31 839 Jeugdzorg

Nr. 136 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2011

Aanleiding

Hierbij bied ik u de rapportage over de hertoets risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen die door de Inspectie Jeugdzorg is uitgevoerd. Het betreft één overkoepelend rapport en zes aparte rapporten; één per onderzochte instelling.1 Ook treft u mijn reactie op deze rapportage aan.

In maart en april 2011 voerde de Inspectie Jeugdzorg een hertoets risicomanagement uit bij de zes instellingen die in januari 2010 nog onvoldoende scoorden. De hertoets vond plaats bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Bureau Jeugdzorg Groningen, Bureau Jeugdzorg Drenthe, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering en Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn Christelijke Jeugdzorg.

De hertoets bij zes van de instellingen voor gezinsvoogdij is uitgevoerd volgend op eerdere onderzoeken van de Inspectie Jeugdzorg naar het toepassen van risicomanagement. Deze eerdere onderzoeksrapporten heeft u in oktober 2008 en april 2010 ontvangen1. Deze onderzoeksrapporten zijn in oktober 2008 en in mei 2010 en mei 2011 met uw Kamer besproken2. Daarnaast bent u schriftelijk geïnformeerd over de voortgang3 op dit dossier.

Verder informeer ik u in deze brief over het resultaat van het ondersteuningstraject gericht op het verder verbeteren van de uitvoering van de toetsende taak. Dit ondersteuningstraject is door het ministerie van Veiligheid en Justitie in samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en IPO vormgegeven en in juni 2011 afgerond.

Het rapport «Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Stand van zaken naar aanleiding van de hertoetsen van de Inspectie Jeugdzorg»

Achtergrond

De Inspectie Jeugdzorg deed in 2008 en 2010 eerder onderzoek naar risicomanagement bij bureaus jeugdzorg. In 2010 was bij zes van de vijftien instellingen het risicomanagement nog steeds niet op orde.

In opdracht van de Inspectie Jeugdzorg zijn de betreffende bureaus jeugdzorg zelf aan de slag gegaan met verbeterplannen.

Het resultaat van het onderzoek begin 2010 was voor de Inspectie Jeugdzorg reden om Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam onder verscherpt toezicht te stellen.

Het teleurstellende resultaat van de onderzoeken in 2010 was voor de toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin reden om rechtstreeks in gesprek te gaan met de instellingen om duidelijke afspraken te maken over dit thema en om, daar waar nodig, praktische ondersteuning te bieden bij de implementatie van het risicomanagement. Deze gesprekken hebben medio 2010 plaatsgevonden. Bij de instellingen was geen behoefte aan ondersteuning van rijkswege. De activiteiten zoals in de verbeterplannen geformuleerd achtten zij voldoende om de noodzakelijke verbetering te realiseren.

Conclusie hertoets Inspectie Jeugdzorg

De inspectie concludeert nu dat de zes onderzochte instellingen risicomanagement inmiddels voldoende systematisch toepassen. Op basis van de hertoets is in april 2011 het verscherpt toezicht op Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam opgeheven.

De inspectie formuleert desondanks nog wel enkele belangrijke verbeterpunten ten aanzien van het beperken van risico’s bij alle zes de instellingen. Dit komt doordat de onderzochte instellingen wel beleid op dit onderwerp hebben maar dit nog niet altijd consequent toepassen.

Onderdeel van het beperken van risico’s is het maken en vastleggen van afspraken met ouders en/of jeugdige. De inspectie is van mening dat dit, om de geconstateerde veiligheidsrisico’s te beperken, systematisch moet gebeuren. Op deze manier kan vervolgens het nakomen van de afspraken ook systematisch worden bewaakt.

De inspectie formuleert als aanbeveling aan de instellingen om binnen zes maanden te zorgen voor de benodigde verbeteringen en de inspectie hierover te berichten. De Inspectie Jeugdzorg heeft de provincies en stadsregio’s aanbevolen hierop toe te zien.

