31 839 Jeugdzorg

Nr. 292 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het Jaarbericht 2012 van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) aan1.

Het Jaarbericht wordt jaarlijks door de IJZ opgesteld. In het Jaarbericht doet de IJZ verslag over haar werkzaamheden in 2012 en bericht zij over ontwikkelingen in de jeugdzorg. Hiernaast besteedt de IJZ in het jaarbericht 2012 aandacht aan toezicht tijdens de transitie en handelingsplicht. Zo is binnen de IJZ een tijdelijk team «toezicht tijdens transitie» gevormd. Hiermee is de IJZ nauw betrokken bij de ontwikkelingen rond de stelselwijziging op het terrein van jeugdhulp. Wij hechten hier veel waarde aan omdat de IJZ met haar kennis en expertise een belangrijke bijdrage levert aan de vormgeving van het nieuwe stelsel.

De IJZ pleit voor een verschuiving van handelingsverlegenheid naar (morele) handelingsplicht. De schroom die professionals nog vaak ervaren om zaken als – een vermoeden van – kindermishandeling of seksueel misbruik vroegtijdig bespreekbaar te maken, moet veranderen in het handelen vanuit een gedragen verantwoordelijkheid bij het signaleren van risico’s voor de veiligheid van kinderen bij alle organisaties en professionals die betrokken zijn bij de ondersteuning, zorg- en hulpverlening aan kinderen en hun gezinnen. De IJZ concludeert tot deze noodzaak van een (morele) handelingsplicht vanuit een analyse op een achttal calamiteiten, die zij samen met het Samenwerkend Toezicht Jeugd in 2012 heeft uitgevoerd2. Wij delen het belang dat de IJZ hecht aan het tegengaan van handelingsverlegenheid.

Toezichtsonderzoeken 2012

In 2012 heeft de IJZ onder andere onderzoeken uitgevoerd naar de Jeugdzorgplus, alleenstaande minderjarige vreemdelingen, de kwaliteit van onderaannemers in het particulier zorgaanbod, de justitiële jeugdinrichtingen en de veiligheid van jongeren op wachtlijsten. Daarnaast vonden hertoetsen plaats van de kwaliteit van de meldingen die bureaus jeugdzorg bij de Raad voor de Kinderbescherming doen. De rapporten van de toezichtsonderzoeken hebben wij uw Kamer, voorzien van een beleidsreactie, eerder doen toekomen.

Calamiteiten

Jaarlijks ontvangen zo’n 80.000 kinderen in Nederland één of meerdere vormen van jeugdzorg. Veiligheid en kwaliteit zijn sleutelwoorden bij het aanbieden van verantwoorde zorg aan deze kinderen. Ons beleid is er mede op gericht mogelijke risico’s voor de veiligheid zo klein mogelijk te houden. Dit uit zich bijvoorbeeld in de aandacht voor professionalisering, waarbij beroepsbeoefenaren beter worden opgeleid en toegerust voor hun taken.

De IJZ vervult met haar toezicht een belangrijke rol bij de veiligheid en de kwaliteit in instellingen voor jeugdzorg en zij treedt op als deze in het geding zijn. Dit is zeker het geval bij calamiteiten3. De instellingen zijn verplicht calamiteiten te melden bij de IJZ. Daarna neemt de inspectie de regie in handen over zowel het onderzoek als de partijen die bij het onderzoek worden betrokken. Deze regie kent een aantal stappen die oplopen in zwaarte en uiteindelijk tot gevolg kunnen hebben dat de inspectie de inspectie de melding afsluit of een nader onderzoek doet. Dat nader onderzoek kan bestaan uit het stellen van aanvullende vragen, het door de instelling laten uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek en/of het uitvoeren van een eigenstandig onderzoek.

In 2012 zijn 130 calamiteiten gemeld tegen 94 in 2011. De meeste calamiteiten betreffen een (vermoeden van) seksueel grensoverschrijdend gedrag. In 2012 ging het om 67 gevallen, tegen 33 in 2011. De IJZ geeft aan dat de sterke stijging van het aantal meldingen mogelijk te maken heeft met de maatschappelijke en professionele aandacht voor deze vorm van grensoverschrijdend gedrag. Vermoedens worden eerder geuit en overschrijdingen eerder gesignaleerd en gemeld. Deze ontwikkeling is zeer belangrijk en positief.

