31 839 Jeugdzorg

Nr. 173 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 februari 2012

In de algemene commissie voor Jeugdzorg1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 23 januari 2012 inzake de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen (Kamerstuk 31 839, nr. 170).

De op 26 januari 2012 toegezonden vragen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 1 februari 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Arib

De griffier van de commissie, Teunissen

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen. Zij betreuren het dat patiënten, ouders en werknemers in onzekerheid hebben gezeten over de toekomst en voor een deel nog zitten. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

In de brief geeft de staatssecretaris heel duidelijk aan dat de continuïteit van de zorg aan de bewoners is gewaarborgd. Ook houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verscherpt toezicht op de kwaliteit van de zorg in de periode van zes maanden na de overname. Deze leden onderschrijven de uitspraak van de staatssecretaris dat het voortbestaan van een instelling de verantwoordelijkheid is van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, terwijl de overheid een taak heeft bij het waarborgen van de zorg voor patiёnten. Voor de leden van de VVD-fractie is het daarom van het grootste belang dat de continuïteit en kwaliteit van de zorg niet in het gedrang komen. Uit de brief van de staatssecretaris concluderen zij dat de continuïteit gegarandeerd is, en de kwaliteit scherp in de gaten wordt gehouden.

Desondanks is er een vervelende situatie ontstaan voor medewerkers en bewoners. Kan de staatssecretaris aangeven of het klopt dat circa 18% van de medewerkers van de Stichting Zonnehuizen hun baan gaat verliezen, zoals in het NRC van 25 januari 2012 wordt vermeld?

Waar doelt de curator op als zij in het NRC van 25 januari 2012 stelt: «doordat de vakbonden recentelijk de publiciteit zochten, werd de situatie bij Zonnehuizen zo nijpend dat er niet genoeg tijd meer was om alle geïnteresseerde partijen een eerlijke kans te geven in het biedingsproces». Graag ontvangen zij een nadere duiding.

Specifiek ten aanzien van de kleed- en voogdijgelden hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen. Voorlopig is niet duidelijk of, en hoeveel, geld de patiënten terug kunnen krijgen nu zij schuldeiser van de Stichting Zonnehuizen zijn geworden. Kan de staatssecretaris aangeven hoe groot het bedrag aan kleed- en voogdijgelden was dat op een rekening van de Stichting Zonnehuizen stond? Is dat inderdaad 150 000 euro, zoals in het NRC van 25 januari 2012 wordt gemeld? Zijn er andere regelingen waar de curator gebruik van kan maken om het bedrag aan kleed- en voogdijgelden alsnog terecht te laten komen bij de patiënten, en het doel dat de Stichting met dit geld had?

De leden van de VVD-fractie zijn het met de staatssecretaris eens dat voorkomen moet worden dat een dergelijke situatie zich in de toekomst nogmaals voordoet. Welke concrete stappen kan de staatssecretaris hierin nemen? Kan er een verbod komen op het storten van kleed- en voogdijgelden op rekeningen van de instelling waar zij behandeld worden? Zo ja, welke zijn de voor- en nadelen van een dergelijke maatregel? De leden van de VVD-fractie vragen in hoeveel gevallen het op dit moment voorkomt dat dergelijke gelden van patiënten op een rekening van een zorginstelling zijn ondergebracht, waarmee het risico bestaat dat deze gelden meegenomen worden bij een faillissement? Om welke bedragen gaat het dan? Zijn de patiënten in deze gevallen door de betreffende instellingen (inmiddels) op de hoogte gebracht van het mogelijke risico dat zij lopen?

Inbreng PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris over de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen en willen haar nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de PVV constateren dat er door de aanstaande overname een groot aantal banen op de tocht staan. Kan de staatssecretaris het aantal verdwijnende arbeidsplaatsen becijferen nu overnamepartners bekend zijn?

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen. Zij spreken net als de staatssecretaris hun waardering uit voor de medewerkers van Zonnehuizen die zich ondanks alle onduidelijkheid zijn blijven inzetten voor de zorg en de cliënten. De staatssecretaris geeft aan dat het faillissement is aangevraagd, waarna twee partijen met de curator zijn overeengekomen om de activiteiten van de Stichting Zonnehuizen over te nemen. De leden van de CDA-fractie hebben enkele opmerkingen en vragen over de stand van zaken.

De staatssecretaris wijst er op dat door de overname van de activiteiten van Zonnehuizen door LSG-Rentray en de GroepWinter de continuïteit van de zorg gewaarborgd is. De IGZ heeft vanaf de dag van de overname verscherpt toezicht voor zes maanden ingesteld, om toe te zien op de continuïteit van zorg. De leden van de CDA-fractie vragen wat dit verscherpte toezicht in deze situatie inhoudt, en onder welke voorwaarden dit verscherpte toezicht na zes maanden al dan niet wordt verlengd.

LSG-Rentray neemt de zorg voor de jeugdigen en het onderwijs op zich, en de Groep Winter wordt verantwoordelijk voor de zorg aan volwassenen. De leden van de CDA-fractie vragen de staatssecretaris hoe deze scheiding van activiteiten in de praktijk zal uitwerken.

