31 710 Deltaprogramma

Nr. 19 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 november 2010

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over de brief van 24 september 2010 inzake het Deltaprogramma 2011 «Werken aan de Delta; Investeren in een veilig en aantrekkelijk Nederland, nu en morgen» (Kamerstuk 31 710, nr. 17).

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 november 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Sneep

1

Op verscheidene plaatsen in het Deltaprogramma zijn signaleringen van de Deltacommissaris opgenomen, voorzien van een reactie van het vorige kabinet. Wat is uw antwoord op deze signaleringen? Deelt u de reactie van het vorige kabinet op deze signaleringen? Zo nee, waarom niet en wat gaat er veranderen?

Ja ik onderschijf de reactie van het vorige kabinet op de signaleringen in het Deltaprogramma

2

  • a. Kunt u uitleggen waarom er afgeweken wordt van de klimaatscenario’s zoals gebruikt door de Tweede Deltacommissie (Commissie Veerman)?

  • b. Is het juist dat u de KNMI’06 scenario’s gebruikt als basis voor dit deltaprogramma omdat u als vertrekpunt liever het «hier en nu» kiest? Zo ja, waarom wijkt u hiermee af van keuzes uit het verleden? Deelt u de mening dat de eerder gebruikte scenario’s uitgingen van zeer overdreven veronderstellingen betreffende klimaatverandering en dat hier in het vervolg nuchterder mee om moet worden gegaan? Zo niet, waarom niet?

  • a. De tweede Deltacommissie had als opdracht de vraag te beantwoorden of Nederland in het licht van klimaatverandering ook op de lange termijn (2100–2200) wel bewoonbaar zou blijven en daar een visie voor te ontwikkelen. Om die vraag met meer zekerheid te kunnen beantwoorden heeft de Commissie zich naast de KNMI'06 scenario’s ook bewust gebaseerd op de meest recente inzichten ten aanzien van een plausibele bovengrens voor de mondiale en regionale zeespiegelstijging (als een soort «worst case»). Het Deltaprogramma gaat uit van het hier en nu en legt daarbij de verbinding naar de toekomst. Het programma is er op gericht flexibele strategieën te verkennen en maatregelen te ontwerpen om de huidige waterveiligheid op orde te brengen en Nederland op de toekomst voor te bereiden, zowel op gebied van waterveiligheid als zoetwatervoorziening. Hiertoe baseert het Deltaprogramma zich op de officiële klimaatscenario’s van het KNMI uit 2006. In 2009 bleken die nog steeds de meest waarschijnlijke variatie in klimaatverandering te omvatten.

  • b. Ja, dat is juist. Omdat het tempo en de mate waarin het klimaat verandert onzeker is, wordt bij het Deltaprogramma uitgegaan van de KNMI»06 scenario’s. Deze zijn met de kennis van nu, het meest waarschijnlijk. Het KNMI zal de scenario's in 2012 bekijken. Deze scenario's zullen vervolgens o.l.v. Deltaprogramma worden meegenomen.

    Voor dit type werkzaamheden is dat een gangbare benadering. Hierin wordt niet af geweken van beleidskeuzes zoals die in het recente verleden in bijvoorbeeld het Nationaal Waterplan zijn gemaakt.

    Het KNMI heeft gepland om de scenario’s in 2013 te hebben herijkt. Het resultaat hiervan zal in het Deltaprogramma worden meegenomen.

  • c. De extreme scenario’s van de tweede Deltacommissie pasten bij de vraagstelling aan de commissie. Het Deltaprogramma is de nuchtere vertaling naar wat de komende tijd moet gebeuren. Daarvoor zijn het KNMI scenario’s passend

3

Bent u bekend met de typering door de Deltacommissaris van de nieuwe Delta-aanpak, luidende dat er maar liefst 100 jaar vooruit gekeken zal worden, zoals genoemd in het nieuwsblad Metro in december 2009? Deelt u de mening dat in deze tijden van bezuinigingen juist meer sprake moet zijn van prioriteitsstelling, dat wil zeggen het uitgaan van het «hier en nu» in plaats van «het weten van welke grasspriet in welke sloot moet staan», zoals in eerdergenoemd artikel wordt voorgesteld? Zo nee, waarom niet?

Ik ben bekend met deze typering. Ook deel ik uw mening dat in deze tijden sprake moet zijn van prioriteitstelling en uitgaan van het hier en nu. Dat zal in het jaarlijks te actualiseren Deltaprogramma op voorstel van de Deltacommissaris ook gebeuren. Het nuchtere Deltaprogramma waar vanuit het heden en met de blik gericht op de toekomst wordt gewerkt aan een veilig en aantrekkelijk Nederland past hierbij.

