Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2012
Naar aanleiding van de vragen die het lid Schouw (D66) op 7 februari 2012 aan mij
gesteld heeft over het verstrekken van biometrische gegevens aan de Verenigde Staten,
ingezonden op 7 februari 2012, heb ik het wenselijk geoordeeld voor de beantwoording
van deze vragen mij te laten informeren over de bevoegdheden die de Amerikaanse autoriteiten
op grond van de Patriot Act kunnen uitoefenen ten aanzien van het bedrijf Morpho B.V.
(hierna Morpho). Ik heb die informatie inmiddels gekregen waardoor het beantwoorden
van de vragen van de heer Schouw nu mogelijk is (Aanhangsel II, 2011/12, nr. 2710). Alvorens de afzonderlijke vragen te beantwoorden wil ik u eerst meer in het algemeen
informeren over de reikwijdte van de Patriot Act en de mogelijke toepassing op Morpho.
Patriot Act
Ik heb juridisch advies ingewonnen bij de Landsadvocaat over de vraag of de Amerikaanse
autoriteiten Morpho kunnen opdragen de persoonsgegevens, (waaronder biometrische gegevens
zoals de foto en de vingerafdrukken) waarover het bedrijf ten behoeve van de personalisatie
van reisdocumenten gedurende een beperkte tijd de beschikking krijgt, aan hen over
te dragen. Kort samengevat kan vastgesteld worden dat de Patriot Act in zijn toepassing
extraterritoriale werking heeft. Dat betekent echter niet dat jurisdictie van de Amerikaanse
autoriteiten tot het vorderen van die Nederlandse persoonsgegevens bestaat. Daarvan
zou pas sprake zijn indien:
-
– Morpho of door haar gecontroleerde ondernemingen activiteiten in de Verenigde Staten
zouden ontplooien zodanig dat kan worden gesproken van het voortduren en systematisch
onderhouden van contacten met de Verenigde Staten; en/of
-
– aan Morpho gelieerde ondernemingen die activiteiten verrichten in de Verenigde Staten
bezit, bewaring of controle hebben over de bij Morpho berustende Nederlandse persoonsgegevens.
Als Amerikaanse autoriteiten direct of indirect persoonsgegevens die zich onder Morpho
bevinden, opvragen staat het niet vast dat de Amerikaanse rechter aan wie toestemming
gevraagd moet worden om een dergelijke opdracht te geven, een daartoe strekkend verzoek
zal honoreren. Dit verzoek zal door de Amerikaanse rechter getoetst worden aan beginselen
van wederkerigheid en soevereiniteit, mede met inachtneming van Europese en Nederlandse
regelgeving gericht op bescherming van persoonsgegevens. Denkbaar is dat een Amerikaanse
rechter op grond van deze afweging een verzoek van Amerikaanse autoriteiten tot het
verkrijgen van gegevens bij een Nederlands bedrijf zal afwijzen, met name als het
gaat om gegevens die niet zozeer aan een bedrijf als wel aan de Nederlandse Staat
toebehoren.
Noch Morpho noch het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
willen echter op enige wijze afhankelijk zijn van een eventueel oordeel van een Amerikaanse
rechter. Daarom is nader overleg gevoerd met Morpho. In dat overleg heeft het ministerie
van BZK aan Morpho gevraagd maatregelen te treffen die ook in dit theoretische geval
uitsluiten dat persoonsgegevens aan Amerikaanse autoriteiten moeten worden verstrekt.
Morpho heeft zich bereid verklaard in samenwerking met het ministerie van BZK te onderzoeken
of zulke maatregelen getroffen kunnen worden. Dit onderzoek zal ten minste zes weken
in beslag nemen. Zodra het onderzoek gereed is en ik mij over de uitkomsten daarvan
beraden heb zal ik u informeren over de maatregelen die genomen zullen worden en de
eventuele consequenties daarvan.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies