouwen en (delen van) JJI’s geschikt te maken voor de gesloten jeugdzorg. Die (delen van) JJI’s worden aangepast aan de eisen van de gesloten jeugdzorg.

Knelpunten jeugdzorg

Voor jeugdigen met ernstige gedrags- en of opgroeiproblemen is een aantal zorgvoorzieningen4 beschikbaar:

• provinciale jeugdzorg voor het behandelen van gedragsproblemen;

• zorgvoorzieningen voor het behandelen van jeugdigen met een licht verstandelijke handicap (jeugd-LVG);

• geestelijke gezondheidszorg voor het behandelen van jeugdigen met psychiatrische problemen (jeugd-GGZ);

• gesloten jeugdzorg voor het in een gesloten omgeving behandelen van jeugdigen met ernstige gedrags- en opgroeiproblemen.

Een deel van de jeugdigen dat in aanmerking komt voor geïndiceerde jeugdzorg heeft meervoudige problemen. Het is lastig om deze jeugdigen te behandelen, omdat kennis nodig is vanuit verschillende disciplines (onder andere de kinder- en jeugdpsychiatrie, de jeugdzorg en de instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten). Door hun meervoudige problematiek kunnen jeugdigen op verschillende manieren en via verschillende organisaties een plaats krijgen in een jeugdvoorziening. Jeugdigen kunnen vervolgens ook doorstromen naar lichtere of zwaardere vormen van jeugdzorg. Jeugdigen «bewegen» dus niet alleen binnen een bepaalde jeugdzorgvoorziening, maar ook tussen jeugdzorgvoorzieningen.

Hoe jeugdigen bewegen door het jeugdzorgstelsel wordt bepaald door beslissingen die de betrokken partijen nemen bij het signaleren, indiceren, toewijzen, plaatsen, opvangen, behandelen en de nazorg van deze jeugdigen (instroom, doorstroom en uitstroom).

De Algemene Rekenkamer heeft de afgelopen jaren in diverse onderzoeken aandacht besteed aan de zorg voor jeugdigen.1 In al deze onderzoeken concluderen we dat het jeugdzorgstelsel een complex geheel is van voorzieningen die eigen wettelijke kaders hebben en die onderling verschillen in indicatiestelling, termijnen, aanvaardbare wachttijden, plaatsing in zorginstellingen en financiering. Verder zijn er ook telkens verschillende partijen betrokken bij het signaleren, indiceren, toewijzen, plaatsen, opvangen, behandelen en nazorgen van jeugdigen met opgroei- en gedragsproblemen.

In onze verkenning hebben we gekeken naar de invloed van bestaande knelpunten in de jeugdzorg op de instroom, doorstroom en uiteindelijk uitstroom van de gesloten jeugdzorg. We hebben ons hierbij gericht op de knelpunten wachtlijsten, onvoldoende intersectoraal zorgaanbod en verschillen in wettelijke regimes. Recent uitgebrachte rapporten, zoals het Evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg2, behandelen andere relevante factoren, zoals de kwaliteit van de indicatiestelling en de kwaliteit van het zorgaanbod. Deze factoren vallen buiten de reikwijdte van onze verkenning naar de gesloten jeugdzorg.

Uit onze verkenning blijkt dat een (onbekend) deel van de jeugdigen onnodig en/of onnodig lang in de gesloten jeugdzorg verblijft. Zo kunnen onvoldoende zorgaanbod voor jeugdigen met meervoudige problemen en wachtlijsten ervoor zorgen dat een (onbekend) deel van deze jeugdigen in een crisissituatie raakt. Hierdoor hebben zij opvang en behandeling nodig in een gesloten omgeving om te kunnen stabiliseren. Daarnaast kunnen verschillen in wettelijke regimes van invloed zijn op de beslissing om een jeugdige in de gesloten jeugdzorg te plaatsen. Dit risico doet zich bijvoorbeeld voor als de vrijheid van jeugdigen makkelijker in de gesloten jeugdzorg beperkt kan worden, dan in andere jeugdzorgvoorzieningen zoals de jeugd-GGZ. Inmiddels is de minister voor Jeugd en Gezin begonnen met het harmoniseren van de betreffende wetgeving om dit risico te beheersen.

Verder stellen we vast dat door de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de jeugd-LVG jeugdigen in de gesloten jeugdzorg geplaatst worden, hoewel dat eigenlijk niet het beste regime voor hen is. Gesloten jeugdzorg is namelijk weliswaar voor bepaalde jeugdigen een (te) zwaar regime, maar wordt in sommige gevallen als een beter alternatief gezien dan jeugdigen laten wachten op zorg (bijvoorbeeld op straat).

Wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg, die een behandeling in een open omgeving aanbiedt, beperken verder ook de mogelijkheid voor jeugdigen om door te stromen van een gesloten naar een meer open omgeving. Hierdoor verblijft een (onbekend) deel van de jeugdigen langer dan nodig in de gesloten jeugdzorg.

We hebben getracht cijfers te verzamelen over het volume van bovenstaande knelpunten in de jeugdzorg. Voor zover cijfers beschikbaar waren, hebben we uiteindelijk besloten deze toch niet te gebruiken, vanwege het gebrek aan actualiteit, betrouwbaarheid, eenduidigheid en relevantie.

Zicht op stromen en knelpunten

Wij vinden het van belang dat er inzicht is in hoe de beslissingen van betrokken partijen tot stand komen en hoe vraag en aanbod afgestemd worden. Dit inzicht is ook van belang om het risico dat jeugdigen onterecht en onnodig lang in de gesloten jeugdzorg verblijven te beheersen.

In de poster die we als bijlage bij deze brief hebben gevoegd, geven we de samenhang weer tussen de jeugdzorgvoorzieningen. We denken dat deze weergave als opmaat kan dienen voor meer inzicht in de instroom, doorstroom en uitstroom van jeugdigen in de jeugdzorg. Verder kan het stroommodel dienen om effecten en risico’s in kaart te brengen die voortvloeien uit bestaande knelpunten in de jeugdzorg.

Om een dergelijk «model» van kwantitatieve informatie te kunnen voorzien, is het nodig om over actuele, betrouwbare, eenduidige en relevante gegevens te beschikken over onder andere de ontwikkeling van problemen van jeugdigen, de instanties waarmee jeugdigen in aanraking zijn gekomen, de afwegingen die zijn gemaakt bij het indiceren en plaatsen van jeugdigen, de verblijfsduur van jeugdigen in een jeugdzorgvoorziening en de stromen binnen en tussen de jeugdzorgvoorzieningen. Op dit moment ontbreekt het in de jeugdzorg nog aan deze gegevens. Zo is geen informatie beschikbaar over de behandelduur per specifiek probleem en over de echte noodzaak van verblijf in een gesloten omgeving. Ook voor het opstellen van het model in de bijlage bij deze brief, hebben we uiteindelijk besloten cijfers die beschikbaar waren niet op te nemen, vanwege het gebrek aan actualiteit, betrouwbaarheid, eenduidigheid en relevantie.

Onze bevindingen worden ondersteund door het onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer,1 waarin de onderzoekers stellen dat de problematiek van de jeugdigen centraal zou moeten staan bij het verzamelen van en rapporteren over cijfers in de jeugdzorg. De Randstedelijke Rekenkamer stelt ook dat de cijfers van de wachtlijsten in de jeugdzorg geen betrouwbaar beeld geven en onvoldoende rekening houden met verschillen in de problematiek van de jeugdigen.

Wij vinden dat er actuele, betrouwbare, eenduidige en relevante gegevens beschikbaar zouden moeten zijn over de jeugdzorg, niet alleen op landelijk niveau, maar op het niveau van de relevante regio’s, zoals provincies en grootstedelijke regio’s. Op dat niveau vindt immers de besluitvorming plaats over het afstemmen van vraag en aanbod.

Verder achten wij het van belang dat er meer inzicht komt in de kosten en in de baten van behandelingen en preventieve maatregelen, om afwegingen over investeringen in de jeugdzorg beter te kunnen onderbouwen.

Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en procedures

Als de kinderrechter een machtiging voor opname van een jongere in de gesloten jeugdzorg afgeeft, start het zoeken naar een plaats in een gesloten jeugdzorgvoorziening. Tot 1 januari 2010 zorgde de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie voor het plaatsen van jeugdigen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg. Sinds 1 januari 2010 doen de Bureaus Jeugdzorg van de provincies en de grootstedelijke regio’s dit. Ten tijde van onze verkenning was het nog niet duidelijk op welke manier de provincies en grootstedelijke regio’s het plaatsen van deze jeugdigen zouden gaan organiseren.

De minister voor Jeugd en Gezin heeft wel afspraken gemaakt met het Interprovinciaal Overleg (IPO) over het afstemmen van vraag naar en aanbod van gesloten jeugdzorg. De minister en het IPO zijn namelijk overeengekomen om vraag en aanbod binnen vijf clusters van provincies en grootstedelijke regio’s, de zorggebieden, af te gaan stemmen. De clustering in zorggebieden is een nieuwe regionale indeling binnen het jeugdzorgstelsel. De minister voor Jeugd en Gezin en het IPO hadden tijdens onze verkenning buiten de geografische indeling nog geen nadere afspraken gemaakt over de rol en werkwijze binnen en tussen deze nieuwe zorggebieden.

Wij vragen daarom aandacht voor het duidelijk vastleggen van taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en procedures voor de gesloten jeugdzorg.