4

In hoeverre is er tegen die tijd al voldoende ervaring met het Deltaprogramma opgedaan om de evaluatie van de organisatie van het Deltaprogramma, die voorafgaand aan de totstandkoming van het tweede Deltaprogramma is voorzien, zinvol te laten zijn?

Ja. Bij de totstandkoming van het 1ste Deltaprogramma is goede ervaring opgedaan met de bestuurlijke organisatie van het Deltaprogramma. De komende maanden wordt een evaluatie van de governance uitgevoerd met de volgende vraag: «kan het Deltaprogramma effectiever en efficiënter (dus eenvoudiger) worden georganiseerd, gelet op de doelstellingen van het programma?» Het moet mogelijk zijn deze evaluatie, die een periode van ongeveer 1 jaar beslaat zinvol te laten zijn. De uitkomsten en conclusies van deze evaluatie worden opgenomen in het voorstel voor het 2de Deltaprogramma dat de deltacommissaris medio 2011 aan het kabinet zal aanbieden.

5

Kunt u aangeven welke Europese regelgeving in de weg staat van het uitvoeren van het advies van de Deltacommissaris om – aan de hand van de twee lopende programma’s – met oplossingsmogelijkheden te komen inzake vergunningverlening op projectniveau?

Het gaat hierbij om Natura 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijn). Of deze regelgeving daadwerkelijk in de weg staat laat het kabinet nader onderzoeken. Over de resultaten van dit onderzoek zult u volgend jaar geïnformeerd worden.

6

Kunt u uitleggen waarom er vanuit wordt gegaan dat het monitoringsnetwerk, dat moet zorgen voor het alert zijn op indicaties dat de veronderstelde klimaatverandering sneller of trager verloopt, op orde is? Waarop is de stelling gebaseerd dat dit monitoringsnetwerk adequaat genoeg is?

Klimaatmonitoring is een vast onderdeel van de operationele meettaken van weerdiensten wereldwijd. Binnen Nederland is het KNMI hiervoor verantwoordelijk en wordt hiervoor mondiaal gerespecteerd. Het werkt daartoe wereldwijd samen met andere meteorologische instituten. Kwaliteitsborging vindt plaats door internationale expertgroepen, onder andere onder auspiciën van de World Meteorological Organization (WMO).Vanuit dat gegeven is het een vooronderstelling van de deltacommissaris dat het monitoringnetwerk voor de gestelde taak op orde is. Ik zal echter bekijken in hoeverre het huidige meetsysteem blijvend adequaat is voor de toekomst.

7

  • a. Deelt u de mening dat het gevaar bestaat dat de voorgestelde formulering van klimaatscenario’s, die voor het hele deltaprogramma gebruikt zouden moeten worden, er toe zou kunnen leiden dat men erg strikt aan deze scenario’s zal vasthouden, teneinde de in het programma beoogde uniformiteit bij de uitwerking van het Deltaprogramma te waarborgen? Zo nee, waarom niet?

  • b. Deelt u de mening dat dit problemen kan opleveren ten aanzien van het voorgestelde vertrekpunt van het «hier en nu» bij de uitwerking van het Deltaprogramma? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat er op die manier weer teveel onnodig geld zal gaan naar maatregelen die uitgaan van de door sommigen veronderstelde klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?

  • a. Nee, ik zie dat gevaar niet. De scenario’s die binnen het Deltaprogramma gehanteerd worden zijn bedoeld om in beeld te brengen wanneer de bestaande voorzieningen voor hoogwaterbescherming en zoetwatervoorziening niet meer toereikend zouden kunnen zijn (zgn. omslagpunten in ons watersysteem). Bij de scenario’s met een langzamere klimaatverandering kan dat vanaf het heden gerekend lang duren, bij de scenario’s met een snellere verandering is dat eerder het geval. Daarnaast worden de scenario’s gebruikt om mogelijke oplossingsstrategieën onderling te vergelijken. Ten behoeve van inzichtelijkheid en consistentie in besluitvorming is het belangrijk dat in het Deltaprogramma scenario’s op gelijke wijze worden gebruikt.

  • b. Nee, ik deel die mening niet. De voorgestelde strategie van adaptief deltamanagement is er op gericht maatregelen op de korte termijn, vanuit het hier en nu, te verbinden met de omslagpunten in ons watersysteem op de langere termijn. Die strategie wordt ten behoeve van het Deltaprogramma 2012 uitgewerkt.

  • c. Nee, ik deel die mening niet. Flexibiliteit is een basiswaarde voor de maatregelen die in het kader van het Deltaprogramma worden voorgesteld. Niet te vroeg, niet te laat, niet teveel, niet te weinig. Door bijvoorbeeld te kiezen voor maatregelen die later kunnen worden aangevuld wordt stapsgewijs op de gevolgen van klimaatverandering ingespeeld en wordt zo goed mogelijk geprobeerd de balans te bewaken tussen overinvesteren (het risico van uitgaven die achteraf niet nodig waren) en onder investeren (het risico van een grootschalige overstroming met alle consequenties van dien).

8

Kunt u verduidelijken wat verstaan wordt onder «het beprijzen van water»?

De Deltacommissie heeft geadviseerd een onderzoek te doen naar de reële prijsbepaling van water. Het vorige kabinet heeft dit in het Nationaal Waterplan overgenomen en hieraan toegevoegd dat dit onderzoek wordt betrokken bij het beleid voor de zoetwatervoorziening en verziltingsbestrijding voor heel Nederland. Het is inmiddels onderdeel van het Deltaprogramma (deelprogramma Zoetwater). Achtergrond hiervan is de gedachte dat een mogelijk tekort aan zoetwater niet alleen met maatregelen in de infrastructuur aangepakt kan worden, maar ook met economische, ruimtelijke en juridische maatregelen. Het onderzoek naar beprijzen van water kan hieraan bijdragen.

9

Kunt u uiteenzetten waarom wordt gesproken over het nog in beeld brengen van de manier waarop de gewenste integrale aanpak ingevuld zal moeten worden – middels verkennende studies waarvan de resultaten pas in het volgende Deltaprogramma gerapporteerd zullen worden – terwijl het huidige Deltaprogramma al uitgaat van het bereiken van een integrale aanpak?

In lopende programma’s, zoals Ruimte voor de Rivier, wordt reeds een integrale aanpak toegepast. In het Deltaprogramma zal dat op veel grotere schaal kunnen gaan plaatsvinden. Dat is complexer. De verkennende studies zijn erop gericht om op basis van bestaande ervaringen in beeld te brengen hoe op de schaal van het gehele Deltaprogramma de integrale aanpak zo effectief, efficiënt en succesvol mogelijk kan worden ingezet.

10

Kan in het tweede Deltaprogramma in beeld worden gebracht wat de consequenties zijn van het overhevelen van (de financiering van) het Hoogwaterbeschermingsprogramma naar de waterschappen voor besluitvorming over waterveiligheid en de zoetwatervoorraad?

Het HWBP maakt onderdeel uit van het waterveiligheidsbeleid. Er is geen rechtstreeks verband tussen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en zoetwaterbeleid. Bij de uitwerking van het voornemen over de  overheveling van taken en verantwoordelijkheden in het HWBP naar de waterschappen zal ook aandacht worden besteed aan de consequenties hiervan voor het overige waterveiligheidsbeleid.

11

  • a. Hoeveel van de genoemde zes van de acht prioritaire zwakke schakels zijn daadwerkelijk reeds afgerond?

  • b. Waarom is er in het verleden nog geen aanvang gemaakt met de versterking van de laatste twee prioritaire zwakke schakels aan de kust? Kunt u uiteenzetten waarom er nu wel door de Deltacommissaris een op korte termijn te realiseren oplossing kan worden voorgesteld, die zelfs duurzaam en robuust genoemd wordt, en waarom hier eerder niet aan gedacht is?

  • c. Zullen de mogelijkheden tot een versoberde aanpak van de twee resterende zwakke schakels door u worden onderzocht? Zo ja, welke versoberingen worden overwogen?

  • d. Zal de Deltacommissaris hierbij betrokken worden?

  • e. Op welke termijn verwacht u uitsluitsel over de mogelijkheden en de wenselijkheid van een versoberde aanpak te kunnen geven? Neemt u hierover vóór het notaoverleg MIRT/Water d.d. 13 december 2010 een besluit? Is er budget beschikbaar voor de aanpak van «nieuwe» zwakke schakels? Zo ja, hoeveel en ten laste van welk begrotingsartikel worden de uitgaven in dit kader gebracht?

  • a. Van de genoemde zes van de acht prioritaire zwakke schakels zijn er drie gereed (Noordwijk, Flaauwe Werk, Zuidwestkust Walcheren).

  • b. Provincie en waterschap hebben de taak en verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de planstudies voor de prioritaire zwakke schakels. De planstudies in Noord-Holland duren, door verschillende oorzaken, langer dan de planstudies in Zeeland en Zuid-Holland. Eind 2009 hebben provincie en waterschap de uitkomsten van de planstudies voor de prioritaire zwakke schakels in Noord-Holland voorgelegd aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De daarbij voorgestelde zandige/hybride oplossing is een duurzame en robuuste oplossing. De Deltacommissaris ondersteunt een keuze voor een zandige/hybride oplossing, mede gelet op de lange termijn visie voor de kust en heeft dit in het 1e Deltaprogramma gesignaleerd.

  • c.  De mogelijkheden voor versobering worden niet door mij onderzocht. Dit is de taak en verantwoordelijkheid van het waterschap. Zij doet dit in samenwerking met de Provincie. Ik heb wel samenwerking met Rijkswaterstaat aangeboden. De kennis van Rijkswaterstaat kan van pas komen bij de verdere planvorming.