Reactie op de conclusie hertoets

Ik ben blij dat alle instellingen risicomanagement voor onder toezicht gestelde kinderen nu voldoende systematisch uitvoeren. Binnen de instellingen is aan de hand van de verbeterplannen hard gewerkt aan het verbeteren van de uitvoering van risicomanagement.

Net als in 2010 zal ik met de directeuren van de Bureaus Jeugdzorg over dit onderwerp in gesprek gaan en vragen hoe de aanbevolen verbeteringen worden doorgevoerd. De betreffende gedeputeerden zal ik schriftelijk verzoeken mij te informeren over de wijze waarop door de provincies wordt toegezien op het realiseren van de beoogde verbeteringen. In het bestuurlijk overleg met het IPO zal ik dit verzoek onder de aandacht brengen.

Ondersteuningstraject toetsende taak van de Raad voor de Kinderbescherming

Uit onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg uit 2008 bleek dat de kwaliteit van de toetsende taak van de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende was. De toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin maakte in reactie hierop concrete afspraken met het IPO, de Raad voor de Kinderbescherming en de MOgroep Jeugdzorg (nu Jeugdzorg Nederland) om op korte termijn tot verbetering te komen.

In februari 2010 rapporteerde de Inspectie Jeugdzorg opnieuw over de toetsende taak. De Inspectie Jeugdzorg kwam toen tot het algemene oordeel dat de kwaliteit van de uitvoering van de toetsende taak bij beslissingen tot terugplaatsing naar huis – ondanks de inspanningen van de Raad voor de Kinderbescherming en de MOgroep Jeugdzorg – als geheel nog steeds niet voldoende was.

Het resultaat van dit onderzoek was voor de toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin reden om alle verantwoordelijk gedeputeerden een brief te sturen waarin het belang van de toetsende taak nogmaals werd benadrukt. Daarbij werd het verzoek gedaan dit schriftelijk te bevestigen en toe te zeggen dat deze taak voor eind 2010 in het betreffende Bureau Jeugdzorg goed zou worden uitgevoerd. Ook heeft de toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin de directeuren van de Bureaus Jeugdzorg aangesproken op het goed uitvoeren van deze taak. In deze gesprekken is een ondersteuningsaanbod gedaan, waar de instellingen graag gebruik van maakten. Dit ondersteuningstraject (de zogenaamde «Vliegende brigade») is vorm gegeven in samenwerking met het IPO, de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg Nederland. In juni 2011 is dit ondersteuningstraject succesvol afgerond. Met betrekking tot de toetsende taak heeft de Inspectie Jeugdzorg geen hertoets uitgevoerd.

In het kader van het ondersteuningsaanbod zijn regionale workshops gehouden waarbij medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en de bureaus jeugdzorg samen hebben gewerkt aan het verbeteren van de toetsende taak. De input vanuit de landelijk werkende instellingen is met behulp van interviews met landelijke vertegenwoordigers verwerkt. Tijdens de workshops is gewerkt aan inhoudelijke afstemming, investeren in de relatie en optimalisatie van het logistieke proces. Gedurende dit ondersteuningtraject zijn ook landelijke aandachtspunten naar voren gekomen met betrekking tot samenwerken en werkprocessen.

In de afgelopen jaren is in veel regio’s vooruitgang geboekt in kwaliteit, snelheid en effectiviteit van de toetsing. De regionale afspraken en landelijke aandachtspunten zijn voor de betrokken instellingen handvatten voor verdergaande verbetering van de toetsende taak.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
1

Kamerstukken II, 2008/09, 29 815, nr. 171 en Kamerstukken II 2009/10, 31 839, nr. 58.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2008/09, 29 815, nr. 177 (29/10/2008), Kamerstukken II, 2009/10, 31 839, nr. 61 (11/5/2010) en Kamerstukken II, 2010/11, 31 839, nr. 121 (25/5/2011).

X Noot
3

Kamerstukken II, 2009/10, 31 001, nr. 85.

Naar boven