De overnemende partijen nemen het onroerend goed van Zonnehuizen in eerste instantie niet over. Er is een protocol overeengekomen met als doel binnen twee jaar alsnog tot verwerving van het vastgoed te komen. Uit het openbare openingsverslag van de curator blijkt dat dit met onzekerheid omtrent de waardering van het onroerend goed te maken heeft. Deze onzekerheid komt volgens het verslag door de transitiefase die met de invoering van de Normatieve Huisvesting Component te maken heeft.Voor bestaand vastgoed zoals dat van de Zonnehuizen is sprake van een overgangsregeling van een periode van acht jaar, startend in 2009. De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting van de staatssecretaris op de oorzaken van de onzekerheid omtrent de waardering van het onroerend goed van de Zonnehuizen. Aangezien de transitiefase tot na 31 december 2013 duurt vragen deze leden ook of te voorzien is dat deze onzekerheid ook de komende twee jaar een belemmering blijft voor overname. De leden van de CDA-fractie vragen wat het voor de continuïteit van de zorg zou betekenen als LSG-Rentray en/of de Groep Winter niet binnen twee jaar tot overname van het onroerend goed overgaan. Deze leden vragen ten slotte of het overeengekomen protocol betekent dat het onmogelijk is dat een andere partij zich aandient die het onroerend goed overneemt.

De staatssecretaris geeft in haar brief een toelichting op het bericht dat ten gevolge van het faillissement kleed- en voogdijgelden van cliënten niet meer ten goede kwamen aan deze cliënten. De leden van de CDA-fractie vragen of er gegevens bekend zijn over het aantal gedupeerde cliënten, en of het bekend is om hoeveel geld het gaat. De staatssecretaris geeft aan dat het gaat om geld dat afkomstig is van voogdijinstellingen die het geld namens de cliënten op de rekening van de Stichting Zonnehuizen hebben gestort. Deze leden vragen of cliënten de schade kunnen verhalen bij deze voogdijinstellingen. Zij vragen ten slotte of de voogdij van cliënten gevaar loopt, of heeft gelopen, nu cliënten niet meer bij hun geld kunnen komen. Zo ja, wat betekent dit voor de continuïteit van de zorg? Zo nee, waar is de voogdij dan van betaald? Deze leden vragen of er cliënten van Zonnehuizen zijn (geweest) die door het faillissement zelf voor de kosten van de voogdij hebben moeten opdraaien.

De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris kan aangeven welke afspraken bewindsvoerders en de Stichting Zonnehuizen over de zak- en kleedgelden gemaakt hebben. Kan het zo zijn, zo vragen deze leden, dat op basis van de afspraken met de bewindvoerders de kleedgelden nooit eigendom van Stichting Zonnehuizen zijn geweest en dat er daardoor in dit geval sprake zou kunnen zijn van ongerechtvaardigde verrijking? Wat betekent dit voor de oplossingsrichting die de staatssecretaris schetst door kleedgelden voortaan op een andere rekening te beheren?

Inbreng SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief over de stand van zaken Zonnehuizen, en de beantwoording van verschillende schriftelijke vragen over het faillissement, de overname en het ontslag van medewerkers bij Zonnehuizen. De leden van de SP-fractie vinden dat de Kamervragen niet voldoende beantwoord zijn, en verzoeken de staatssecretaris om nadere antwoorden nog mee te sturen met de beantwoording van dit schriftelijk overleg.

Deze leden constateren dat de overheid bij het faillissement beweert geen rol te hebben, maar wel betrokken is bij de gevolgen van uitstel van betaling aan schuldeisers door Zonnehuizen. In het tweede faillissementsverslag lezen deze leden: «Het is in Nederland niet vaak voorgekomen dat een zorginstelling failliet ging en de overheid geen fonds heeft opengestelde om de gevolgen daarvan op te heffen/te verzachten.» Op welke wijze heeft de staatssecretaris zich ingespannen om de omstandigheden voor het personeel te verachten, wat ten goede komt aan de continuïteit en kwaliteit van zorg, waar de overheid voor verantwoordelijk is? Daarnaast vragen deze leden of de staatssecretaris bij onverhoopte faillissementen in de toekomst wèl een fonds wil openen om de gevolgen voor het personeel te verzachten. Waarom is er voor bijvoorbeeld het personeel en de cliënten geen fonds geopend om de financiële schade die zij lopen door het faillissement, dat buiten hun schuld plaatsvindt, te verzachten? Erkent de staatssecretaris dat het een politieke keus is geweest om niets te doen?

Verder willen deze leden weten hoe vaak er contact is geweest met de Landsadvocaat en belanghebbenden (zorgkantoren, mogelijk IGZ/NZa) over de in het tweede faillissementsverslag beschreven botsing van belangen. Is het juist dat, vanwege het probleem van gebruiksrecht van panden waarop een hypothecaire verplichting rust, er niet eerder een andere aanbieder de uitvoering van de zorg heeft overgenomen? Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de adviezen die de Landsadvocaat heeft gegeven? Wil de staatssecretaris een uitgebreide analyse geven van de botsende wetten bij een faillissement van een zorginstelling, en ook aangeven welke wettelijke verplichting voor gaat?

Het is bijzonder vervelend voor alle betrokkenen dat een dag na kerst het faillissement is uitgesproken. De leden van de SP-fractie zijn het met de staatssecretaris eens, wanneer zij stelt dat een faillissement alleen maar verliezers kent. De vraag blijft daarom bij deze leden leven waarom de staatssecretaris en de IGZ niet eerder hebben ingegrepen. Zij verwachten hier uitgebreide uitleg over.

De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat de staatssecretaris zich inspant om maatregelen te treffen, zodat in de toekomst het kleed- en voogdijgeld van mensen die afhankelijk zijn van zorg niet meer aangewend kan worden voor een faillissement. De vraag rijst echter bij deze leden waarom eenzelfde inzet van de staatssecretaris niet wordt benut om het geld van de huidige gedupeerden terug te krijgen. Het is onacceptabel dat geld van zorgvragers verdwijnt in een faillissement. De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris met klem alles in het werk te stellen om het kleed- en voogdijgeld voor kinderen en volwassenen terug te krijgen.

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris een overzicht van het totaal aantal ontslagen bij de voormalige Zonnehuizen, uitgesplitst naar sectoren en overhead. Zij willen weten hoeveel mensen een aanbod hebben gehad en hoeveel niet. Ook willen zij weten hoeveel mensen die een aanbod hebben gehad geconfronteerd zijn met een verslechterd contract, in die zin dat er minder uren of minder salaris is aangeboden.

Tevens willen de leden van de SP-fractie graag weten wat de criteria zijn om mensen geen dienstverband aan te bieden. Is het waar dat mensen die ziek zijn geweest, zwanger zijn of op zijn gekomen voor hun arbeidsrechten geen contract krijgen aangeboden?

Daarnaast willen de leden van de SP-fractie een toelichting wat het betekent als de staatssecretaris schrijft dat «het overgrote deel van het primaire personeel» wordt overgenomen. Om hoeveel mensen primair personeel gaat het dan, en waarom gaan die medewerkers in loonschaal (schalen) terug, als zij zo gewaardeerd worden voor hun inzet?

De staatssecretaris stelt dat er ruim 40 belangstellende partijen waren voor een overname van Zonnehuizen. De vraag of er daadwerkelijk met alle overnamepartijen is gesproken is onbeantwoord gebleven. De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris nogmaals deze vraag te beantwoorden, en er een toelichting op te geven.

Erkent de staatssecretaris dat, wanneer er 5 000 tot 10 000 euro wordt gevraagd voor het gebruik van een bidbook, dit een drempel opwerpt voor geïnteresseerden? De leden van de SP-fractie vragen waarom het gebruik van een bidbook zo duur moet zijn. Zij hebben begrepen dat er aan 13 kandidaten een bidbook is toegestuurd. De vraag die bij hen opkomt is of er tussen de 27 geïnteresseerden die niet betaald hebben voor het bidbook potentiële kandidaten zaten.

Gezien het bovenstaande heeft de huidige stichting dus 65 000 à 130 000 euro kunnen verdienen aan het bidbook. Zij vragen of dit bedrag klopt, of er winst is gemaakt op het bidbook, en wat er met het binnengekomen geld is gebeurd. Is dit geld aangewend om de zorgvragers hun verloren geld terug te geven?

Voorts vragen de leden van de SP-fractie of dergelijke situaties met een duur bidbook gebruikelijk zijn in de zorgsector, en of de staatssecretaris dit een wenselijke situatie vindt. Zou het niet beter zijn om bij de verkoop van (delen van) een zorginstelling openbaar te laten geschieden, zodat alle mogelijke overnamekandidaten en -initiatieven kans krijgen om zich te melden? Zo neen, waarom niet?

De staatssecretaris stelt dat LSG-Rentray en Groep Winter alleen de activiteiten overnemen van Stichting Zonnehuizen. Deze leden vragen de staatssecretaris om uitleg over de onzekerheid van de waardering van de panden, wat er nu precies is afgesproken ten aanzien van het vastgoed en wat de afspraken zijn over de huurconstructie. Tevens vragen zij of er panden die gebruikt worden voor onderwijs afgestoten gaan worden.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van het afstoten van vastgoed. Daarom vragen zij of bewoners gedwongen zullen moeten verhuizen als gevolg van het afstoten van vastgoed of het opzeggen van huurcontracten. Op welke wijze(n) gaan de staatssecretaris en LSG-Rentray en Groep Winter de continuïteit en kwaliteit van zorg en onderwijs in dit verband waarborgen?

Is het waar dat er gebruiksrecht is geregeld voor de komende twee jaar? Zo ja, wat gebeurt er dan over twee jaar? Moeten de nieuwe zorgverleners in de tussentijd nieuwe panden gaan zoeken voor hun cliënten? Hoe wordt voorkomen dat er een nieuw probleem ontstaat met vastgoed voor de organisaties die de doorstart maken?

Deze leden vragen waarom het «aanmerkelijk onroerend goed», zoals de curator stelt in haar verslag van 23 januari jl., niet verrekend is in het faillissement.

De leden van SP-fractie zijn geschokt om in het tweede faillissementsverslag te lezen dat de nieuwe leden van de Raad van Toezicht in de veronderstelling werden gebracht dat het boekjaar 2010 «break even» zou zijn geëindigd, maar dat gebleken is dat er een tekort is van 18 miljoen euro. De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat de curator onderzoek gaat doen naar mogelijk wanbestuur. Wel vragen zij wie dat betaalt? Wanneer de curator dit onderzoek doet, worden de kosten van het onderzoek dan uit de failliete boedel betaald? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor (kleine) schuldeisers? Is de staatssecretaris bereid het onderzoek naar de oud-bestuurders en hun (mogelijke) persoonlijke aansprakelijkheid te vergoeden? Zo neen, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris om een reactie op de passage over de fusies waaruit Zonnehuizen is ontstaan: «De fusies die hadden moeten leiden tot een efficiencyslag op het gebied van de overhead, heeft het tegendeel opgeleverd.» Welke les trekt de staatssecretaris uit deze conclusie van de curator?

De leden van de SP-fractie zijn ook geschokt over de passage over het personeel.