  • d.  De Deltacommissaris is zal hierover over worden geïnformeerd, maar zal niet verder betrokken worden nu een besluit door de Minister is genomen.

  • e. Het is wenselijk en noodzakelijk dat er een versoberd plan komt voor de twee prioritaire zwakke schakels in Noord-Holland. Dit is nodig om binnen het taakstellend budget te blijven voor de versterking van alle prioritaire zwakke schakels. Ik kan geen termijn aangeven waarbinnen er uitsluitsel komt over de mogelijkheden voor versobering. Zoals eerder aangegeven is het waterschap verantwoordelijk om versoberingen te onderzoeken en vervolgens aan te dragen. Het waterschap is hier inmiddels mee begonnen. Ik verwacht het resultaat van de derde ronde toetsen in de tweede helft van 2011 aan de Tweede Kamer aan te kunnen bieden. Op basis van het toetsresultaat en de ontwikkelingen met betrekking tot de wijze van financieren en verantwoordelijkheidsverdeling, kan vervolgens een onderbouwd HWBP-3 opgesteld worden. Dan moet blijken of er «nieuwe» Zwakke Schakels zijn.

12

  • a. Hoe verhoudt het voornemen tot intrekking van het Besluit beheer Haringvlietsluizen (Kierbesluit), zoals voorzien in het regeerakkoord, zich tot het Deltaprogramma?

  • b. Op welke wijze wordt in het uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta uitvoering dan wel gevolg gegeven aan het voornemen tot intrekking van het Kierbesluit? Heeft u de adviesaanvraag aan de Deltacommissaris inzake het Kierbesluit reeds ingetrokken of bent u voornemens dit alsnog te doen?

Ik zal de Kamer binnenkort per brief nader informeren over de intrekking van het Besluit beheer Haringvlietsluizen. Daarin wordt ook het advies van de Deltacommissaris betrokken. De deltacommissaris is op de hoogte van het regeerakkoord op dit punt en betrekt dat in zijn advies. Dit advies is vrijwel afgerond en bevat ook een analyse en beschrijving van leerervaringen die relevant zijn voor uitvoering van het Deltaprogramma.

13

  • a. Deelt u de mening dat met betrekking tot de benodigde maatregelen voor bescherming van het Rijnmondgebied, naast de zoetwatervoorziening en de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Zeeland, ook gekeken moet worden naar het samenspel met de kwestie van verzilting als gevolg van het lekken van het in de toekomst mogelijk zoute Volkerak-Zoommeer en met verzilting in den brede? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat in het besluitvormingsproces omtrent het verziltingsvraagstuk voldoende aandacht geschonken moet worden aan de belangen van de vele betrokken land- en tuinbouwbedrijven waaronder het voorkomen van zoetwatertekort? Zo nee, waarom niet?

  • a. Ik deel deze mening. Het Deltaprogramma benadrukt de grote samenhang tussen het deelprogramma Rijnmond-Drechtsteden en het deelprogramma Zuidwestelijke Delta, onder andere op het vlak van de zoetwatervoorziening. Op dit moment wordt een studie uitgevoerd naar mogelijkheden om zoutindringing in Rijnmond tegen te gaan. Dit onderzoek wordt meegenomen in de uitwerking van alternatieve zoetwatervoorziening in de Zuidwestelijke Delta ten behoeve van een besluit om het Volkerak-Zoommeer zout te maken.

  • b. Ik deel deze mening. Het verziltingsvraagstuk is volledig onderdeel van het Deltaprogramma (deelprogramma Zoetwater). De belangen van de land- en tuinbouw worden hierin betrokken middels intensieve participatie van de land- en tuinbouwsector in de onderzoeks- en verkenningsfase. Het is de bedoeling dat samen met de sector het verziltingsvraagstuk in kaart wordt gebracht en mogelijke oplossingen verkend.

14

  • a. Deelt u de mening dat de bewering dat het zandsuppletievolume zal moeten stijgen middels gebruik van de zandmotor blijk geeft van het nemen van onnodige risico’s, gezien de grote onduidelijkheden die bestaan ten aanzien van stroomsnelheden, mui- en klifvorming en het mogelijk ontstaan van een erosiegeul, waardoor de zwemveiligheid, onderdeel van strandrecreatie, op bepaalde locaties niet kan worden gegarandeerd? Zo nee, waarom niet? Bent u bekend met de gevaren van zandsuppletie, zoals de zes dodelijke ongelukken in 2004 aan de Delflandse kust? Zo ja, bent u bereid om – ongeacht enige positieve veronderstellingen die er zouden zijn, zoals de typering dat de zandmotor een «mogelijk ecologisch gunstige uitwerking» heeft – alsnog de pilot met de zandmotor stop te zetten? Zo nee, bent u dan op zijn minst bereid om deze pilot beter te monitoren en risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk in te perken? Zo nee, waarom niet?

