31 710
Deltaprogramma

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2008

Op 3 september 2008 heeft de Deltacommissie, een staatscommissie onder voorzitterschap van prof. dr. C.P. Veerman, het advies «Samen werken met water» uitgebracht. Aan de Deltacommissie is gevraagd advies uit te brengen over de bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het doet mij genoegen namens het kabinet u dit advies aan te bieden (bijlage)1. Tevens bied ik u hierbij de kabinetsreactie aan.

Dit betreft een reactie op hoofdlijnen. In het eerste Nationale Waterplan, dat in 2009 zal worden vastgesteld, zal een verdere uitwerking op maatregelenniveau plaatsvinden. De besluitvorming over een zo belangwekkend onderwerp vraagt immers een zorgvuldige aanpak en voldoende tijd. Het kabinet nodigt andere betrokkenen graag uit daarin mee te doen.

Het advies van de Deltacommissie: «Samen werken met water»

Om Nederland veilig en welvarend te houden adviseert de Commissie om de voorwaarden voor een koersvaste aanpak van de Delta te organiseren. Daarnaast geeft zij aan wat nodig is voor de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening in relatie tot andere gebruiksfuncties, zoals natuur, landbouw en scheepvaart en de ruimtelijke inrichting van de verschillende delen van Nederland.

De opgave die de Commissie schetst voor Nederland is urgent. Daarom adviseert de Commissie nu te beginnen en de tijd die ons gegeven is goed te benutten. We weten immers niet goed hoe snel of langzaam de klimaatverandering gaat.

De Commissie ziet een «zee van kansen» om de verschillende functies en belangen te combineren met de noodzakelijke aanpak van waterveiligheid en het zeker stellen van de zoetwatervoorziening. In het advies wordt een samenhangend pakket van aanbevelingen gepresenteerd om de klimaatverandering het hoofd te bieden. Met de aanbevelingen worden meerdere doelen gediend. De Commissie toont overtuigend aan dat we nu en later belangrijke keuzes moeten maken.

De Commissie heeft de visie uitgewerkt in een concreet Deltaprogramma waar al op korte termijn mee gestart kan worden; zonder een blauwdruk te willen geven voor de lange termijn. Daarnaast gaat de Deltacommissie specifiek in op de bescherming tegen overstromingen in Nederland: de waterveiligheid. In haar advies heeft de Commissie ook een uitvoeringsagenda opgenomen. Deze maakt onderscheid tussen de periodes vóór 2020, 2020–2050 en daarna.

NU STARTEN MET DE OPGAVE VAN OVERMORGEN

Met grote waardering heeft het kabinet kennisgenomen van het advies van de Commissie Veerman. De Commissie geeft een duidelijke visie. Deze visie verbindt de onderdelen van het advies, die dan ook niet los van elkaar kunnen worden gezien. Het kabinet onderschrijft deze samenhangende visie en heeft besloten het advies als uitgangspunt te nemen voor een verdere uitwerking. De voorgestelde aanpak is ambitieus maar ook realistisch.

Het advies is bijzonder waardevol, omdat het de opgaven voor het waterbeheer die voortvloeien uit zowel de klimaatverandering als de waterveiligheid in samenhang in beeld brengt. De opgave voor onze delta raakt niet alleen het watersysteem, waterveiligheid en de zoetwatervoorziening, maar ook de ruimtelijke inrichting en gebruiksfuncties als landbouw, visserij, natuur, recreatie, industrie, transport en stedelijke ontwikkelingen; vitale producten en diensten waarvan de samenleving afhankelijk is.

De aanpak voor de waterveiligheid is gericht op het leggen van verbindingen met de andere opgaven voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland (natuur, landbouw, waterbeheer, hittestress in steden, etc). Het kabinet kan zich vinden in deze uitgangspunten en in de argumenten die zijn aangereikt voor een samenhangende, anticiperende en integrale aanpak.

