31 839 Jeugdzorg

Nr. 351 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2014

Naar aanleiding van berichten in de media rond het verschijnen van de derde rapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) vraagt u ons om een brief over de voorbereiding van de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 (Handelingen II 2013/14, nr. 58, Regeling van Werkzaamheden). Met deze brief, in samenhang met onze brief van 4 maart jl. over de aanbieding van het TSJ-rapport (Kamerstuk 31 839, nr. 350), voldoen wij aan dit verzoek. Tevens beantwoorden we hiermee de separaat ingediende schriftelijke vragen1.

1. Algemeen

In haar derde rapportage schetst de TSJ een kritisch beeld van de transitie van de jeugdzorg. De datum van 1 januari 2015 nadert met rasse schreden en er moet nog veel gebeuren. Volgens de TSJ is het nodig dat gemeenten vanaf nu de prioriteit leggen bij die zaken die minimaal nodig zijn om op 1 januari 2015 de Jeugdwet verantwoord in te voeren. Ook roept de TSJ op om extra maatregelen te nemen om te voorkomen dat met name bovenregionaal georganiseerde specialistische jeugdhulp verdwijnt omdat afspraken tussen gemeenten en de zorgaanbieders uitblijven.

In onze brief van 4 maart jl. hebben wij de ernst van de signalen uit het rapport van de TSJ onderschreven en aangekondigd welke maatregelen wij nemen en genomen hebben om de Jeugdwet verantwoord in te kunnen voeren. In het belang dat er snel afspraken komen tussen gemeenten en (bovenregionale) aanbieders van specialistische jeugdhulp start zeer binnenkort de Transitie Autoriteit Jeugd onder voorzitterschap van mevrouw drs. Marjanne Sint.

Ook ondersteunen wij gemeenten met een focuslijst om nu zo spoedig mogelijk besluiten te nemen en daarbij prioriteit te leggen op dat wat minimaal nodig is. Vanuit Rijk en VNG hebben wij voor gemeenten en regio’s ondersteuning op maat beschikbaar op alle onderdelen van het pakket maatregelen dat zij lokaal en regionaal moeten doorvoeren.

2. Beantwoording van de vragen per fractie

SP-fractie

Wat vindt u ervan dat de overheveling van jeugdzorg naar gemeenten als een zwaard van Damocles boven honderdduizenden gezinnen hangt? Deelt u de zorgen die aangekaart worden? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?

In de Jeugdwet zijn diverse wettelijke waarborgen opgenomen dat gezinnen die jeugdhulp nodig hebben die ook moeten krijgen (jeugdhulpplicht). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van een kwantitatief en kwalitatief aanbod van jeugdhulp en voor het jaar van invoering geldt wettelijk continuïteit van zorg. Als gemeenten de komende maanden de nodige beslissingen nemen ten aanzien van de zaken die minimaal noodzakelijk geregeld moeten zijn (de zogenoemde focuslijst) dan is er voor gezinnen geen reden tot zorg.

Hoe verklaart u dat de meeste gemeenten en regio’s nog geen afspraken gemaakt hebben met zorgaanbieders over de continuïteit van zorg in 2015 en weten zorgaanbieders niet wanneer die afspraken wel worden gemaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Wij zien dat gemeenten, zeker na aanvaarding van de Jeugdwet door de Eerste Kamer, in deze periode belangrijke beslissingen nemen om zo snel, maar ook zo verantwoord mogelijk, afspraken te (gaan) maken met aanbieders. Vanuit het veld is er grote behoefte aan snelle duidelijkheid over de inkoop van met name gespecialiseerde vormen van zorg. De snelheid waarmee gemeenten op dit moment duidelijkheid kunnen geven over hun inkoop- en contracteringsproces verschilt nog van de snelheid waarin aanbieders duidelijkheid nodig hebben met het oog op de toekomstige inrichting van hun bedrijfsvoering. Om dit verschil te overbruggen hebben wij toegezegd een Transitie Autoriteit Jeugd op te richten, die daar waar dit tot problemen voor de continuïteit van zorg kan leiden, de taak heeft om tot oplossingen te komen.

Waarom hebben veel gemeenten nog onvoldoende helderheid over het budget voor jeugdzorg in 2015? Wat is hier volgens u mis gegaan? Kunt u uw antwoord toelichten?