Zie ook de beantwoording van vragen van de kamerleden De Mos en Sharpe (Kamerstuknummer aanhangsel 196, nr 2010Z13079). Er is altijd een risico op muivorming, ook zonder de Zandmotor. Voorafgaand aan de geplande uitvoering van de Zandmotor is rekening gehouden met de effecten van de Zandmotor op zwemveiligheid. Ook tijdens en na de aanleg van de Zandmotor zullen effecten dagelijks gemonitord worden. Op basis hiervan worden benodigde beheersmaatregelen getroffen, zoals informeren en waarschuwen van zwemmers over muivorming in zee voor de kust. Door de reddingsbrigades in het gebied van de Zandmotor worden, in opdracht van de provincie Zuid-Holland, extra strandwachten opgeleid. Ik ben bekend met de dodelijke ongevallen voor de Delflandse kust in 2004. Helaas verdrinken er ieder jaar meerdere personen voor de Nederlandse kust. De Nederlandse kust is een natuurlijk en dynamisch systeem, waarin gevaarlijke stromingen kunnen optreden. Zandsuppleties kunnen invloed hebben op stromingen bij de kust. Er is echter geen verband aangetoond tussen het uitvoeren van zandsuppleties en het optreden van dodelijke ongelukken. Tijdens het suppleren van zand gelden strenge regels ten aanzien van de veiligheid. Er worden diverse maatregelen getroffen, zoals het fysiek afsluiten en toezicht houden op het gebied waar de suppleties worden uitgevoerd en het plaatsen van informatie en waarschuwingsborden. Tijdens en na de aanleg van de zandmotor, wordt in het gebied extra gesurveilleerd door strandwachten en worden recreanten zonodig gewaarschuwd. Ik ben niet bereid om af te zien van de pilot zandmotor. Vanwege de zeespiegelstijging die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden en de natuurlijke kusterosie, is het voor het handhaven van de huidige kustlijn, en de veiligheid van ons land, noodzakelijk om jaarlijks een grote hoeveelheid zand te suppleren. De zandmotor is een innovatieve pilot die ons meer inzicht geeft hoe op kostenefficiënte wijze de kustverdediging gerealiseerd kan worden.

15

In hoeverre wordt gezocht naar oplossingen voor het borgen van de waterveiligheid die los staan van de huidige systematiek van het aanleggen van dijken en het realiseren van dijkverzwaringen, bijvoorbeeld het aanlegen van kwelders, overstromingsgebieden, et cetera?

In het Deltaprogramma wordt aandacht besteedt aan allerlei soorten oplossingen om de waterveiligheid te borgen. Een goed voorbeeld is het programma Ruimte voor de Rivier met diverse maatregelen, die ervoor zorgen dat de rivier meer water veilig kan afvoeren zonder de dijken te hoeven verhogen. Het betreft o.a. uiterwaardvergravingen, dijkverleggingen, kribverlagingen, obstakelverwijdingen, het verlagen van het zomerbed en het inrichten van een tijdelijk waterbergingsgebied. Ook de bijdrage aan veiligheid door aanleg van vooroevers en kwelders worden in het deltaprogramma bezien.

16

  • a. Hoe verhoudt het pleit voor een actualisatie van de normen voor waterveiligheid en de aangekondigde mogelijke herijking van het beleid voor buitendijks bouwen zich tot het feit dat het nationaal waterplan nog vastgesteld moet worden? Kunt u aangeven waarom het nodig is om de besluitvorming over de nieuwe normen voor waterveiligheid, gepland voor 2017, naar voren te halen zodat deze nog in dit Deltaprogramma verwerkt kunnen worden? Hoe staat het tegen die tijd met de nog uit te werken risicobenaderingen waarop deze normering zal berusten? In hoeverre is de keuze om dit pas later te overwegen juist niet bewust genomen indertijd?

Naar aanleiding van het controversieel verklaren van het Nationaal Waterplan is in brieven van 10 maart 2010 (Kamerstuknummer 31 710, nr. 14) en 23 maart 2010 (Kamerstuknummer 37 110, nr. 15) aangegeven dat dergelijke beleidsonderzoeken worden voortgezet, omdat daarmee geen sprake is van het nemen van onomkeerbare besluiten. De onderzoeken vormen input voor nog volgende besluitvorming.