Visie voor een aantrekkelijk Nederland: ontwikkeling van welvaart en welzijn

Het kabinet heeft in zijn beleidsprogramma (2007) reeds aangekondigd dat het wil werken aan een duurzaam Nederland. Het kabinet zet zich in Nederland en in de internationale onderhandelingen dan ook sterk in op het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen, opdat we de klimaatverandering zo veel mogelijk kunnen beperken. Het project «Schoon en Zuinig» hanteert hierbij zeer ambitieuze doelstellingen ten aanzien van de emissiereductie in Nederland. Tegelijkertijd moeten we anticiperen op klimaatverandering. Het kabinet is verheugd met de brede aanpak van de Deltacommissie voor de bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dit sluit aan bij de kabinetsvisie op het waterbeleid, de Watervisie, die in september 2007 uitgebracht is. De delta Nederland, dat wil zeggen de kust en haar achterland, herbergt grote waarden, zowel ecologisch, economisch als maatschappelijk. Het is ondenkbaar dat we dit als Nederland zouden willen prijsgeven.

Het kabinet wil anticiperen op klimaatverandering en maatregelen nemen om een teveel en een tekort aan water zoveel mogelijk te voorkomen. Klimaatverandering biedt ook nieuwe kansen: de ontwikkeling van natuur, de voorziening van zoet water voor landbouw en drinkwater en de belangen van de scheepvaart kunnen gekoppeld worden aan de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem. In het Deltaprogramma doet de Commissie hiervoor concrete voorstellen.

Nederland blijft wereldtop

Werken aan het waterrijke Nederland van de toekomst betekent een stimulans voor de Nederlandse economie. Bovendien draagt het water bij aan een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving en natuur, en dus aan een goed vestigingsklimaat. Met het benutten van de nieuwe mogelijkheden en het anticiperen op de dreigingen wordt nieuwe kennis ontwikkeld. Deze kennis gebruiken we in de samenwerking met andere delta’s. Nederland toont zich hiermee solidair met andere deltalanden en laat zien zich pro-actief voor te bereiden op de gevolgen van klimaatveranderingen. Tevens biedt dit kansen voor het uitbouwen van de toonaangevende positie van de Nederlandse watersector in de wereld.

DE DAAD BIJ HET WOORD

Nederland moet voor toekomstige generaties aantrekkelijk blijven om in te wonen, werken, recreëren en investeren. Net als de Commissie vindt het kabinet het van belang om daadkracht te tonen en de continuïteit te borgen, om zo de opdracht die klimaatverandering met zich meebrengt het hoofd te bieden.

Dit vraagt om een vernieuwing in de aanpak. Verbindende nationale regie en regionale verantwoordelijkheid voor de uitvoering zijn noodzakelijk voor daadkrachtige besluitvorming en realisatie van een Deltaprogramma. Voor de uitwerking en uitvoering ziet het kabinet een samenwerking met de bestuurders van andere overheden. Deze moet georganiseerd gaan worden. Als voorbeelden ziet het kabinet hier de programma’s «Ruimte voor de Rivier» en «Randstad Urgent». Daarbij mag het samenspel met maatschappelijke en belangenorganisaties en de burgers van Nederland vanzelfsprekend niet ontbreken. Het kabinet wil ook het bedrijfsleven nauw betrekken bij de uitwerking van de voorgestelde ontwikkelingsrichtingen. Een voorbeeld hiervan is de publiek-private samenwerking rond de verbetering van de Afsluitdijk. Hier wordt gezocht naar multifunctionele oplossingen voor de renovatie van de Afsluitdijk, de kansen die zoet-zout overgangen bieden voor energiewinning en natuurontwikkeling en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De Deltacommissie heeft concrete voorstellen gedaan voor de politiek-bestuurlijke, financiële en juridische verankering. Het advies noemt een ministeriële stuurgroep, een Deltaregisseur, een Deltafonds en een Deltawet.

De aanbevelingen van de Deltacommissie zijn voor het kabinet richtinggevend voor nadere uitwerking en besluitvorming. De effecten van de voorgestelde maatregelen worden waar nodig nader in beeld gebracht.

In het Nationaal Waterplan, dat in 2009 wordt vastgesteld, wordt een uitvoeringsagenda gepresenteerd, gebruik makend van het Deltaprogramma van de Deltacommissie. Het advies zal voorts doorwerken in de Nationale Adaptatiestrategie Ruimte en Klimaat, de uitvoering van de Structuurvisie Randstad 2040, andere beleidstrajecten van de verschillende departementen (met name LNV en VROM) en in concrete uitvoeringsprojecten.