Bij de aanpak van een calamiteit ligt een belangrijke rol bij de jeugdzorginstellingen. De instelling heeft de verantwoordelijkheid om bij een calamiteit direct het kind veilig te stellen en gepaste zorg te bieden. Daarnaast is het van belang dat wordt geleerd van wat er is gebeurd en waar nodig werkwijzen te verbeteren zodat calamiteiten in de toekomst zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit komt ook tot uitdrukking in het toezicht van de inspectie. De inspectie wil met haar toezicht op calamiteiten jeugdzorginstellingen zoveel mogelijk stimuleren om te leren van calamiteiten en zo de kwaliteit van de zorg verbeteren.

Wij staan achter de insteek van de IJZ om instellingen zoveel mogelijk te laten leren van incidenten. In 2011 organiseerde de IJZ leerbijeenkomsten met medewerkers van instellingen die bij een calamiteit betrokken waren. Tijdens deze bijeenkomsten wordt gesproken over de bevindingen van het uitgevoerde calamiteitenonderzoek en over hoe een dergelijke calamiteit in de toekomst kan worden voorkomen. In samenwerking met de Associatie Jeugdzorg4 heeft de IJZ bewerkstelligd dat de instellingen nu zelf de leerbijeenkomsten organiseren. De IJZ volgt actief de opbrengsten van leerbijeenkomsten en het vervolg dat daaraan gegeven wordt.

Signalen

Signalen van burgers en professionals vormen voor de inspectie één van de bronnen voor informatie over de kwaliteit van jeugdzorg. Een signaal kan dusdanig van aard en ernst zijn dat de inspectie onverwijld onderzoek doet en optreedt als dit noodzakelijk is. Daarnaast worden signalen gebruikt bij het overige toezicht.

Met klachten over de jeugdzorg kunnen ouders en jongeren terecht bij de onafhankelijke klachtencommissies van de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp en de bureaus jeugdzorg. Als burgers zich tot de inspectie wenden met een signaal in de vorm van een klacht neemt de inspectie deze signalen niet alleen mee in haar toezicht, maar verwijst zij deze burgers voor de individuele klachtafhandeling ook door naar de reguliere klachtenprocedures van de zorginstellingen en de bureaus jeugdzorg. De inspectie hecht veel waarde aan goede klachtbehandeling door jeugdzorginstellingen en neemt klachten over de klachtencommissies en de tenuitvoerlegging van uitspraken van de commissies door de betrokken instellingen zeer serieus.

Het aantal signalen dat binnenkomt bij de IJZ kent een jaarlijkse stijging. In 2012 zijn 11% meer signalen binnen gekomen dan in 2011.

Net als de Inspectie Jeugdzorg, hechten wij veel waarde aan een goede behandeling van klachten door jeugdzorginstellingen. Om deze te verbeteren, hebben wij de provincies verzocht te komen tot een eenduidige en uniforme klachtbehandeling bij de bureaus jeugdzorg, conform de handreiking «Goede klachtbehandeling in de jeugdzorg» van de Nationale ombudsman. Wij vinden het ook belangrijk zicht te hebben op het aantal klachten dat wordt geuit over de jeugdzorg. Met de komst van het Jaardocument Jeugdzorg wordt het aantal klachten centraal geregistreerd. Hiervoor leveren instellingen voor jeugd- en opvoedhulp vanaf 2013 gegevens aan over het aantal klachten en de wijze waarop klachten zijn opgepakt. Hiermee wordt de transparantie over het aantal klachten en de klachtbehandeling vergroot.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Leren van calamiteiten, bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 284.

X Noot
3

Een calamiteit is een gebeurtenis die onverwacht en onbedoeld kan leiden of heeft geleid tot een dodelijk of ernstig schadelijk gevolg voor de jeugdige of voor een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige.

X Noot
4

Landelijke vereniging van bestuurders in de jeugdzorg. Lid zijn bestuurders van BJZ, zorgaanbieders, jji’s, LVG instellingen en GGZ.

Naar boven