Reactie minister voor Jeugd en Gezin

De minister voor Jeugd en Gezin heeft op 8 maart 2010 gereageerd op de aandachtspunten uit onze brief. Wij vatten zijn reactie hieronder samen.1

De minister stelt met ons vast dat niet te bepalen is hoe groot het risico is op (het voortduren van) onnodige plaatsing in voorzieningen voor gesloten jeugdzorg. Verder geeft hij aan dat onze risicoanalyse zijn streven naar een verdere ontwikkeling van de gesloten jeugdzorg ondersteunt. De minister geeft bovendien aan dat zijn beleid er op gericht is alleen jeugdigen met meerdere problemen in een gesloten omgeving te behandelen en dan ook nog alleen voor degenen voor wie dat functioneel is, en zo kort mogelijk.

Het risico dat het staan op een wachtlijst kan bijdragen aan plaatsing in de gesloten jeugdzorg is volgens de minister in het geval van een crisissituatie denkbaar. Het wegwerken van de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg heeft voor de minister een hoge prioriteit. Hij heeft hierover met de provincies en grootstedelijke regio’s voor 2008 en 2009 prestatieafspraken gemaakt. De minister meldt dat deze prestatieafspraken hebben gezorgd voor een forse daling van de wachtlijsten en dat hij voor 2010 en 2011 opnieuw afspraken heeft gemaakt met de provincies en grootstedelijke regio’s.

De minister is van mening dat behandeling in een gesloten omgeving alleen effectief kan zijn als die is ingebed in een traject dat gericht is op weer meedoen in de samenleving. Dat vraagt om voldoende intersectoraal zorgaanbod, dat volgens de minister reeds in ontwikkeling is.

De minister geeft aan dat het risico van het bestaan van verschillende wettelijke regimes van invloed kan zijn op plaatsing in de gesloten jeugdzorg, onderdeel zal uitmaken van de discussie over een nieuw stelsel voor de zorg voor jeugdigen.

De minister deelt onze behoefte aan meer betrouwbare informatie over de jeugdzorg. Hij geeft aan dat hij daarom in 2008 gestart is met het project «Beter, Anders, Minder» dat gericht is op de verbetering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg. Doel van het project is niet alleen om om minder informatie te vragen, maar ook om betere informatie aangeleverd te krijgen. Voortaan staan cliëntstromen en cliënttrajecten centraal. Hierdoor ontstaat beter zicht op hoe jeugdigen zich bewegen binnen de jeugdzorg. Een nieuw onderdeel van de beleidsinformatie is naast informatie over de provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, informatie over de gesloten jeugdzorg. De minister verwacht in 2011 te starten met de vraag naar de nieuwe beleidsinformatie.

De minister geeft aan dat het ramings- en verdeelmodel voor de provinciale jeugdzorg – dat het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in 2009 heeft beschreven – een goede basis is en verder ontwikkeld moet worden. De minister heeft de Commissie Financiering Jeugdzorg (CFJ) gevraagd de regie te nemen over deze ontwikkeling. De CFJ pleit voor een model, dat meer verklaringskracht biedt en een betere prognose mogelijk maakt van de vraag naar provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Verder beveelt de CFJ aan om aanvullend een model te ontwikkelen dat voorziet in een financiële vertaling van de raming van de vraag en dat rekening houdt met de onderlinge samenhang tussen voorzieningen. De minister onderschrijft deze aanbeveling.

De minister meldt dat over de plaatsing van jeugdigen met een machtiging voor gesloten jeugdzorg de Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders gezamenlijk een protocol hebben opgesteld waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van alle partijen zijn vastgelegd.

Afsluitend wijst de minister ons op een aantal onvolkomenheden dat hij in onze brief heeft geconstateerd. Volgens de minister geven wij een andere interpretatie dan hijzelf aan de onderzoeken die destijds ten grondslag hebben gelegen aan de politieke beslissing om binnen justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) tot de scheiding van jeugdigen met een straf en met een voorlopige hechtenis over te gaan en de jeugdigen met ernstige gedragsen opgroeiproblemen. De minister vindt bovendien dat wij de indruk wekken dat in de Wet op de jeugdzorg (Wjz) staat wie wel of niet in een JJI mogen verblijven. Dat is volgens hem niet het geval. De Wjz geeft aan wie in de gesloten jeugdzorg mag verblijven. De minister geeft ten slotte aan dat wij schrijven dat er geen informatie beschikbaar is over de echte noodzaak van verblijf in een gesloten jeugdzorginstelling. Hij wijst erop dat de noodzaak van plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg op diverse momenten wordt getoetst.