Het kabinet stelt een ministeriële stuurgroep in onder voorzitterschap van de minister-president en met vertegenwoordiging van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Financiën. In deze gezamenlijke aanpak heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de eerste verantwoordelijkheid en coördinatie. Teneinde een snelle opstart te maken, zal het ambtelijke interdepartementale traject onder leiding en regie van de directeur-generaal Water in gang gezet worden. De eerste prioriteit op de agenda is de uitwerking van de inhoudelijke, organisatorische, bestuurlijke, juridische en financiële vormgeving van het Deltaprogramma. Bij de uitwerking van het Deltaprogramma zal rekening worden gehouden met de bestuurlijke en financiële consequenties voor decentrale overheden. Om de continuïteit en samenhang van de aanpak ook op langere termijn te kunnen borgen, komt dit kabinet in 2009 met een ontwerp van een Deltawet. Deze wet zal de volgende onderwerpen bevatten: de juridische grondslag voor het Deltaprogramma, de taken en bevoegdheden van de Deltaregisseur en de wijze waarop een solide financiële basis geregeld wordt. Indien er meekoppeling met specifieke regionale of private ontwikkelingen mogelijk is, verlangt het rijk ook van decentrale overheden en private partijen een financiële bijdrage.

Met het realiseren van de aanbevelingen van de Deltacommissie blijft Nederland toonaangevend in de wereld als het gaat om veilig en duurzaam leven in een deltagebied.

HET ADVIES NADER BESCHOUWD

Omgaan met onzekerheden

Klimaatverandering stelt ons voor nieuwe opgaven. Onzekerheden spelen daarbij een belangrijke rol. Flexibiliteit behouden en vroegtijdig anticiperen op veranderingen zijn essentieel om opties voor de toekomst open te houden. Omgaan met onzekerheid vormt een belangrijk nieuw aandachtspunt in de besluitvorming en inzet van middelen. Het advies roept op tot een besluitvaardige aanpak waar het gaat om «no-regret»-maatregelen, maar met behoud van flexibiliteit om in te kunnen spelen op onzekerheden. Op die manier wordt een robuust beleid gevoerd.

Gevolgen klimaatverandering

De Commissie heeft in haar advies aangeven dat dit concreet betekent dat rekening moet worden gehouden met 0,65 tot 1,30 meter zeespiegelstijging in 2100 en 2 tot 4 meter in 2200. In deze schatting is het effect van bodemdaling meegenomen. De rivierafvoeren voor de Rijn en de Maas zullen ten hoogste 18 000 m3/s resp. 4 600 m3/s bedragen, terwijl nu nog rekening wordt gehouden met 16 000 resp. 3 800 m3/s. De stijgende zeespiegel, het indringen van zout water via rivieren en grondwater, de verminderde aanvoer van rivierwater en de extremere droogte zetten de zoetwatervoorziening van Nederland onder druk. Zonder adequate maatregelen zal dit leiden tot (schadelijke) gevolgen voor drinkwatervoorziening, landbouw, scheepvaart, natuur en (koel)water gerelateerde economische sectoren.

Waterveiligheid van het grootste belang

Het economisch, ecologisch en maatschappelijk belang van water voor Nederland is de afgelopen 50 jaar toegenomen en groeit de komende eeuw verder. Het beschermwaardige belang is groot, ook in termen van mensenlevens, en neemt de komende eeuw verder toe. Bovendien verandert het klimaat. De zeespiegel stijgt, wellicht sneller dan tot op heden werd aangenomen. De variaties tussen zomer en winter in rivierafvoeren nemen mogelijk toe. Het kabinet herkent hierbij de analyse van de Deltacommissie.

Het kabinet wil Nederland zo inrichten dat het voor de lange termijn zo veilig mogelijk blijft tegen overstromingen. Met de Watervisie was het kabinet reeds begonnen met de voorbereiding om het waterveiligheidsbeleid te actualiseren. Het advies van de Deltacommissie biedt handvatten om dit verder te gaan uitwerken.

Normering

De inzet is erop gericht om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Het kabinet kiest er dan ook voor om in de normering méér rekening te houden met het risico van slachtoffers. Het kabinet is van mening dat de kans dat mensen overlijden door een overstroming kleiner moet worden. In combinatie met de groei van de economie en de bevolking ten opzichte van 50 jaar geleden betekent dit dat de veiligheid verbetert1.