Vanwege de samenhang met de andere Deltabeslissingen heeft de Deltacommissaris in het «Deltaprogramma 2011» aangegeven het belangrijk te vinden dat het definitieve besluit over de waterveiligheidsnormen zal worden genomen in 2014. 2017 blijft staan als jaar van de juridische (wettelijke) verankering van de normen. Het kabinet heeft het belang van versnelde besluitvorming over de waterveiligheidsnormen onderschreven en daarbij aangegeven dat het uiteindelijke standpunt hierover afhankelijk is van de tussenresultaten van het Deelprogramma Veiligheid. Indertijd was een versnelde besluitvorming voor de waterveiligheidsnormen nog niet aan de orde. Vanwege de inzichten uit het Deltaprogramma over de samenhang tussen de verschillende Deelprogramma’s en de bijbehorende introductie van de Deltabeslissingen is dit nu wel het geval. Een latere overweging van de risicobenadering is niet aan de orde. De besluitvorming over de actualisering van de waterveiligheidsnormen zal al vanaf 2011 bij de principebeslissing worden gebaseerd op een risicobenadering. Momenteel worden hiervoor een op een risicobenadering gebaseerde Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) en slachtofferanalyses uitgewerkt.

17

Hoe wordt gegarandeerd dat in het kader van het programma Nieuwbouw en Herstructurering niet alleen een zeer uitgebreid en zorgvuldig proces wordt gevolgd, maar de uitkomsten daarvan ook daadwerkelijk verankerd worden in ruimtelijk beleid?

Het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering zal leiden tot een «deltabeslissing» in 2014. Deze kan de vorm krijgen van een nationaal beleidskader dat zal voorzien in ruimtelijke doelen en inrichtingsprincipes en ingaan op hiermee samenhangende juridische, financiële, bestuurlijke en communicatieve instrumenten. Een en ander kan vervolgens verankerd worden in beleid en waar nodig in regelgeving, zowel ruimtelijk als sectoraal (bijvoorbeeld AMvB Ruimte, 2e Nationaal Waterplan). Bij de voorbereiding wordt de praktijk nauw betrokken.

18

Behoort het opstellen van een handreiking ter ondersteuning van de kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkelingen in het IJsselmeergebied tot het takenpakket van de Deltacommissaris? Hoe draagt deze handreiking bij aan het doel van dit programma, namelijk het bepalen van de voorkeursstrategie voor een lange termijn peilbeheer?

De voorkeursstrategie voor een lange termijnpeilbeheer zal het resultaat zijn van een afweging tussen de maatschappelijke kosten en baten op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en de ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijkheden ter plaatse. De handreiking ruimtelijke kwaliteit die in 2011 zal worden opgesteld in samenwerking met provincies is een middel om buitendijkse ontwikkelingen in het gebied te toetsen op inpasbaarheid in het waterlandschap. Op die manier wordt bij de ontwikkelingen op korte termijn rekening gehouden met de mogelijke ontwikkelingen in het watersysteem op langere termijn. De verbinding tussen korte termijn maatregelen en het langere termijn perspectief is onderdeel van de opdracht van de Deltacommissaris.

19

Wordt in de opdracht aan de Deltacommissaris ook het onderzoek naar alternatieven voor peilverhoging van het IJsselmeer meegenomen?

Ja. Het Deltaprogramma voorziet in 2014 in een voorstel over het peilbeheer voor het IJsselmeer voor de langere termijn, gericht op de watervoorziening in Nederland en op de veiligheidsopgave in het gebied. In het MIRT-onderzoek dat hiervoor is opgestart worden alternatieven voor peilverhoging meegenomen

20

  • a. Onderschrijft het nieuwe kabinet de MIRT Onderzoeksopdrachten zoals die zijn verstrekt aan de Deltacommissaris? Zo nee, wat gaat er veranderen? In het licht van uw stelling dat MIRT Onderzoeken niet direct leiden tot een concrete investeringsbeslissing: waar is het budget, dat de komende jaren voor het Deltaprogramma is gereserveerd, voor nodig?

  • a. Ja, het nieuwe kabinet onderschrijft de MIRT Onderzoeksopdrachten. Deze worden onder verantwoordelijkheid van de betrokken bewindspersonen uitgevoerd. De Deltacommissaris zal vanuit zijn rol de voortgang en samenhang bevorderen en daarover rapporteren.

  • b. Het budget dat voor de komende jaren is gereserveerd voor het Deltaprogramma is voor de uitvoering van de MIRT-onderzoeken in de deelprogramma's en de organisatie. 

21

  • a. Kunt u aangeven in hoeverre de veronderstelling voor de maximale extreme afvoer van de Rijn op de lange termijn nog herzien kan worden, gezien het deltamodel dat ontwikkeld zal worden om meer uniform gebruik van berekeningen te bewerkstelligen? Deelt u de mening dat het onwenselijk is om uit te gaan van extreme afvoeren zolang er nog geen consensus in de wetenschap bestaat over de veronderstelde effecten van klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?