Nawoord Algemene Rekenkamer

We vinden het positief dat de minister het risico onderkent dat jeugdigen onnodig (lang) in de gesloten jeugdzorg kunnen verblijven, zoals wij beschrijven in deze brief. Verder vinden wij het ook positief dat hij onderkent dat er meer betrouwbare gegevens over de jeugdzorg nodig zijn. De minister zegt toe de beleidsinformatie te gaan verbeteren, zodat er beter zicht ontstaat op hoe jeugdigen zich bewegen in de jeugdzorg. Hij zegt verder toe een model te laten ontwikkelen waarmee het benodigde budget berekend kan worden en waarbij de onderlinge samenhang tussen voorzieningen in beeld wordt gebracht.

We willen benadrukken dat naast kwalitatieve informatie over de doelgroep die in aanmerking komt voor of uiteindelijk belandt in de gesloten jeugdzorg kwantitatieve gegevens onontbeerlijk zijn. Het gaat dan om kwantitatieve gegevens die een actueel, betrouwbaar, eenduidig en relevant beeld geven van de aard van de knelpunten in de jeugdzorg en de omvang van de gevolgen van deze knelpunten voor het plaatsen en verblijf van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg. Op die manier wordt inzichtelijk welk deel van de jeugdigen onnodig (lang) in de gesloten jeugdzorg verblijven. We geven de minister in overweging om de figuur, zoals wij die op de poster bij deze brief hebben weergegeven, als basis voor het vragen naar beleidsinformatie en het ontwikkelen van een beleids- en rekenmodel voor de jeugdzorg te gebruiken en deze figuur – stapsgewijs – te vullen met actuele, betrouwbare, eenduidige en relevante gegevens. En op basis daarvan de Tweede Kamer periodiek te informeren.

Algemene Rekenkamer,

drs. Saskia J. Stuiveling,

president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA,

secretaris


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Boendermaker, L. e.a. (2004). Crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen. Boendermaker, L. e.a. (2005a). De juiste hulp. Uitgangspunten voor het zorgaanbod voor jongeren met ernstige gedragsstoornissen. Boendermaker, L. e.a. (2005b). Straf of civiel? Een verkennend onderzoek naar jeugdigen die in het kader van voorlopige hechtenis in een opvanginrichting geplaatst worden, en bij wie de zaak civielrechtelijk wordt afgedaan. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Jeugd. Boendermaker, L. (2008). Aanbieders van gesloten jeugdzorg. Een overzicht van de stand van zaken. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

XNoot
2

Internationaal Comité voor de Rechten van het Kind (2004). Concluding observations of the Committee on the rights of the Child: The Kingdom of the Netherlands (Netherlands & Aruba), 20/02/2004, CRC/C/15/Add. 227, par. 58c en 59d, p. 12 en 13.

XNoot
3

Nationale ombudsman (2004). Crisisopvang jongeren in jeugdgevangenissen. Onderzoek van 30 november 2004 ingevolge artikel 15 van de Wet Nationale ombudsman met een klacht naar een gedraging van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie. Den Haag: Nationale ombudsman.

XNoot
4

Het betreft hier jeugdzorgvoorzieningen waarvoor een indicatie (hetzij van Bureau jeugdzorg, hetzij van het Centrum Indicatiestelling Zorg) nodig is. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat jeugdigen met (een vermoeden van) psychiatrische problematiek in de meeste gevallen door de huisarts verwezen worden naar de jeugd-GGZ voor diagnostiek en behandeling. Deze – op genezing gerichte zorg – wordt gefinancierd uit de Zorgverzekeringswet.

XNoot
1

Algemene Rekenkamer (2002). Zorgen voor toegankelijkheid in de ouderenen gehandicaptenzorg. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 281, nrs. 1–2. Algemene Rekenkamer (2002–2009). Opvang zwerfjongeren. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 265, nr. 1; vergaderjaar 2003–2004, 29 290, nr. 1; vergaderjaar 2004–2005, 30 009, nr. 1; vergaderjaar 2005–2006, 30 416, nr. 1; vergaderjaar 2008–2009, 31 827, nr. 1; vergaderjaar 2009–2010, 32 267, nr. 1. Algemene Rekenkamer (2007a). Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 215, nrs. 1–2. Algemene Rekenkamer (2007b). Kopzorgen. Zorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en/of psychiatrische problemen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 245, nrs. 1–2. Algemene Rekenkamer (2008). Ketenbesef op de werkvloer, casus aanpak kindermishandeling. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 394, nrs. 1–2. Den Haag: Sdu.

XNoot
2

BMC (2009). Eindrapport. Evaluatieonderzoek Wet op de jeugdzorg. Baarn: BMC advies management.

XNoot
1

Randstedelijke Rekenkamer (2010). Kind centraal of cijfers centraal?. Wat zeggen de wachtlijstcijfers over de prestaties in de jeugdzorg? Amsterdam, Randstedelijke Rekenkamer (Flevoland, Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland).

XNoot
1

De volledige reactie staat op www.rekenkamer.nl.

Naar boven