Het kabinet wil daarom een nieuwe normeringsystematiek voor de waterveiligheid uitwerken. Hierin wordt verwerkt een basisveiligheid voor ieder individu, een maatschappelijk aanvaardbaar risico gericht op grote groepen slachtoffers en een economisch optimaal veiligheidsniveau. Het kabinet stelt zich voor in 2011 een nieuwe normering te introduceren, nadat de gevolgen van de door de Deltacommissie voorgestelde factor 10 in beeld zijn gebracht. Bij de vijfde ronde toetsing van de waterkeringen (vanaf 2017) zal definitief met de nieuwe systematiek kunnen worden gewerkt. Het regelmatig actualiseren van normen is overigens noodzakelijk om Nederland ook voor de toekomst veilig te houden.

Preventie is belangrijkste pijler

Het kabinet zet in op het nemen van preventieve maatregelen om een overstromingsramp zoveel mogelijk te voorkomen. Een krachtige kustverdediging met zandsuppleties versterkt de veiligheid. In aanvulling op het beproefde concept van zandsuppleties is er ook aandacht voor de ontwikkeling van nieuwe innovatieve technieken, de pilot met de zogenaamde Zandmotor is hier een voorbeeld van. Bij dit concept wordt een grote hoeveelheid zand op een locatie aangebracht, waarna dit op natuurlijke wijze verspreid wordt langs de kust.

En ook de veiligheid langs de grote rivieren staat buiten kijf: het kabinet zet in op extra ruimte voor de rivier en extra sterke rivierdijken.

Innovaties in dijken: de Deltadijk

De Commissie geeft aan dat het concept van de «Deltadijken»2 een kans biedt voor het realiseren van extra veiligheid. Het kabinet onderschrijft de potenties van dit concept voor de beperking van gevolgen van eventuele overstromingen. Deltadijken zijn denkbaar in verschillende varianten. Bij de variant «brede dijken» spreekt met name de mogelijkheid van functiecombinaties aan. Voor die variant zijn ruimtelijke reserveringen nodig en moet worden gekeken naar de ruimtelijke gevolgen. De invulling van het concept«Deltadijk» is lokaal maatwerk.

De benodigde maatregelen voor de waterveiligheid wil het kabinet vóór 2050 gerealiseerd hebben. Daarna blijft actualisatie nodig. Werken aan de veiligheid vraagt continue aandacht.

Beperken van de gevolgen van een overstroming door zorgvuldige ruimtelijke planning

Het voorkómen van overstromingen is voor dit kabinet de belangrijkste pijler van het waterveiligheidsbeleid. Ons waterkeringenstelsel is internationaal gezien uniek. Ondanks de forse inzet op preventie is een overstroming echter nooit volledig uit te sluiten. Daarom zet het kabinet aanvullend in op het beperken van de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor de meest kwetsbare gebieden zal het kabinet voorwaarden opstellen voor nieuwbouw (inpassing en ontwerp) en bescherming (fysiek en organisatorisch middels rampenplannen) van vitale functies en kwetsbare objecten. Evenals de Deltacommissie is het kabinet van mening dat er op deze wijze verantwoord gebouwd en ontwikkeld kan worden in heel Nederland.

Inzet op rampenbeheersing

In de brief aan de Tweede Kamer over nationale veiligheid1 is bevestigd dat een forse inzet op preventie van groot belang is. De gevolgen van een overstromingsramp zijn immers groot. Mocht zo’n ramp zich toch voordoen, dan is een efficiënte rampenbeheersing essentieel. Dit kan slachtoffers en schade beperken. Met het Kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromingen (2006) is de basis gelegd om de rampenbeheersing op orde te krijgen. De veiligheidsregio’s en het ministerie van BZK coördineren de rampenbeheersing.

In de periode 2007–2008 heeft de Taskforce Management Overstromingen (TMO) een impuls gegeven aan het op orde krijgen van de rampenbeheersing bij overstromingen. In november aanstaande zal de landelijke oefening Waterproof als een belangrijk sluitstuk daarvan plaatsvinden. De resultaten en aanbevelingen die hieruit volgen, worden benut om de organisatie verder te verbeteren en te borgen.