«Ten tijde van het faillissement is er sprake van een achterstand in de loonheffing van 1,5 miljoen euro.» Verderop wordt gesteld dat het bedrag «minstens 1,6 miljoen» euro is. Deze leden willen graag weten op welke wijze voorkomen wordt dat de medewerkers, die geen schuld hebben aan het faillissement, hier nadeel van ondervinden, nu of in de toekomst.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de medewerkers in de zorg niet, en de medewerkers in het onderwijs wel een eindejaarsuitkering hebben gekregen. Is deze situatie inmiddels recht getrokken? Voorts zijn deze leden verbaasd te lezen dat «het UWV de administratieve handeling niet tijdig gereed kreeg», en vragen hoe dat voor kan komen als het personeel in zo’n onzekere situatie zit. Ook vragen zij of alle medewerkers, die geen schuld hebben aan het faillissement, inmiddels al hun volledige salaris hebben ontvangen.

Gelet op bovenstaande punten van zorg kunnen de leden van de SP-fractie zich niet voorstellen dat de staatssecretaris niet alles in het werk zal stellen om de onderste steen boven te krijgen, in het belang van de betrokken zorgvragers, hun naasten en de medewerkers. De staatssecretaris stelt onderzoek te doen naar de rollen van de externe toezichthouders in deze casus. Deze leden vragen de staatssecretaris wanneer dit onderzoek gereed zal zijn, en of in het onderzoek ook de eigen rol en die van de IGZ wordt meegenomen. Zij verzoeken de staatssecretaris om een toelichting.

Tevens vragen zij wanneer duidelijk wordt of de voormalige bestuurder en de Raad van Toezicht aansprakelijk gesteld kunnen worden. Zij verzoeken de staatssecretaris de Kamer van alle uitkomsten van onderzoeken rondom de Zonnehuizen te informeren.

Inbreng GroenLinksfractie

De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief met daarin de stand van zaken bij de Stichting Zonnehuizen.

De overname van de activiteiten van de Stichting Zonnehuizen is betrekkelijk snel gegaan. Voor de leden van de GroenLinksfractie staat niet zozeer de snelheid, maar wel de continuïteit van zorg voorop. De staatssecretaris stelt dat de continuïteit van zorg met de overname gewaarborgd is. Kan zij daarbij ook garanderen dat de cliënten zo min mogelijk van de overname zullen merken? De leden van de GroenLinksfractie horen graag op welke manier erop wordt toegezien dat er inderdaad sprake is van continuïteit van zorg, en de inrichting van de zorg op basis van het behoud van het antroposofische gedachtegoed.

Deze leden begrijpen dat informatie over de onderhandelingen over overname via de curator te verkrijgen zijn, maar vragen de staatssecretaris naar haar kijk op de gang van zaken. Is zij tevreden met deze uitkomst? Deze leden hebben over de overname nog enkele vragen.

Het resultaat van de onderhandelingen is dat de zorg van de failliete stichting wordt overgenomen door, en verdeeld onder twee overnemende partijen. De leden van de GroenLinksfractie vragen waarom er niet gekozen is voor één partij die de zorg als geheel overneemt. Ook wordt er in de brief niet ingegaan op de bedrijfsvoering na overname. Klopt het dat (een deel van) de Stichting Zonnehuizen nu wordt voortgezet als BV De Seizoenen? Betekent dit dat het maken van winst in de langdurige zorg (AWBZ) mogelijk gaat worden?

Continuïteit van zorg, maar ook de positie van de medewerkers van de Stichting Zonnehuizen, is belangrijk voor de leden van de GroenLinksfractie. Een groot deel van de medewerkers dat betrokken is bij het primaire proces zal door de overnemende partijen in dienst worden genomen, maar ook een deel niet. Weet de staatssecretaris om welke functies, en hoeveel medewerkers, dit gaat? Deze leden hebben al eerder aangegeven dat zij vrezen dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg, wanneer de cliënten niet meer verzorgd worden door bekende en vertrouwde medewerkers. Zij ontvangen hierover graag een reactie.

Dat dit faillissement alleen verliezers kent, wordt wel duidelijk uit de berichten over de kleed- en voogdijgelden die in het faillissement zijn meegenomen. Het gaat hier immers niet om geld van de Stichting Zonnehuizen zelf, maar geld dat voor de cliënten apart op een rekening is gezet om bijvoorbeeld kleding te kopen of te sparen. De leden van de GroenLinksfractie begrijpen dat het niet mogelijk is om tijdens het spel de regels te veranderen, en ondersteunen de plannen van de staatssecretaris om te kijken hoe dat in de toekomst voorkomen kan worden. Zij vinden dat alles op alles gezet moet worden dat deze mensen hun geld terug krijgen. Wordt er nog wel gezocht naar een oplossing voor deze mensen?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

De VVD-fractie vraagt of het klopt dat 18% van de medewerkers van Zonnehuizen hun baan verliezen. Ik kan uit het faillissementsverslag opmaken dat ten minste 1 025 Fte van de totaal 1 500 Fte een vast dienstverband zonder proeftijd aangeboden zullen krijgen conform de toepasselijke CAO. Dit komt erop neer dan ten minste 68% van de medewerkers hun baan behouden.

De VVD-fractie vraagt om een nadere duiding van uitspraak van de curator over het handelen van de vakbonden. De curator is verantwoordelijk voor het proces van de overname en uitspraken daarover. De curator moet zich hierover verantwoorden aan de rechter-commissaris.

In het faillissementsverslag, dat openbaar is, zie www.vanvanriet.nl, geeft de curator op pagina 9 en 10 aan dat er veel onrust was onder het personeel, ondanks de dagelijkse communicatie. De curator wijt dit aan de relatieve onbekendheid van de consequenties van faillissement in zorgsituaties.

De curator stelt dat «Met name de verontwaardiging bij de vakbonden en de door hen gezochte publiciteit de urgentie om tot doorstart te komen heeft doen toenemen. Dit was enerzijds begrijpelijk vanuit de zorgen om de cliënten en het personeel, maar anderzijds voor de boedel te betreuren omdat gaandeweg de tijd en gelegenheid ontbrak om een level playing field voor de overname te creëren en met meerdere partijen te onderhandelen.»

Over het oordeel dat de curator over de situatie heeft gegeven, kan ik niet oordelen. Dat is haar afweging op basis van haar kennis geweest. Ik snap wél dat de situatie voor bonden nieuw is en dat het voor personeelsleden heel onzeker is en dat zowel bonden als personeel zich inspanden om het beste resultaat vanuit medewerkerperspectief te bereiken.

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit en continuïteit van zorg gewaarborgd bleef, heb ik tijdens het AO op 22 december 2011 gezegd dat ik vind dat de IGZ bij een faillissement onmiddellijk een één op één relatie met de instelling moet onderhouden. Tussen het AO en het faillissement heeft de IGZ het intensief toezicht voortgezet. Sinds het moment van faillissement heeft de IGZ dagelijks contact gehad met de Stichting Zonnehuizen. Op 10 januari heeft de inspectie verscherpt toezicht ingesteld bij de Stichting Zonnehuizen in verband met mogelijke extra risico’s voor de kwaliteit en continuïteit van zorg door de overname. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor continuïteit van zorg, ben ik blij dat er nu duidelijkheid is voor de cliënten en dat een groot deel van het personeel in het primaire zorgproces zijn baan kan behouden.

De VVD-fractie vraagt of de hoogte van het bedrag aan kleed- en voogdijgelden dat in het faillissement wordt meegenomen klopt en of de curator van andere regelingen gebruik kan maken waardoor het kleed- en voogdijgeld alsnog terecht komt bij de patiënten. Ik heb bij Zonnehuizen navraag gedaan over de hoogte van het kleed- en voogdijgeld en begrepen dat het vermelde bedrag in NRC correct is.De curator kan geen gebruik maken van andere regelingen om deze cliënten te bevoordelen. Uitgangspunt van het faillissementsrecht is de gelijkheid van schuldeisers. De curator zou in strijd met de wet handelen als zij één crediteur zou bevoordelen ten opzichte van een andere, ook als dit in de samenleving wordt ervaren als onrechtvaardig.

Ten slotte vraagt de VVD-fractie welke concrete stappen ik kan nemen om dergelijke situaties met kleed- en voogdijgeld in de toekomst te voorkomen. Ik zal op korte termijn in gesprek gaan met brancheorganisaties en cliëntenorganisaties over de vraag hoe we kunnen voorkomen dat dit nog een keer voorkomt. Ik zal hierbij ook voogdijinstellingen betrekken, omdat in dit geval (een deel van) het geld door hen op de rekening van Zonnehuizen is gestort. Op deze manier wil ik, via voorgenoemde organisaties, ook cliënten op de hoogte stellen van de risico’s. Ik zal ook in gesprek treden met banken om hen te vragen welke oplossingen zij zien en welke rol zij daarbij voor zichzelf zien. Ik zal het door u voorgestelde verbod ook tijdens dit gesprek aan de orde stellen. Een verbod is echter een zware maatregel. Ik verwacht dat de oplossing op een eenvoudigere en snellere manier kan worden bewerkstelligd. Onder andere door aandacht te besteden aan dit onderwerp en door een (simpele) oplossing aan te dragen. Waar ik aan denk, is bijvoorbeeld dat het voogdij- en kleedgeld van cliënten niet op een rekening van de instelling wordt beheerd, maar op een andere rekening. Ik verwacht dat uit de gesprekken met brancheorganisaties, cliëntenorganisaties en banken nog meer ideeën komen om in toekomst te voorkomen dat kleed- en voogdijgeld in de failliete boedel valt. Ik zal u informeren over de uitkomsten van deze gesprekken. Ten slotte vraagt u hoe vaak dit voorkomt en om welke bedragen het gaat. Ik beschik niet over deze informatie maar ik zal dit ook bespreken met brancheorganisaties en cliëntenorganisaties.

De PVV-fractie vraagt of ik het aantal verdwijnende arbeidsplaatsen kan becijferen. Ik kan uit het faillissementsverslag opmaken dat ten minste 1 025 Fte van de totaal 1 500 Fte een vast dienstverband zonder proeftijd aangeboden zullen krijgen conform de toepasselijke CAO.

De CDA-fractie vraagt wat het door de IGZ ingestelde verschept toezicht inhoudt en onder welke voorwaarden dit verscherpt toezicht al dan niet kan worden verlengd. Verscherpt toezicht houdt in dat de inspectie vaker dan gebruikelijk aangekondigd en onaangekondigd op inspectiebezoek gaat, periodieke voortgangsrapportage met risicoanalyses en verbeterresultaten eist, meldingen met hoge prioriteit behandelt en regelmatig spreekt met de ondernemingsraad en de cliëntenraad.

Omdat een overname in het algemeen risico’s met zich mee kan brengen voor de kwaliteit en continuïteit van zorg, heeft de IGZ besloten verscherpt toezicht in te stellen om de effecten van de overname nauwlettend te kunnen volgen ten aanzien van de kwaliteit, de veiligheid en de continuïteit van de zorg. Het verscherpt toezicht is voor zes maanden ingesteld. Wanneer de IGZ geen aanwijzingen heeft dat de situatie verbetert, kan zij besluiten om verscherpt toezicht te verlengen.

De CDA-fractie vraagt hoe de scheiding van activiteiten in de praktijk uit zal werken, nu er twee overnamepartners zijn. Het is primair aan de overnemende partijen om de zorg op een verantwoorde en kwalitatief goede wijze in te richten. De inspectie heeft verscherpt toezicht ingesteld om de effecten van de overname nauwlettend te kunnen volgen ten aanzien van de kwaliteit, de veiligheid en de continuïteit van de zorg. Zij zal dus een vinger aan de pols houden en daarbij nadrukkelijk volgen of de splitsing geen negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit en continuïteit van zorg.

De CDA-fractie vraagt een toelichting op de oorzaken van de onzekerheid omtrent de waardering van het onroerend goed bij Zonnehuizen. Hiernaast vraagt de CDA-fractie naar de gevolgen voor de continuïteit van zorg wanneer niet binnen twee jaar het vastgoed wordt overgenomen. De overgangsregeling is duidelijk en kan geen reden zijn voor de onzekerheid omtrent de waardering van het onroerend goed. De onzekerheid vloeit voort uit het feit dat de gegarandeerde kapitaallastenvergoeding (geleidelijk) wordt afgeschaft. Dat heeft consequenties voor de waarde en waardering van het onroerend goed. Ik heb begrepen dat partijen daar binnen de korte beschikbare tijd niet uit kwamen. Vandaar dat men heeft afgesproken daar meer tijd voor te nemen. De gebouwen blijven dus in de boedel. Er is afgesproken dat de overnemende partijen de rente en aflossing blijven betalen.

Onderdeel van de afspraak is dat overnemende partijen allereerst bepalen welke gebouwen ze nodig denken te hebben voor de zorgverlening. Gebouwen die niet meer nodig zijn zullen door de curator verkocht worden. Met deze opbrengst zal de curator de schuldeisers betalen. Over de financiering van de gebouwen die wel nodig zijn voor de zorgverlening zullen banken, overnemende partijen en de curator overeenstemming moeten bereiken. Het is ook aan de curator om te bepalen of en wanneer derde partijen de kans krijgen om te bieden op het onroerend goed.

De CDA-fractie vraagt naar het aantal gedupeerde cliënten en de hoogte van het bedrag. Volgens berichtgeving in de media2 gaat het om 500 gedupeerde kinderen en een bedrag van € 150 000. Zonnehuizen heeft dit ook bevestigd. Het gaat om geld dat afkomstig is van voogdijinstellingen, familieleden en van kinderen zelf. Het is geld dat in vertrouwen aan de instelling is overgemaakt. Ten slotte vraagt de CDA-fractie of de voogdij van cliënten gevaar loopt bij het ontbreken van deze gelden. Zonnehuizen heeft aangegeven dat de voogdij niet in gevaar is.

Ten slotte vraagt de CDA-fractie of de bewindvoerders en de stichting Zonnehuizen afspraken hebben gemaakt over de zak- en kleedgelden. Mij is niet bekend dat de bewindvoerder afspraken heeft gemaakt over de kleed- en voogdijgelden. Dit heeft dan ook geen effect op de geschetste oplossingsrichting die ik met de cliëntenorganisaties en brancheorganisaties ga verkennen.

De SP-fractie vraagt of de regering een fonds zal oprichten om de gevolgen van het faillissement voor het personeel bij Zonnehuizen te verzachten en of een dergelijk fonds wordt opgericht bij een toekomstig faillissement. Ik zal geen fonds oprichten om eventuele schade voor het personeel te vergoeden bij faillissementen. Het UWV begeleidt deze mensen bij het vinden van een nieuwe baan. Daarnaast bestaat er in Nederland een goed sociaal vangnet voor mensen die hun baan verliezen. Ik hoop oprecht dat de mensen die niet in dienst kunnen komen bij de overnemende partijen snel een nieuwe baan vinden en gezien de toenemende vraag naar zorgpersoneel heb ik er ook vertrouwen in dat zij die baan zullen vinden.

De SP-fractie vraagt hoe vaak er contact is geweest tussen de Landsadvocaat en belanghebbenden (zorgkantoren, mogelijk IGZ/NZa) over de in het tweede faillissementsverslag beschreven botsing van belangen. Ten tijde van de overname heeft het zorgkantoor contact gehad met het advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. Dit advocatenkantoor heeft het zorgkantoor geadviseerd maar niet in de hoedanigheid van Landsadvocaat. De inhoud van dergelijke adviezen is mij niet bekend en is een zaak tussen het zorgkantoor en zijn advocaat.

Verder vraagt de SP-fractie of de pand- en hypotheekrechten het vinden van een overnamekandidaat bemoeilijkt hebben. Uit het faillissementsverslag maak ik op dat de banken geen toegang zouden willen verlenen tot de panden waar hypotheek op berustte als een nieuwe aanbieder zich opwierp om de continuïteit van zorg voort te zetten in die gebouwen. Hierdoor is besloten tot een tweejarige gebruiksovereenkomst.

De SP-fractie vraagt waarom de regering en de IGZ niet eerder hebben ingegrepen. Instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van hun instelling. Ik heb gehandeld in overeenstemming met de lijn zoals de minister en ik uiteen hebben gezet in de brief «waarborgen voor continuïteit van zorg» van 27 april 2011. De IGZ heeft, op mijn verzoek, voorafgaand en na het faillissement intensief toezicht gehouden op de kwaliteit van zorg en ik heb mij ervan verzekerd, dat het zorgkantoor een plan B had opgesteld om de continuïteit van zorg te kunnen waarborgen.

De SP-fractie vraagt de regering met klem om alles in het werk te stellen om het kleed- en voogdijgeld terug te vragen. Zoals ik hierboven beschreven heb, bestaat die mogelijkheid helaas niet, maar ik zet mij in om deze situatie in de toekomst te voorkomen.

De SP-fractie vraagt om een gedetailleerd overzicht van het totaal aantal ontslagen, welke arbeidsvoorwaarden zijn afgesproken en welke selectiecriteria zijn gebruikt bij het aannemen van personeel. Verder vraagt de SP-fractie wat het betekende toen ik schreef dat het overgrote deel van het primaire personeel wordt overgenomen, om hoeveel personen dit gaat en onder welke arbeidsvoorwaarden.

Een gedetailleerder overzicht van de ontslagen dan staat in het faillissementsverslag kan ik u niet geven. Ik beschik niet over deze informatie en ik treed niet in de relatie tussen werkgever en werknemer. Ik kan uit het faillissementsverslag opmaken dat ten minste 1 025 Fte van de totaal 1 500 Fte een vast dienstverband zonder proeftijd aangeboden zullen krijgen conform de toepasselijke CAO. Mijn uitspraak dat het overgrote deel in het primaire proces behouden zou worden is gebaseerd op uitspraken van de overnemende partijen.

De SP-fractie vraagt of de curator daadwerkelijk met alle geïnteresseerde partijen gesproken heeft. De curator heeft aangegeven gesproken te hebben diverse partijen. Het zoeken van overnamekandidaten is de verantwoordelijkheid van de curator. Ik heb daar geen rol bij.

De SP-fractie vraagt waarom een bidbook zo duur moet zijn en of dit mogelijk geïnteresseerden afschrikt. Ik kan deze vraag niet beantwoorden, ik ken immers de geïnteresseerden niet en ken hun beweegredenen evenmin.

De SP-fractie vraagt wat er met het geld gebeurt dat is verdiend met het bidbook en of er winst is gemaakt. Het is mij niet bekend of de curator winst heeft gemaakt op het bidbook. Het geld dat wordt verdiend met het bidbook komt in de failliete boedel van Zonnehuizen. De curator kan hier dus onder andere de kosten die zij maakt voor de afwikkeling van het faillissement van betalen en het geld kan een bijdrage leveren aan het betalen van de schulden van Zonnehuizen.

De SP-fractie vraagt of het gebruikelijk en wenselijk is dat een dergelijk bidbook wordt opgesteld. Het opstellen van een bidbook is gebruikelijk bij faillissementen en is noodzakelijk om partijen geïnteresseerd te maken om de instelling over te nemen. Het uitspreken van een faillissement gebeurt openbaar. Ook de naam van de curator wordt openbaar gemaakt. Geïnteresseerde partijen kunnen dus weten tot wie ze zich moeten wenden.

De SP-fractie vraagt om uitleg over de onzekerheid van de waardering van de panden. De curator geeft een verklaring voor de onzekerheid over de waardering van het onroerend goed. Kort gezegd komt haar verklaring erop neer dat instellingen vroeger een gegarandeerd budget hadden voor rente en aflossing (integrale nacalculatie). Sinds 2009 geldt hoe meer productie, hoe meer inkomsten voor rente en aflossing, maar ook hoe minder productie hoe minder inkomsten voor betaling van rente en aflossing (productiegebonden normatieve vergoeding) en dus geen garantie meer. Die nieuwe financieringssystematiek heeft, volgens de curator, gevolgen voor de prijs die overnemende partijen bereid zijn te betalen. Deze verklaring laat ik voor rekening van de curator. Ik wil eraan toevoegen dat het feit dat er een verschil is tussen de boekwaarde, de marktwaarde en de hypotheekwaarde wellicht een rol speelt bij de onzekerheid.

De curator schrijft dat overleg met alle partijen erin geresulteerd heeft dat de overnemende partijen een gebruiksrecht krijgen gedurende een periode van twee jaar. Daar staat tegenover dat de overnemende partijen de integrale rente en aflossingsverplichtingen overnemen gedurende die twee jaar.

De huur van gehuurde panden wordt opgezegd, zo schrijft de curator, tenzij de overnemende partijen aangeven er nog drie maanden gebruik van te willen maken.

Welke gebouwen zullen worden afgestoten is op dit moment nog niet bekend. Er wordt door de curator een inventarisatie gemaakt op basis waarvan verder gesproken wordt.

De SP-fractie vraagt om te voorkomen dat bewoners moeten verhuizen bij de verkoop van vastgoed. Er is op dit moment geen sprake van verhuizing. Zoals ik uit het verslag van de curator opmaak zullen de overnemende partijen nog zeker twee jaar gebruik maken van de huidige gebouwen. Verder vraagt de SP-fractie wat er gebeurt wanneer het gebruiksrecht afloopt. Het is op dit moment niet mogelijk om op deze vraag antwoord te geven. Daarvoor neemt men twee jaar de tijd. Ik ga ervan uit dat partijen tot een adequate oplossing komen en daarbij de cliënten betrekken.

De SP-fractie vraagt waarom het «aanmerkelijk onroerend goed» niet verrekend is in het faillissement. Al het eigendom van Zonnehuizen wordt meegenomen in het faillissement, ik kan dan ook niet opmaken uit het faillissementsverslag dat het aanmerkelijke onroerend goed niet is meegenomen in het faillissement.

De SP-fractie vraagt wie het onderzoek betaalt dat de curator naar wanbestuur doet en of de overheid bereid is deze kosten te vergoeden. De curator wordt inderdaad betaald uit de boedel. Uiteraard wordt onderzocht of een mogelijke aansprakelijkheidsstelling en schadevergoeding opweegt tegen de kosten die worden gemaakt bij deze procedure. De curator probeert op deze manier zoveel mogelijk terug te betalen aan de schuldeisers. Het is niet aan mij om een onderzoek naar mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders of toezichthouders te vergoeden. Dit is een private aangelegenheid.

De SP-fractie vraagt welke les kan worden getrokken uit de conclusie van de curator over fusies bij Zonnehuizen. Het is hier in deze casus wederom duidelijk geworden dat niet alle fusies positieve effecten hebben. Het is echter niet mogelijk en niet juist om op basis van de casus Zonnehuizen te concluderen dat alle fusies een negatief effect hebben. Om bestuurders goed te laten nadenken over een fusie introduceert dit kabinet dan ook een fusie-effectrapportage.

De SP-fractie wil weten hoe voorkomen kan worden dat medewerkers nadeel ondervinden van het feit dat de werkgever een achterstand had met het betalen van de loonheffing. De verplichting om loonheffing te betalen aan de belastingdienst geldt voor de werkgever, die het op zijn beurt inhoudt op het loon van de werknemer. Wanneer de werkgever niet betaalt aan de Belastingdienst bekent dit niet dat de werknemer dit aan de Belastingdienst moet betalen.

De SP-fractie wil weten waarom medewerkers geen eindejaarsuitkering hebben gekregen en of zij inmiddels hun volledige salaris hebben ontvangen. Uit het faillissementsverslag maak ik op dat het personeel hun volledige salaris en de eindejaarsuitkering hebben ontvangen.

De SP-fractie vraagt wanneer de overheid het onderzoek naar de rollen van de externe toezichthouders in de casus Zonnehuizen gereed heeft en of bij dit onderzoek ook de eigen rol en de rol van de IGZ wordt meegenomen. U kunt de voorlopige resultaten van dit onderzoek in mei van mij verwachten. Ik zal in dit onderzoek het handelen van de IGZ, de NZa en het zorgkantoor meenemen.

Ten slotte vraagt de SP-fractie wanneer er meer duidelijkheid kan worden verschaft over het aansprakelijk stellen van de voormalige raad van bestuur en raad van toezicht. Dat is aan de curator, het is op dit moment nog niet duidelijk wanneer de curator hier meer over weet. Dit zal blijken uit volgende faillissementsverslagen en mogelijke juridische procedures. Bij het sturen van het bovenstaande onderzoek kan ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot het aansprakelijk stellen van de voormalig raad van bestuur en raad van toezicht door de curator.

De GroenLinksfractie vraagt of ik kan garanderen dat cliënten zo min mogelijk merken van de overname en op welke manier kan worden toegezien of er inderdaad sprake is van continuïteit van zorg en de inrichting van zorg op basis van het antroposofische gedachtegoed. Ik kan niet uitsluiten dat cliënten er iets van zullen merken dat de zorg is overgenomen. Wel zullen de overnemende partijen uiteraard zo min mogelijk overlast willen veroorzaken voor de cliënten. Het zorgkantoor blijft toezien op de continuïteit van zorg, waarbij zo veel mogelijk wordt aangesloten op de wensen van de cliënten met betrekking tot de inrichting van de zorg.

De GroenLinksfractie vraagt naar mijn mening over de gang van zaken. De curator is verantwoordelijk voor de gang van zaken en moet zich daarover verantwoorden aan de rechter-commissaris. Ik kan daarover niet oordelen. Wel kan ik iets zeggen over de uitkomst. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor continuïteit van zorg, ben ik blij dat er nu duidelijkheid is voor de cliënten en voor het personeel. Deze casus toont de noodzaak aan van een fusie-effectrapportage en van goed bestuur.

De GroenLinksfractie vraagt zicht af waarom gekozen is voor twee partijen en niet voor één bij de overname van Zonnehuizen en vraagt of winstuitkering in de AWBZ nu mogelijk is door de oprichting van de BV De Seizoenen. De keuze voor twee partijen in plaats van één partij is een keuze die de curator heeft gemaakt gegeven de omstandigheden, kennelijk bood dit een betere uitkomst. Het klopt inderdaad dat een deel van de Zonnehuizen wordt voortgezet als de BV De Seizoenen. Dit betekent geenszins dat er sprake is van winstuitkering in de intramurale AWBZ, dit is namelijk niet toegestaan op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi).

De GroenLinksfractie vraagt hoeveel personeel wordt overgenomen en om welke functies het gaat. Ik kan uit het faillissementsverslag opmaken dat ten minste 1 025 Fte van de totaal 1 500 Fte een vast dienstverband zonder proeftijd aangeboden zullen krijgen conform de toepasselijke CAO.

Ten slotte vraagt de Groenlinksfractie of er nog wel gezocht wordt naar een oplossing voor de mensen wiens kleed- en voogdijgeld in de failliete boedel valt. Zoals ik hierboven beschreven heb is er helaas geen mogelijkheid om het geld terug te vragen, maar ik zet mij in om deze situatie in de toekomst te voorkomen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Voorzitter, Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Burg, B.I. van der (VVD), Leijten, R.M. (SP), Dibi, T. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Ondervoorzitter, Mos, R. de (PVV), Berndsen, M.A. (D66), Dijkstra, P.A. (D66), Dille, W.R. (PVV), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Gerbrands, K. (PVV), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Kooiman, C.J.E. (SP), Straus, K.C.J. (VVD), Berckmoes-Duindam, Y. (VVD), Vacature, PvdD.

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Hamer, M.I. (PvdA), Voordewind, J.S. (CU), Bosman, A. (VVD), Vacature, SP (), Peters, M. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), Vacature, CDA (), Bosma, M. (PVV), Ham, B. van der (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Agema, M. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Lucas, A.W. (VVD), Vacature, CDA (), Klaver, J.F. (GL), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Steur, G.A. van der (VVD) en Vacature, PvdD.

X Noot
2

NRC Handelsblad, «Ook de bewoners zijn hun geld kwijt», 25 januari 2012.

Naar boven