nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2009
Uit berichten in de media en uitspraken van enkele leden van uw Kamer
maak ik op dat er misverstanden zijn over de langetermijnbonus voor de voorzitter
van de gecombineerde bank ABN Amro/Fortis Bank Nederland, de heer Zalm. In
lijn met mijn eerdere uitspraken over deze langetermijnbonus en een eerdere
brief over dit onderwerp, leek het mij goed de afspraken met de heer Zalm
voor aanvang van de Algemene Financiële Beschouwingen nog eens een keer
uiteen te zetten.
De heer Zalm krijgt naast zijn vaste salaris géén kortetermijnbonus.
De heer Zalm heeft alleen recht op een langetermijnbonus, die afhankelijk
is van de winst die hij bij verkoop van de bank voor de belastingbetaler heeft
weten te realiseren. Om die reden heb ik deze langetermijnbonus in mijn afspraak
met de heer Zalm een «maatschappelijkewinstdeling» genoemd. De
hoogte van de langetermijnbonus wordt vastgesteld bij de verkoop van de onderneming.
Bij iedere miljard euro winst die voor de belastingbetaler is gerealiseerd,
heeft de heer Zalm recht op 100 000 euro aan maatschappelijkewinstdeling.
Uiteraard komt de heer Zalm alleen in aanmerking voor de maatschappelijkewinstdeling
als al het kapitaal dat de overheid in de onderneming heeft gestopt is terugverdiend.
Ik heb eerder zowel mondeling als schriftelijk met uw Kamer gedeeld, dat op
het moment van verkoop alle dan relevante posten worden afgetrokken van de
verkoopprijs (plus de ontvangen dividenden) en zodoende wordt vastgesteld
of van een meerwaarde sprake is. Pas op het moment van verkoop is helder wat
die relevante posten zijn. Zoals eveneens eerder uiteengezet staat nu al vast
dat uiteraard de aankoopwaarde van Fortis Bank en ABN Amro, alsmede de kapitaalsteun
en de financiële gevolgen voor het verkrijgen van rechtstreekse zeggenschap
in RFS-holding tot de relevante posten moeten worden gerekend. Het spreekt
voor zich dat de aankoopwaarde van de verzekeraars FCI en ASR niet door de
heer Zalm hoeft te worden terugverdiend; de heer Zalm is geen bestuurder van
deze ondernemingen en heeft dus geen enkele invloed op de waardeontwikkeling
ervan. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat het uitermate vreemd zou zijn
geweest als de langetermijnbonus van de heer Zalm mede afhankelijk
was gemaakt van de waardeontwikkeling van twee ondernemingen waarvoor hij
niet verantwoordelijk is.
Bovenstaande is alles wat ik kan melden over de vraag «wanneer de
teller begint te lopen». Het is m.i. zeer onverstandig de in dit kader
gehanteerde aankoopwaarde van de verzekeraars openbaar te maken, omdat dit
de Staat kan schaden in toekomstige onderhandelingen over de verkoop van de
ondernemingen en dus nadelig is voor de belangen van de belastingbetaler.
Indien op het moment van verkoop inderdaad een winst voor de belastingbetaler
is gerealiseerd, dan wordt de maatschappelijkewinstdeling voorwaardelijk toegekend.
Pas twee jaar na verkoop wordt deze definitief toegekend en alleen wanneer
dan kan worden vastgesteld dat de verkoop een uit maatschappelijk oogpunt
duurzame transactie was. Dit besluit is geheel ter discretie aan de minister
van Financiën. De heer Zalm ontvangt dus louter een bonus die is gericht
op de lange termijn, ontvangt die pas (voorwaardelijk) op het moment van verkoop én
de bonus is zowel afhankelijk van de winst voor de belastingbetaler als van
door de minister van Financiën te stellen duurzaamheidseisen.
De hoogte van de langetermijnbonus voor de heer Zalm is uiteraard gemaximeerd.
De Code Banken stelt dat bankbestuurders jaarlijks een bonus van maximaal
100% van hun vaste jaarsalaris mogen ontvangen. De langetermijnbonus
van Zalm is gemaximeerd op een percentage ver onder dat maximum, namelijk
op 50% van zijn jaarsalaris. M.i. is dit een van de laagste variabele
bestuurdersbeloningen in de financiële sector, als het niet de laagste
is.
Anders dan gebruikelijk is de langetermijnbonus voor de heer Zalm nóg
verder gemaximeerd, doordat is afgesproken dat hij slechts over vier bestuursjaren
recht heeft op die langetermijnbonus. Normaal gesproken maakt een bestuurder
uiteraard ieder jaar opnieuw aanspraak op zijn (maximale) bonus; Zalm echter
alleen over maximaal vier jaar van zijn uiteindelijke periode als bestuurder
van de bank. Ik begrijp dat sommigen daardoor verrast zijn en menen dat de
heer Zalm recht heeft op een hogere bonus dan gedacht. In mijn beleving heeft
Zalm juist recht op een lagere bonus dan zou kunnen worden verondersteld.
Het is immers volstrekt gebruikelijk om over bonussen te spreken in maximale
percentages van het jaarsalaris, zoals ik eerder heb gedaan. Ik heb er alleen
niet bij vermeld dat de heer Zalm, op het moment van verkoop teruggerekend, slechts over vier jaren aanspraak kan maken op die maximale
bonus.
Ten slotte: om de maximale maatschappelijkewinstdeling in de juiste proporties
te kunnen plaatsen, is het goed in ogenschouw te nemen dat deze (in termen
van het huidige vaste jaarsalaris) in absolute termen is gemaximeerd op 1,5
miljoen euro. Om die maximale langetermijnbonus te kunnen ontvangen, moet
de heer Zalm de bank te zijner tijd met 15 miljard euro netto meerwaarde verkopen.
De minister van Financiën,
W. J. Bos