Internationale samenwerking

Het kabinet is overtuigd van het belang van internationale samenwerking. Nederland is gelegen aan de monding van een aantal grote rivieren, die hun bron hebben in andere landen. Naar analogie van de Kaderrichtlijn Water wordt ook voor waterveiligheid gewerkt aan een grensoverstijgende stroomgebiedsbenadering. Met de Richtlijn Overstromingsrisico’s heeft de EU hieraan structureel vervolg gegeven. In deze richtlijn zijn de risicobenadering en het niet-afwentelen leidende principes geworden bij het maken van afspraken inzake overstromingsrisicobeheer. De richtlijn vereist dat lidstaten risico- en gevaarkaarten en overstromingsrisicobeheerplannen opstellen. Het overstromingsrisicobeheer zal zowel gericht zijn op preventieve maatregelen als op maatregelen ter beperking van de gevolgen van een overstroming. Concreet betekent dit dat Nederland afspraken maakt over hoogwaterbeschermingsmaatregelen met alle landen in de vier stroomgebieden, in het bijzonder met Vlaanderen, Wallonië en Duitsland.

Deltaprogramma

De Commissie geeft voor een aantal gebieden een concrete ontwikkelingsrichting aan.

Het kabinet hanteert de voorstellen van de Commissie als richtinggevend voor nadere uitwerking en besluitvorming. Het Deltaprogramma is nodig om nationaal de koers vast te houden. Het kabinet wil dit programma in samenhang en gezamenlijk met partners verder uitwerken. In planstudies zullen de effecten zoals kosten-baten en gevolgen voor natuur en landschap (Natura 2000, EHS) in beeld worden gebracht teneinde een kabinetsbesluit te kunnen nemen. In het Nationaal Waterplan zal worden aangegeven welke (’no-regret’) acties op korte termijn (tot 2020) nodig zijn, welke maatregelen nu voorbereid moeten worden voor de periode 2020–2050 en welke zaken pas na 2050 besluitvorming vergen.

AANBEVELINGEN PER GEB IED

Hollandse Kust

Het kabinet deelt de visie van de Commissie, dat zandsuppletie voor de kust (voor Zeeland, Holland en de Waddeneilanden) de meest kosteneffectieve manier is om de veiligheid van het achterliggende land te borgen en tegelijkertijd mee te groeien met de klimaatveranderingen.

Het kabinet zal zandwinlocaties reserveren om te zorgen voor voldoende zand voor de komende 100 jaar. Een onderzoek naar de ecologische effecten op land en in zee en de kansen voor visserij is hierbij nodig.

Het kabinet deelt het standpunt van de Commissie, dat er uit oogpunt van veiligheid geen directe noodzaak is tot eilanden voor de kust. Mogelijk zijn eilanden voor de kust wel wenselijk vanuit andere functies of doelstellingen, zoals energieproductie. Het kabinet heeft marktpartijen uitgenodigd een business case te ontwikkelen.

Waddengebied (Waddenzee, Waddeneilanden en kust Noord-Nederland)

De Commissie geeft aan dat de zandsuppleties langs de Hollandse kust ook een positief effect hebben op het Waddengebied om mee te groeien met zeespiegelstijging. Het kabinet volgt het advies van de Commissie op om de ontwikkelingen in het Waddengebied te monitoren, in een internationale context.

De veiligheid van de Noord-Nederlandse kust en de dijkringen op de Waddeneilanden moet geborgd blijven. De waterkeringen van de eilandpolders moeten worden verbeterd of er moet op termijn worden overgestapt naar een meer hoogwaterbestendige inrichting. Binnen de randvoorwaarde van veiligheid zal aandacht zijn voor de bijzondere natuurwaarde van het Waddengebied.

Rivierengebied

De Commissie geeft in haar advies aan dat de programma’s «Ruimte voor de Rivier» en «Maaswerken» onverwijld moeten worden uitgevoerd. Daarbij moeten ruimtelijke reserveringen gemaakt worden om 18 000 m3/s resp. 4 600 m3/s af te voeren1. Ook moet de primaire functie voor het winterbed voor de afvoer van rivierwater behouden blijven.

Het kabinet ziet in deze opvatting een bevestiging van zijn koers en zal deze voortvarend voortzetten. De uitvoering van «Ruimte voor de Rivier» wordt op de ingezette lijn voortgezet. Maatregelen afgestemd op de maximale afvoeren die de Commissie hanteert, zijn op korte termijn niet nodig. Echter waar zinvol (effectief) en mogelijk kan binnen de huidige programma’s worden geanticipeerd op een maximale afvoer van 18 000 m3/s resp. 4 600 m3/s, bijvoorbeeld door ruimtelijke reserveringen. Ook kunnen op bepaalde locaties mogelijk toekomstvaste maatregelen nu worden uitgewerkt en uitgevoerd. Hiertoe dient een integrale beoordeling plaats te vinden. Waar mogelijk vindt koppeling met de (uitvoering van) het natuurbereid plaats.