  • a. Het deltamodel dat in ontwikkeling is, heeft betrekking op Nederlands grondgebied. De afvoer van 18 000 m3/s bij Lobith in het jaartal 2100 is een uitgangspunt (input) voor het deltamodel en geen uitkomst van een berekening met het deltamodel. Het is dus niet zo dat de maximale extreme afvoer verandert door het werken met het deltamodel.

  • b.  Ik vind het wenselijk om in het belang van de veiligheid van burgers en bedrijven rekening te houden met een maximale afvoer van 18 000 voor de lange termijn om zo te voorkomen dat gebieden die later nodig zijn voor rivierafvoer worden volgebouwd en tevens na te denken over mogelijke toekomstige maatregelen voor waterveiligheid. Beleidsmatig wordt uitgegaan van een verwachte stijging van de afvoer van de huidige 16 000 tot 18 000 m3/s in 2100. Dit is overeenkomstig wetenschappelijke inzichten die ook in de PKB Ruimte voor de Rivier zijn gebruikt. Bij de PKB Ruimte voor de Rivier geldt een maximale afvoer van 18 000 reeds als streefbeeld. Het deltamodel gaat eveneens uit van  deze wetenschappelijke inzichten.

Als er nieuwe wetenschappelijke inzichten ontstaan m.b.t. de maximale afvoer dan zullen die verwerkt worden in het deltamodel.

22

Wat is de toegevoegde waarde van de kustvisie, in het licht van het feit dat de komende zes tot twaalf jaar het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het programma Zwakke Schakels Kust worden voortgezet?

De toegevoegde waarde is vooral het integrale en het lange termijn karakter van de visie. De kustvisie heeft tot doel om richting te geven aan de duurzame veiligheid en ruimtelijke ontwikkeling van de kust en is daarmee het referentiekader voor de daarna te nemen beslissingen op korte termijn. Daarbij is veiligheid de primaire insteek. De kustvisie moet onder meer antwoord geven op de volgende vragen: Welke strategie of strategieën zullen worden gevolgd om die delen van de kust die bestaan uit een harde wering of die harde elementen bevatten toekomstvast te maken? Zijn er reële kansen voor kustuitbreiding en hoe kunnen deze kansen benut worden? Hoe optimaliseren we de benutting van de mogelijkheden van ons Noordzeekustsysteem? Hoeveel zand is er de komende jaren nodig voor suppletie om de kust duurzaam veilig en stabiel te houden en op welke wijze en waar kan dit zand het beste gewonnen en aangebracht worden, rekening houdende met de kosten en met de effecten op onder meer ecologie en strandgebruik? De kustprovincies is gevraagd hun visie op de ruimtelijke ontwikkeling te geven. Daarbij speelt de economische positie van de kustplaatsen een belangrijke rol. Door het meenemen van die visies zal de nationale visie een ontwikkelingsrichting kunnen aangeven voor veiligheid in harmonie met de ruimtelijke en economische kwaliteit van de kust.

23

Wordt in het kader van het adaptief deltamanagement ook gekeken naar mogelijkheden voor kostenbesparing, door projecten ter verbetering van waterveiligheid te combineren met infrastructurele projecten en projecten voor recreatieve en landschappelijke en of economisch ontwikkeling in een gebied, bijvoorbeeld zoals die langs de Maas bij Ravenstein zijn te realiseren?

Ja. In het kader van adaptief deltamanagement wordt gekeken naar mogelijkheden voor kostenbesparing in fysieke ingrepen die nodig zijn in het kader van waterveiligheid en zoetwatervoorziening (ingrepen die mogelijk pas op lange termijn gerealiseerd hoeven te worden) door deze te combineren met fysieke ingrepen die om andere redenen nodig zijn (en vaak al op kortere termijn gerealiseerd moeten worden). Belangrijk daarbij zijn zowel het verband van de korte termijn ingreep met een of meerdere zogenaamde deltabeslissingen, en de kwantitatieve onderbouwing van de kostenbesparing in de waterveiligheid/ zoetwatervoorziening maatregel die door het combineren wordt gerealiseerd. Het principe van adaptief deltamanagement wordt ten behoeve van het Deltaprogramma 2012 nader uitgewerkt. Daarbij wordt kostenbesparing en een efficiënte inzet van de overheidsmiddelen betrokken.

24

  • a. Wordt over de toepassing van het experimenteerartikel, zoals opgenomen in de ontwerp deltawet Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening, volgend jaar gerapporteerd? Zo ja, welk doel dient die rapportage en waar zal de rapportage zich op richten?

  • b. Deelt u de mening dat het wenselijk is dat in dit Deltaprogramma juist meer over het Deltafonds wordt uitgewijd dan nu het geval is en dat hetgeen er nu staat sterk overeenkomt met wat de commissie Veerman twee jaar geleden al had aan gegeven? Zo nee, waarom niet?

  • c. Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse omvang van het Deltafonds in de periode 2011–2020? Deelt u de mening dat de financiële ruimte beperkt is en dat een scherpe prioriteitstelling nodig is, ook als dit zou betekenen dat de conclusie van de vele voorgestelde verkenningen uiteindelijk zou kunnen zijn dat projecten geen doorgang zullen vinden? Zo nee, waarom niet?

  • a. Het kabinet heeft de deltacommissaris gevraagd te verkennen hoe het experimenteerartikel optimaal ingezet kan worden voor de synergie van middelen. Het streven naar efficiency is belangrijk. Hierover zal in het tweede Deltaprogramma gerapporteerd worden. Over de daadwerkelijke toepassing wordt nog niet gerapporteerd; dat kan ook niet omdat de Ontwerp Deltawet Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening nog niet in het Parlement is behandeld en er dus nog geen Deltafonds is.

  • b. De instelling van het Deltafonds maakt onderdeel van genoemd wetsvoorstel uit. Nadat dit wetsvoorstel is aanvaard en tot wet is verheven, zal verder vorm worden gegeven aan de concrete invulling van het Deltafonds. Het gaat daarbij onder andere om de omvang, richting en voeding.

  • c. Over de omvang van het Deltafonds heeft het vorig kabinet besloten (het aanvullend beleidsakkoord van 25 maart 2009), dat het Deltafonds wordt voorzien van «een vaste, stabiele en substantiële voeding met tenminste vanaf 2020 1 miljard euro jaarlijks uit het reëel constant door te trekken Infrastructuurfonds». Vooruitlopend hierop is het de bedoeling om in de periode tot en met 2020 het Deltafonds te voeden met de beschikbare middelen uit het Infrastructuurfonds, die bestemd zijn voor water.

  • d. De financiële ruimte tot en met 2020 is inderdaad beperkt. Een scherpe prioriteitstelling is daarom nodig. Daarvoor zijn de gestarte MIRT-onderzoeken van groot belang.

Deze onderzoeken zullen ook een beeld schetsen van wanneer uitvoeringsprogramma’s volgend op deltabeslissingen moeten starten (zie vraag 25).

25

Zijn er ook nieuwe uitvoeringsprogramma's voorzien voor de periode 2015–2020 of starten deze pas na 2020?

Gegeven de beleidsdoelstellingen om de waterveiligheid en waterkwaliteit op orde te krijgen en houden, zijn er doorlopend uitvoeringsprogramma’s noodzakelijk. In elk geval is wettelijk voorzien dat er op afzienbare tijd een volgend Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP3) zal worden gestart, als vervolg op de resultaten van de Derde Toetsing. Daarnaast zal er als invulling van de Europese Kaderrichtlijn Water voor de periode 2015–2021 een nieuw Verbeterprogramma Waterkwaliteit opgesteld moeten worden. Verder moet nader bezien worden of en wanneer er uitvoeringsprogramma’s voortvloeien uit de te nemen deltabeslissingen in 2014. Zie verder ook antwoord op vraag 82 XII.

26

Kunt u aangeven waarom precies voor het aantal van vier «deltascenario’s» gekozen is, aangezien het doorrekenen van de in eerste instantie beschikbare zestien mogelijke scenario’s rekentechnisch niet haalbaar bleek? Kunt u hierbij ook inhoudelijk aangeven waarom uit de totale zestien mogelijkheden juist voor die specifieke vier «deltascenario’s» gekozen is?

Het is inderdaad technisch onhaalbaar om 16 verschillende scenario’s door te rekenen. Op basis van de KNMI-scenario’s en de WLO-scenario’s worden twee scenario’s opgebouwd die respectievelijk laten zien hoe groot de waterveiligheidsopgave kan worden met relatief snelle klimaatverandering en relatief sterke economische ontwikkeling en hoe groot die opgave kan worden met relatief langzame klimaatverandering en relatief zwakke economische ontwikkeling. Hetzelfde wordt gedaan voor de zoetwateropgave. Deze 4 deltascenario’s zijn te beschouwen als de «hoekpunten» van het gehele veld van alle 16 mogelijke combinaties van klimaatverandering (KNMI) en sociaal-economische ontwikkeling (WLO scenario’s).


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), voorzitter, Slob, A. (CU), Haverkamp, M.C. (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP), Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Sharpe, J.E.J.W. (PVV), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66),oOndervoorzitter, Huizing, M.E. (VVD) en Leegte, R.W. (VVD).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Koopmans, G.P.J. (CDA), Lucas, A.W. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Hijum, Y.J. van (CDA), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. Van (CDA), Karabulut, S. (SP), Agema, M. (PVV), El Fassed, A. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Boer, B.G. de (VVD) en Lodders, W.J.H. (VVD).

Naar boven