In december 2013 is een nieuwe stand van de budgetten gepubliceerd. Tevens is in december jl. afgesproken tussen het Rijk en de VNG dat, door verevening binnen het totale te decentraliseren budget, individuele gemeenten bij de meicirculaire 2014 minimaal 95% van het budget krijgen dat hen in december 2013 is toegezegd. Dit geeft voldoende basis om afspraken te maken. De afspraak dat bij de meicirculaire 2014 de definitieve cijfers voor 2015 bekend worden, staat al lang. Daarbij is het zo dat de realisatiecijfers uit 2012 worden meegewogen en deze zijn niet eerder beschikbaar.

Hoe verklaart u dat er geen stappen ondernomen zijn om inzicht te krijgen in de problematiek van frictiekosten en waarom zijn er geen besluiten genomen voor een vangnetregeling? Kunt u uw antwoord toelichten?

Bent u bereid om extra frictiekosten vrij te maken om de continuïteit van zorg voor kinderen te waarborgen? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?

Het is in eerste instantie een taak van de verschillende partijen gezamenlijk om frictiekosten zo veel mogelijk te beperken. De beste manier om deze kosten te beperken is immers het maken van afspraken tussen gemeenten en aanbieders. Pas als het inkoopproces tussen gemeenten en aanbieders verder is gevorderd kan worden aangegeven in hoeverre er, ondanks de inspanningen van deze partijen, frictiekosten resteren en waar die neerslaan.

Voor wat betreft de bureaus jeugdzorg hebben alle regio’s uiterlijk 28 februari 2014 afspraken gemaakt met de BJZ’s over de continuïteit van de functies van de BJZ’s. Deze afspraken zijn zowel door de regio als door de bureaus jeugdzorg ondertekend. Alle regio’s bieden voor 2015 minimaal een budgetgarantie van 80 procent van het budget van de bureaus jeugdzorg. Wel zijn er bij de gemaakte afspraken tussen diverse regio’s en bureaus jeugdzorg voorwaarden gesteld over onder meer de dekking van de resterende frictiekosten en het macrobudget dat gemeenten in 2015 ontvangen. Diverse bureaus jeugdzorg hebben aangegeven dat zij niet in staat zijn om alle frictiekosten zelf op te vangen. Bij enkele bureaus jeugdzorg is er sprake van dusdanige problematiek dat de continuïteit van zorg in gevaar komt. Deze problematiek wordt nader onderzocht door een team van experts. Op 20 maart a.s. vindt bestuurlijk overleg tussen het Rijk, IPO en VNG plaats, waarbij wordt gekeken of en zo ja welke verdere stappen nodig zijn.

Hoe verklaart u dat er in de regio’s nauwelijks vooruitgang is geboekt bij het nemen van besluiten op de wijze waarop de regionale samenwerking invulling wordt gegeven? Kunt u uw antwoord toelichten?

In november 2013 is door de VNG een uitvraag gedaan over de stand van zaken van de regionale samenwerking tussen gemeenten voor de uitvoering van de jeugdhulp en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Uw Kamer is hierover door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) geïnformeerd (Kamerstuk 31 889/33 750 VII, nr.343). De Minister van BZK concludeert dat er voortgang is geboekt in de versteviging van de afspraken, doordat in veel gevallen intenties tot samenwerking via besluitvorming in colleges en/of gemeenteraden tot afspraken zijn ontwikkeld. Veel gemeenten geven aan dat de beleidsplannen en de samenwerkingsstructuur begin 2014 in de gemeenteraden aan de orde zullen komen en dat zij pas dan als vastgestelde afspraken gelden. Desondanks concludeert de Minister van BZK dat gemeenten nog wel nadere afspraken moeten maken over de invulling hiervan zoals over de financiele risicoverevening en de juridische vormgeving. Samenwerking op basis van een gemeenschappelijke regeling is een mogelijkheid.