Net als is gedaan voor de Rijn, zal ook voor de Maas in samenwerking met de regio de uitwerking van maatregelen, anticiperend op een hogere afvoer, ter hand worden genomen.

Rijnmond

De Deltacommissie adviseert onderzoek te doen naar keringsconstructies die zowel open als dicht kunnen staan en die het Rijnmondgebied bij hoogwater kunnen afsluiten. De Commissie beveelt aan om extreme afvoeren van de Rijn en Maas naar de Zuidwestelijke Delta te geleiden. Zo kan het Rijnmondgebied veiligheid worden geboden en wordt tegelijkertijd een aantrekkelijk stadsfront en natuurontwikkeling gerealiseerd. Vanwege de zoutwaterindringing via de Nieuwe Waterweg moet zoet water voor West-Nederland, onder andere voor land- en tuinbouw, vanuit het IJsselmeer worden aangevoerd. De infrastructuur moet hiervoor worden aangepast. Bovendien moet er ruimte komen voor lokale berging. Deze aanbevelingen voor de Rijnmond ondersteunen de visie van het kabinet zoals verwoord in de structuurvisie Randstad 2040.

Het kabinet steunt de aanbeveling van de Deltacommissie om op korte termijn nader onderzoek te doen naar deze variant «afsluitbaar open Rijnmond». Hierbij zal rekening worden gehouden met de functie van de Mainport Rotterdam en met de wens om een veilig investeringsklimaat te behouden.

IJsselmeer

De Deltacommissie geeft terecht aan dat zoet water van groot belang is voor Nederland. Het IJsselmeer is onze grootste zoetwatervoorraad. De Commissie wil het peil van het IJsselmeer maximaal 1,5m verhogen, zodat tot na 2100 onder vrij verval kan worden gespuid op de Waddenzee. Het IJsselmeer behoudt hiermee zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor de noordelijke helft van Nederland, maar ook voor West-Nederland. Dit laatste wordt van belang vanwege de dieper indringende zouttong in de Nieuwe Waterweg.

Om de waterveiligheid te borgen zijn maatregelen nodig zoals dijkversterkingen, aanpassing kunstwerken en de Houtribdijk. De realisatie van de maatregelen kan geleidelijk gebeuren, zodat rond 2050 een zo groot mogelijke zoetwatervoorraad aanwezig is. Onderzocht moet worden welke maatregelen nodig zijn in de benedenloop van de IJssel en het Zwarte Water bij een toename van het IJsselmeerpeil met maximaal 1,5 meter.

Het kabinet kan zich vinden in de overwegingen die de Deltacommissie geeft in haar advies, waarin waterveiligheid, zoetwatervoorziening, natuur, ruimtelijke ontwikkelingen, economie integraal zijn afgewogen. Het kabinet onderschrijft de keuze voor het IJsselmeer als zoetwaterreservoir en de vergroting van de opslagcapaciteit. Daarin past de keuze voor verschillende peilen in het IJsselmeer en Markermeer, waarmee ecologische en economische kansen in het Markermeer ontstaan en de zoetwateropgave in het IJsselmeer gediend wordt. Derhalve zal het kabinet onderzoeken welke mate van peilverhoging in het IJsselmeer noodzakelijk is, welke consequenties dat heeft en welke aanvullende maatregelen mogelijk en nodig zijn in de IJsseldelta. In de komende 50 jaar zullen geleidelijk aan de hiervoor benodigde acties worden uitgevoerd.

Zuidwestelijke Delta

De Deltacommissie geeft in haar advies aan dat het voor de Westerschelde van belang is om het huidige beheer te continueren. Concreet betekent dit het handhaven van de dynamiek in het estuarium en het zekerstellen van de vaarroute naar Antwerpen. Gelet op de stijging van de zeespiegel zullen in het kader van de waterveiligheid de dijken moeten worden versterkt.

Daarnaast wordt geadviseerd om de levensduur van de Oosterscheldekering te verlengen. Ook geeft de Commissie aan dat de zandhonger in de Oosterschelde in de tussentijd te bestrijden is door zandsuppleties en op termijn te zorgen voor herstel van de getijdenwerking. De Commissie ziet ecologische argumenten om op de lange termijn het estuarium volledig open te stellen. Openstelling biedt kansen voor natuur en visserij. Alvorens besluitvorming kan plaatsvinden, is nader onderzoek nodig. De resultaten van de lopende pilot-suppletie worden afgewacht. Voorts wordt onderzoek gestart naar versterking van de waterkeringen, aangezien het openstellen van het estuarium gevolgen heeft voor de veiligheid.

De Deltacommissie geeft aan dat het Volkerak-Zoommeer moet worden ingericht om in tijden van extreme rivierafvoeren tijdelijk rivierwater op te vangen. Tevens geeft de Commissie aan dat het laten ontstaan van een zoutgradiënt goed is voor de natuur en de waterkwaliteit, in combinatie met alternatieve zoetwatervoorziening voor de landbouw. De Commissie adviseert verder om bij de uitwerking na te gaan hoe het beprijzen van water een rol kan spelen. Dit stimuleert niet alleen innovaties in de landbouw, bijvoorbeeld door met minder zoet water te werken of geleidelijk op andere teelten of aquacultuur over te stappen, maar ook in de waterbehandeling.

Het kabinet herkent zich in deze visie op de Zuidwestelijke Delta.

Ontwikkelingen in buitendijkse gebieden

De Commissie geeft aan dat bij nieuwe ontwikkelingen in buitendijkse gebieden de afvoercapaciteit en toekomstige peilopzet van meren niet mogen worden belemmerd. Bewoners en gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van gevolgenbeperkende maatregelen.

Deze aanbeveling onderschrijft het huidige kabinetsbeleid. Het kabinet deelt verder de opvatting van de Commissie dat de rijksoverheid een faciliterende rol heeft op het gebied van voorlichten, informeren en waarschuwen. De beoordeling van de feitelijke veiligheidssituatie is een taak van de regionale en lokale overheden.

CONCLUDEREND

Nederland is innovatief en kapitaalkrachtig genoeg om te kunnen anticiperen op de klimaatverandering en de economische ontwikkelingen. Het getuigt dan ook van verantwoord bestuur als we de zaak niet op de lange baan schuiven, maar de ons gegeven tijd goed gebruiken. Deze uitdaging kan en wil het Rijk niet alleen aangaan. Daar zijn andere overheden bij nodig: gemeenten, provincies en waterschappen. Maar ook bedrijven, maatschappelijke organisaties en de inwoners van dit land.

Het advies geeft een enorme impuls aan onderzoek, onderwijs, bewustzijn, de sector en de uitvoering. Met een nieuwe Deltawet en nieuw Deltaprogramma kan Nederland voor tientallen jaren aan de slag.

Klimaatverandering raakt heel Nederland. De waterveiligheid én de zoetwatervoorziening, maar ook de ontwikkeling van natuur, landbouw, infrastructuur, mainports en stedelijke ontwikkeling. Daarom zijn investeringen in integrale oplossingen nodig. De strategie zal er op erop gericht zijn om water, natuur en landschap in de Nederlandse delta te verbinden met de opgaven op het gebied van klimaatbestendigheid, economie en verstedelijking. Het Groene Hart is hier een voorbeeld van.

Klimaatverandering kan gezien worden als dreiging, maar ook als iets wat kansen biedt. Het kabinet streeft ernaar dat Nederland de veiligste delta ter wereld blijft, ook met de verwachte klimaatveranderingen. Zo zal onze watersector toonaangevend in de wereld blijven.

In het bewustzijn dat leven tussen zee en rivier geen vanzelfsprekendheid is, bouwen we samen aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland waarin ook onze kinderen een veilig en gelukkig bestaan kunnen opbouwen. En blijven we gebruik maken van de kansen die het water ons al eeuwen biedt.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Deze benadering is vergelijkbaar met die bij andere activiteiten met kans op slachtoffers, zoals industriële installaties, opslag en transport van gevaarlijke stoffen en luchtverkeer.

XNoot
2

Waterkeringen die zo ontworpen zijn dat ook bij zeer extreme omstandigheden geen ongecontroleerde overstromingen optreden.

XNoot
1

TK, vergaderjaar 2007–2008 30 821, nr. 6.

XNoot
1

Deze ruimte is nodig voor verdere rivierverruimende maatregelen langs de IJssel en de Waal en voor dijkversterkingen langs de IJssel, de Waal en de Merwede die noodzakelijk worden bij een afvoer van 18 000 m3

/s.

Naar boven