31 753 Rechtsbijstand

Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2022

Per brief van 20 januari 2022 heeft de vaste commissie van Justitie en Veiligheid van uw Kamer mij verzocht om een stand van zaken ten aanzien van de stelselvernieuwing rechtsbijstand en een toelichting op de plannen van het nieuwe kabinet hieromtrent. Dit naar aanleiding van de zesde voortgangsrapportage stelselvernieuwing rechtsbijstand die op 16 december 2021 door mijn voorganger aan uw Kamer, in afschrift aan de Eerste Kamer, is gezonden.1

In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat de onder het vorige kabinet ingezette stelselvernieuwing wordt voortgezet.2 Dit betekent dat we doorgaan met de vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand die eind 2018 is gestart. De stelselvernieuwing heeft als doel iedere rechtzoekende in Nederland een laagdrempelige, snelle en duurzame oplossing te laten vinden voor zijn of haar (juridische) probleem. Een vernieuwing die lerenderwijs en in fasen tot stand wordt gebracht. Met een dertigtal pilots en experimenten wordt in de praktijk beproefd wat werkt en wat vervolgens – waar nodig – in wetgeving zal worden vastgelegd.

Deze vernieuwing blijven we vormgeven langs drie pijlers, te weten:

  • (1) versterken van de eerstelijnsrechtshulp met als doel het bieden van laagdrempelige informatie en advies voor alle rechtzoekenden in Nederland;

  • (2) versterken van de tweedelijnsrechtshulp door verbetering van de kwaliteit, de vergoedingen en de doelmatigheid van de rechtsbijstand door verschillende typen dienstverleners;

  • (3) versterken van het vertrouwen tussen burger en overheid door het voorkomen van (onnodige) procedures binnen het bestuursrecht. Daarnaast is het doel het bevorderen van burgergerichte dienstverlening en burgergerichte (toepassing van) wet- en regelgeving, met oog voor de menselijke maat en ruimte voor maatwerk.

De lopende activiteiten, pilots en experimenten in de bovengenoemde drie pijlers zijn reeds uitvoerig beschreven in de zesde voortgangsrapportage, waarnaar ik kortheidshalve verwijs.

Zoals in het Coalitieakkoord is opgenomen, zet het kabinet in op versterking van de sociale advocatuur.3 Met ingang van 1 januari 2022 zijn de vergoedingen voor (sociaal) advocaten, mediators en bijzondere curatoren aangepast conform scenario 1 van commissie-Van der Meer.4 Daarbij is de onder het vorige kabinet ingeboekte besparing vanwege verwachte opbrengsten van de maatregelen van de stelselvernieuwing komen te vervallen.5 Hierdoor zijn betere vergoedingen voor rechtsbijstandsverleners werkzaam in het stelsel vooruitlopend op de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand gerealiseerd. Daarbij houden we in het oog dat deze vergoedingen ook in de toekomst passend blijven.

Een aantal actuele thema’s vraagt daarnaast onverminderd de aandacht, zoals de zelfredzaamheid van de rechtzoekende. Op grond van het zelfredzaamheidscriterium in de Wet op de Rechtsbijstand (hierna: WRb) wordt gekeken of een rechtzoekende zelf in staat is om tot een oplossing van zijn of haar probleem te komen of dat de inzet van een advocaat of mediator daarvoor nodig is. Dit draagt bij aan een betaalbaar en beheersbaar stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat het van belang is de zelfredzaamheid van een rechtzoekende juist in te schatten, blijkt onder andere uit het WRR-rapport Weten is nog geen doen uit 2017.6 Ook de recente toeslagenaffaire noopt ertoe de toetsing op zelfredzaamheid opnieuw tegen het licht te houden. In de zesde voortgangsrapportage van december 2021 zijn een aantal acties rondom dit thema toegelicht, waaronder onderzoek door het WODC en de tijdelijke Regeling Advies Toevoeging Zelfredzaamheid (hierna: RATZ), die sinds 1 juli 2021 van kracht is. Naar aanleiding van de resultaten van het WODC-onderzoek en de ervaringen met de RATZ wordt bezien of aanpassing van het zelfredzaamheidscriterium in de rede ligt.

Een ander belangrijk vraagstuk is de wijze waarop de substantiële maatschappelijke bijdrage van de gehele advocatuur aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand gestalte kan krijgen, conform de afspraak in het Coalitieakkoord.7 Ik zet het gesprek met de betrokken partijen, waaronder de NOvA, hierover voort en informeer u over de uitkomsten en vervolgstappen in de komende voortgangsrapportage, die ik voor het zomerreces aan uw Kamer zal sturen.

Tot slot nog het volgende. Conform de huidige planning moet het nieuwe stelsel er in 2025 staan. Daarvoor is nodig dat de wetgeving en alle daarmee samenhangende input, waaronder de opbrengst van alle lopende pilots en experimenten en de inrichting van eerste en tweede lijn, ruimschoots voor dat moment voorhanden en gereed zijn. Het realiseren van alle ingezette acties en maatregelen van het programma, binnen de looptijd is een forse ambitie, die het uiterste vraagt van alle betrokken partijen. Daarnaast hebben de coronamaatregelen de nodige impact gehad op de voortgang van de stelselvernieuwing.

Aan de start van mijn ambtstermijn wil ik dan ook, met inachtneming van het voorgaande, nadrukkelijk stilstaan bij de wijze waarop we de stelselvernieuwing, en de verschillende lopende acties en activiteiten, in deze kabinetsperiode samen met alle betrokken partijen zullen voortzetten. De gesprekken hierover met de betrokken partners zijn momenteel gaande. Hierbij wordt tevens bezien of bepaalde onderdelen van de stelselvernieuwing een nadere beschouwing verdienen. In de komende voortgangsrapportage informeer ik uw Kamer over de uitkomsten.

Mijn inzet voor de komende periode is om het recht voor alle Nederlanders zo toegankelijk en betaalbaar mogelijk te maken en de problemen van rechtzoekenden in een zo vroeg mogelijk stadium te helpen oplossen.

De ingezette stelselvernieuwing draagt daar in belangrijke mate aan bij.

Ik zie ernaar uit om samen met alle betrokken partijen en in goede samenwerking met uw Kamer de schouders te zetten onder deze uitdagende opgave.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstuk 31 753, nr. 248.

X Noot
2

Coalitieakkoord Rutte IV, budgettaire bijlage, p. 12, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

X Noot
3

Coalitieakkoord Rutte IV, p. 1, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

X Noot
4

Dit is gerealiseerd door middel van een anticiperende beleidsregel. Het formele regelgevingstraject, waarin hiervoor een aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand en het Besluit toevoeging mediation is voorzien, loopt nog.

X Noot
5

«De ingeboekte besparing voor de sociale advocatuur wordt geschrapt». Coalitieakkoord Rutte IV, budgettaire bijlage, p. 12, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

X Noot
6

«WRR-rapport nr. 97: Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid», april 2017, raadpleegbaar op www.wrr.nl

X Noot
7

Coalitieakkoord Rutte IV, p. 16, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

Naar boven