Voor de zomer van 2014 zal het Ministerie van BZK samen met de VNG en met inbreng van de betrokken vakdepartementen monitoren of de noodzakelijke voortgang in de operationalisering van de samenwerking wordt gemaakt, zowel voor de jeugdhulp als voor de nieuwe Wmo-taken en binnen de arbeidsmarktregio’s. Bij onvoldoende voortgang zal het kabinet voor het vierde kwartaal van 2014 zonodig (wettelijke) maatregelen nemen om de betreffende samenwerkingsverbanden alsnog aan de gestelde criteria te laten voldoen. In de tussentijd worden gemeenten door het Rijk en de VNG ondersteund om tot nadere afspraken te komen. Ook de eerder aangestelde bestuurlijke ambassadeurs zullen worden ingezet indien er op bestuurlijk niveau onduidelijkheden of zorgen zijn over de samenwerkingsverbanden. Regionale samenwerking zal een thema worden voor het congres over de drie decentralisaties dat het Ministerie van BZK op 28 mei a.s. organiseert.

Wat vindt u ervan dat in de meeste gemeenten geen besluitvorming plaatsvindt over alle aspecten van de overheveling van de jeugdzorg voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen? Heeft u er nog steeds vertrouwen in dat gemeenten jeugdzorg in zo’n snelle tijd goed kunnen organiseren vanaf 2015? Kunt u uw antwoord toelichten?

Het gemeentelijke besluitvormingsproces is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Gemeenten hebben stappen gezet in de keuzes voor de inrichting van de nieuwe jeugdtaken. Uit de resultaten van de Transitiemonitor Jeugd die onlangs naar Uw Kamer is gestuurd blijkt dat 82% van de gemeenten die de monitor hebben ingevuld een uitgangspuntennotitie heeft opgesteld, en dat 58% een beleidsplan met een richtinggevend kader klaar heeft. Elke gemeente en elke regio bepaalt zelf de wijze waarop de transitieopdracht wordt vormgegeven. De Ministeries van VWS, VenJ en de VNG hebben – in lijn met de aanbeveling van de TSJ – tien prioriteiten vastgesteld, die gemeenten met voorrang in 2014 zouden moeten realiseren, de zogeheten focuslijst. Het Transitiebureau Jeugd informeert gemeenten in maart over deze prioriteiten in het geactualiseerde spoorboekje. De focuslijst omvat de zaken die minimaal geregeld moeten zijn om op 1 januari 2015 de continuïteit van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te kunnen bieden aan ouders en kinderen.

Wilt u zo spoedig mogelijk een reactie naar de Tweede Kamer sturen over de derde rapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd? Zo nee, waarom niet?

De reactie op het rapport heeft u inmiddels ontvangen met de brief van 4 maart jl.

Wat is uw reactie op de uitspraak van B. Lahuis van kinder- en jeugdpsychiatrisch ziekenhuis Karakter die aangeeft dat het enkele weken tot maanden duurt na de gemeenteraadsverkiezingen voordat nieuwe wethouders kennis van zaken hebben als het gaat over de jeugdzorg? Deelt u deze zorgen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Nieuwe wethouders en gemeenteraadsleden zijn er in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk om na de gemeenteraadsverkiezingen zich snel in te werken in een nieuw dossier. Naast het eigen ambtelijke apparaat, bieden het Rijk en de VNG gemeenten hierin ondersteuning aan. Zo wordt het aanbod gedaan om in een «snelkookpan-sessie» een risico-analyse op maat te laten maken. De (nieuwe) wethouder en zijn gemeentelijke team krijgen met deze sessie inzicht in de risico’s en wat er nog moet gebeuren om per 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor de taken op basis van de nieuwe Jeugdwet. Daarnaast werkt het Ministerie van BZK samen met de raadsledenverenging, de wethoudersvereniging en de vereniging van griffiers aan ondersteuningsprogramma’s in het kader van de deskundigheidsbevordering van wethouders en raadsleden in het kader van de drie decentralisaties. De VNG verzorgt bovendien kort na de gemeenteraadsverkiezingen een voorlichtingsronde voor raadsleden. De decentralisatie van de jeugdhulp zal daarbij extra aandacht krijgen. Ook verzorgt de VNG na de verkiezingen masterclasses decentralisatie jeugd voor (nieuwe) raadsleden. Op 28 mei a.s. wordt er op initiatief van het Ministerie van BZK, met medewerking van de betrokken departementen en de VNG, een groot congres georganiseerd voor gemeenteambtenaren en bestuurders die zich bezighouden met de drie decentralisaties in het sociale domein. Voor het avondprogramma worden wethouders op het terrein van het sociaal domein uitgenodigd.

Gemeenten nemen zelf ook initiatief om gemeenteraden beter toe te rusten op hun controlerende rol. Zo hebben eind 2013 de rekenkamers van vier Brabanse steden een handreiking opgesteld «Goede Raad voor een sterke Raad» met 10 tips voor gemeenteraden bij de transitie jeugdzorg. Deze handreiking is te vinden op www.voordejeugd.nl .

Kunt u garanderen, gelet op deze tussentijdse resultaten, dat de zorg voor alle kinderen ook na 1 januari 2015 gewaarborgd kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Zoals ook in de Jeugdwet is opgenomen is het in eerste instantie een plicht van gemeenten om de continuïteit van zorg te waarborgen. Naast de in de wet opgenomen jeugdhulpplicht zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor het continueren van de zorg voor zittende cliënten in het overgangsjaar 2015. Om te waarborgen dat gemeenten hiertoe ook passende afspraken maken met aanbieders heeft de Transitie Autoriteit Jeugd daar waar dit niet gebeurt en dit leidt tot problemen voor de continuïteit van zorg, de taak om met partijen tot oplossingen te komen.

Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten straks niet experimenteren met de toekomst van kinderen, gezien er nu grote onduidelijkheid is? Kunt u uw antwoord toelichten?

In de Jeugdwet zijn diverse wettelijke waarborgen opgenomen dat gezinnen die jeugdhulp nodig hebben die ook moeten krijgen (jeugdhulpplicht). In het belang dat er snel afspraken komen tussen gemeenten en (bovenregionale) aanbieders van specialistische jeugdhulp start zeer binnenkort de Transitie Autoriteit Jeugd. Wij ondersteunen gemeenten met een focuslijst om spoedig besluiten te nemen en daarbij prioriteit te leggen op dat wat minimaal nodig is. Vanuit Rijk en VNG hebben wij voor gemeenten en regio’s ondersteuning op maat beschikbaar op alle onderdelen van het pakket maatregelen dat zij lokaal en regionaal moeten doorvoeren in deze transitiefase.

Bent u bereid deze wet uit te stellen en gemeenten de tijd nodig te geven zich voor te bereiden op een zorgvuldige overheveling van de jeugdzorg? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, waarom kiest u voor deze kille bezuinigingsagenda en niet voor goede zorg voor kinderen?

Alle inspanningen zijn erop gericht de decentralisatie plaats te laten vinden per 1 januari 2015. De noodzaak om de juiste hulp voor kwetsbare kinderen op elk moment beschikbaar te hebben en te houden is voor ons essentieel bij elke keuze die wij maken, ook als het gaat om de invoeringsdatum.

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het AO Stelselherziening Jeugdzorg? Zo nee, waarom niet?

Ja

PVV-fractie

Is de Staatssecretaris bekend met de frictiekosten van jeugdzorg NL? En kan de Staatssecretaris aangeven wat de dekking daarvoor is?

In alle regio’s wordt er op aangestuurd om voor 2015 minimaal een budgetgarantie te bieden van 80 procent van het budget van de bureaus jeugdzorg. Wel zijn er bij de gemaakte afspraken tussen diverse regio’s en bureaus jeugdzorg voorwaarden gesteld over onder meer de dekking van de resterende frictiekosten en het macrobudget dat gemeenten in 2015 ontvangen. Diverse bureaus jeugdzorg hebben aangegeven dat zij niet in staat zijn om alle frictiekosten zelf op te vangen. Bij enkele bureaus jeugdzorg is er sprake van dusdanige problematiek dat de continuïteit van zorg in gevaar komt. Deze problematiek wordt nader onderzocht door een team van experts. Dit onderzoek zal na haar installatie worden overgenomen door de TAJ en worden ingepast in haar werkwijze die voor alle jeugdhulpaanbieders geldt.

CDA-fractie

Ik wil graag weten wat de Staatssecretaris CONCREET gaat doen aan het bewerkstelligen dat gemeenten daadwerkelijk tot afspraken gaan komen.

Er is een aantal maatregelen genomen om afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders te realiseren ten behoeve van de continuïteit van zorg. Over het pakket maatregelen ter ondersteuning van gemeenten bij de inkoop van de jeugd-ggz bent u apart geïnformeerd (Kamerstukken 2013/14, 31 839, nr.344).Voor het beschikbaar blijven van de noodzakelijke functies van de huidige bureaus jeugdzorg zijn alle regio’s opgeroepen afspraken met de bureaus jeugdzorg te maken en ons daarover uiterlijk 28 februari jl. te rapporteren. Ook voor het beschikbaar blijven van de voorzieningen van jeugdzorgplus zijn maatregelen getroffen. Om ervoor te zorgen dat er snel afspraken komen tussen gemeenten en (bovenregionale) aanbieders van noodzakelijke specialistische jeugdhulp start zeer binnenkort de Transitie Autoriteit Jeugd. Mocht het uitblijven van afspraken leiden tot het verdwijnen van hulpaanbod waarvan het noodzakelijk is dat deze beschikbaar blijft voor kwetsbare kinderen, dan zetten wij in het uiterste geval een aanwijzing vanuit het Rijk in.

D66-fractie

Welke rol neemt de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) in?

Welke concrete bevoegdheden krijgt de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ)?

De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) werkt op verzoek van organisaties die beargumenteerd aangeven dat zij de continuïteit van jeugdhulp of de instandhouding van noodzakelijke hulpvormen op basis van de contracten die zij tot dan toe met gemeenten hebben afgesloten niet kunnen garanderen. De ondersteuning die de TAJ vervolgens biedt is afhankelijk van de stand van zaken in het inkoopproces. In veel gevallen zal het inkoopproces nog een aanvang moeten nemen en zal dit naar verwachting alsnog voldoende garanties opleveren. In die gevallen ontlenen de organisaties aan de aanmelding de zekerheid dat de TAJ alsnog in actie komt indien die verwachting onverhoopt niet uitkomt. Indien een organisatie beargumenteerd aangeeft dat zij nu al weet onvoldoende contracten te kunnen afsluiten, omdat gemeenten hebben aangegeven geen contract te willen sluiten of de organisatie anderszins duidelijke signalen heeft ontvangen die een dreiging vormen voor de continuïteit van de jeugdhulp, dan kan de TAJ direct in actie komen door gemeenten en organisaties te adviseren, door te bemiddelen of door in het uiterste geval een zwaarwegend advies uit te brengen. Dat advies kunnen wij – aan het eind van de escalatieladder – zo nodig ten grondslag leggen aan een aanwijzing die gemeenten verplicht de hulp in te kopen. Wij gaan ervan uit dat de inzet van dit instrument, vanwege het gewicht dat de adviezen van de TAJ bij partijen in de schaal legt, vermeden kan worden.

Ook kan het zijn dat frictiekosten het voortbestaan van de organisatie en daarmee de door haar in het kader van de wet geboden noodzakelijke jeugdhulp in gevaar brengt. In dat geval kan de TAJ adviseren binnen de kaders van de gereguleerde jeugdzorgmarkt ondersteuningsmaatregelen te treffen. Aangezien dit niet alleen een Rijksverantwoordelijkheid is, zullen wij daarover dan met de andere bestuurlijke partners in overleg treden.

Welke samenstelling kent de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ)?

De voorzitter van de TAJ is inmiddels bekend: mevrouw drs. Marjanne Sint. Met overige kandidaten voor de commissie zijn wij op dit moment nog in gesprek.

Voor hoe lang wordt de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) opgericht?

Wij verwachten dat de Transitie Autoriteit Jeugd op 1 april aanstaande van start gaat. De TAJ wordt ingesteld tot 1 januari 2017 met de mogelijkheid tot verlenging met één jaar indien de situatie op dat moment daartoe aanleiding geeft.

ChristenUnie-fractie

Kan de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen dit groot alarm van de TSJ heeft voor de continuïteit van zorg van alle kinderen die nu zorg hebben of in 2015 zullen krijgen?

In de Jeugdwet zijn diverse wettelijke waarborgen opgenomen dat gezinnen die jeugdhulp nodig hebben die ook moeten krijgen (jeugdhulpplicht). In het belang dat er snel afspraken komen tussen gemeenten en (bovenregionale) aanbieders van specialistische jeugdhulp start zeer binnenkort de Transitie Autoriteit Jeugd. Wij ondersteunen gemeenten met een focuslijst om spoedig besluiten te nemen en daarbij prioriteit te leggen bij dat wat minimaal nodig is. Vanuit Rijk en VNG hebben wij voor gemeenten en regio’s ondersteuning op maat beschikbaar op alle onderdelen van het pakket maatregelen dat zij lokaal en regionaal moeten doorvoeren in deze transitiefase.

De TSJ adviseert dat gemeenten zich moeten richten op het realiseren van het minimale kader. Wat is dit en welke gevolgen heeft dit voor het huidige aanbod?

Het minimale kader van de TSJ omvat 5 onderdelen. Deze onderdelen (adequaat toegangssysteem, zorgcontinuïteit en dekkend aanbod, aansluiting bij jeugdbeschermingskader, AMHK functie en aanpassing gemeentelijke organisatie) zijn door de VNG en het Rijk doorvertaald naar de focuslijst van 10 punten voor gemeenten. Deze lijst is opgenomen in hoofdstuk 3 van het geactualiseerde Transitieplan van Rijk, VNG en IPO dat u op 4 maart jl. heeft ontvangen. Deze focuslijst heeft geen gevolgen voor het huidige aanbod. Onderdeel van de focuslijst is dat zorgcontinuïteit is geregeld en dat er een passend en dekkend aanbod is.

GroenLinks-fractie

In hoeverre de Staatssecretaris de conclusies in haar derde rapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) onderschrijft en of deze conclusies voor hem aanleiding geven actie(s) te ondernemen, en zo ja, welke.

In de brief van 4 maart jl. zijn we ingegaan op de conclusies van de TSJ en hebben we de maatregelen die wij nemen toegelicht.

In hoeverre de Staatssecretaris reflecteert op het feit dat een aantal factoren die de transitie in gevaar brengen volgens TSJ aan het landelijk bestuur te wijten zijn (voortdurende onduidelijkheid over frictiekosten, maatregelen voor de aanpak van de problematiek met bovenregionaal opererende zorgaanbieders zijn nog niet afgerond, onduidelijkheid over het budget voor o.a. PGB’s, het woonplaatsbeginsel, etc.)

Met de aanvaarding van de Jeugdwet door de Eerste Kamer op 18 februari jl. en de bekendmaking van de geactualiseerde budgetten per gemeente in december jl., staan de landelijke juridische en financiële kaders in grote lijnen vast. Daarnaast zullen de definitieve cijfers en de verdeling van de jeugdhulpbudgetten over gemeenten beschikbaar komen in de meicirculaire 2014 (dit is voor elke gemeente minimaal 95% van het huidig bekende budget). Dat biedt gemeenten voldoende duidelijkheid om de benodigde besluiten te nemen en te zorgen dat men op tijd gereed is. De urgentie is groot. Daar wijst ook de TSJ op. Wij intensiveren dan ook samen de VNG onze inspanningen om gemeenten te ondersteunen en de transitie in goede banen te leiden, zoals u ook in de aan u toegezonden brief van 4 maart jl. kunt lezen. Onder andere door de oprichting van de Transitie Autoriteit Jeugd, de afspraken over de inkoop van jeugd-ggz en de maatregelen voor het beperken van frictiekosten voor bureaus jeugdzorg.

In hoeverre de Staatssecretaris tijdens de behandeling van de Jeugdwet in de Eerste Kamer al op de hoogte was van de conclusies van de TSJ in haar derde rapportage en zo ja, waarom deze kennis niet heeft geleid tot een meer pessimistische voorstelling van zake in dat debat.

Er is regelmatig contact tussen de TSJ en de ministeries. Het beeld dat de gemeenten nog veel beslissingen moeten nemen om op 1 januari 2015 klaar te zijn is dan ook uitgebreid aan de orde geweest tijdens de wetsbehandeling in de Eerste Kamer. Dat heeft ertoe bijgedragen dat wij tijdens het debat uitvoerig hebben stilgestaan bij een verantwoorde overgang naar het nieuwe stelsel (zorgcontinuïteit en beperking frictiekosten) en daarom de Transitie Autoriteit Jeugd reeds hebben aangekondigd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

De eerder door de commissie gestelde vragen zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven