31 700 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009

nr. 152
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2009

Hierbij bied ik u mede namens mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de voortgangsrapportages aan over de uitvoering van het programma Versterking Opsporing en Vervolging, die ik ontving van het Openbaar Ministerie, de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).1 Tevens voeg ik bij de rapportage«Procesaudit Versterkingsprogramma Opsporing en Vervolging» van genoemde organisaties.1 In deze brief licht ik genoemde stukken toe en informeer ik u tevens over de verbetermaatregelen die de Rechtspraak uitvoert ten aanzien van de strafrechtspraak.

De voortgangsrapportages

De voortgangsrapportages hebben betrekking op de implementatie van de maatregelen waartoe in 2005 is besloten om de kwaliteit van opsporing en vervolging te verbeteren. Zowel bij het Openbaar Ministerie, als bij de politie en het NFI zijn goede vorderingen gemaakt met de uitvoering. De in het versterkingsprogramma uitgezette lijnen worden gevolgd en de implementatie van de verschillende maatregelen en producten ligt grotendeels op schema. Daarnaast blijkt uit de rapportages dat de belangrijkste maatregelen uit het programma inmiddels stevig zijn verankerd in de bestaande structuren. Dat neemt niet weg dat bij alle betrokken organisaties nog steeds verbeteringen nodig zijn. De voortgangsrapportages en de gezamenlijke aanbiedingsbrief maken daar melding van.

Aandachtspunten voor de politie zijn de beschikbare capaciteit voor de te volgen opleidingen, de zorg voor de selectie en plaatsing van hoger opgeleid personeel, aangeduid als doorstromers en zij-instromers en het beslag dat de opleidingen leggen op de capaciteit voor de uitvoering. In verband hiermee is de periode waarin uitvoerende en leidinggevende recherchemedewerkers worden opgeleid verlengd tot 2012.

Het NFI bewerkstelligt een omslag in denken en werken op het gebied van forensisch onderzoek door, in samenspraak met de ketenpartners, sterk de nadruk te leggen op kwaliteit van onderzoeksvragen en -rapportages en op prioritering van aanvragen en verkorting van levertijden.

Bij brief van 27 oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 VI, nr. 20) en tijdens het begrotingsonderzoek op 30 oktober 2008 heb ik toegezegd een visie te zullen geven op de toekomstige organisatie van het forensisch onderzoek. Bij afzonderlijke brief zal ik u hierover informeren.

De procesaudit

Met veel waardering heb ik kennisgenomen van de procesaudit die door de drie organisaties gezamenlijk is opgesteld. Deze audit geeft blijk van een kritische beschouwing, niet alleen van het functioneren van de betrokken organisaties zelf, maar ook van de onderlinge samenwerking en de effecten daarvan. Ik stel het op prijs dat de ketenpartners er blijk van geven niet alleen serieus werk te maken van de implementatie van het versterkingsprogramma, maar ook kritisch blijven op de kwaliteit van de uitvoering van de maatregelen, eventuele knelpunten en mogelijke verbreding van toepassing in hun organisaties.

De procesaudit is vooral gericht op de onderlinge samenwerking tussen het Openbaar Ministerie, de politie en het NFI. Hiertoe zijn vitale raakvlakken gedefinieerd, waarvoor kwaliteitseisen zijn geformuleerd in de vorm van normen die zijn gebruikt voor het toetsen van het functioneren van de samenwerking in een Team Grootschalige Opsporing, het Overleg Vorming Procesdossier, de regionale stuurploeg, de Forensische Samenwerking in de Opsporing (FSO) en de forensische intake gesprekken (FIT). Op alle onderdelen worden in het rapport vele ervaringen, waarderingen, best practices en aandachts- en verbeterpunten genoemd. De procesaudit sluit niet af met een aantal algemene aanbevelingen, maar stelt de organisatieonderdelen in staat te kiezen welke van de best practices en aandachts- en verbeterpunten zij overnemen. De drie ketenpartners zullen mij eind van dit jaar berichten hoe zij zich de borging voorstellen van de maatregelen die uit het versterkingsprogramma zijn voortgekomen. Ik zal u in de eerste helft van 2010 informeren over de afronding van het versterkingsprogramma, de borging van de behaalde resultaten en de wijze waarop aan vervolgmaatregelen vorm zal worden gegeven. Het ligt voor de hand dat ook na voltooiing van het onderhavige programma onverkort gestreefd zal worden naar voortzetting van de kwaliteitsverbetering in de strafrechtelijke keten.

Stand van zaken bij de Rechtspraak

Het programma Versterking Opsporing en Vervolging bevat geen maatregelen die betrekking hebben op de strafrechtspraak. De Rechtspraak geeft – parallel aan en in aansluiting op de hierboven beschreven activiteiten van pVOV – uitvoering aan een eigen programma: «Strafsector 2010» dat tot aan het eind van dit jaar loopt.

Het doel van dit programma is om een verdergaande impuls te geven aan de verbetering van de balans tussen kwantiteit en kwaliteit in de strafrechtspraak. Deskundigheidsbevordering en de verbetering van bewijs- en strafmotivering zijn daarbij belangrijke speerpunten. Bij de Rechtspraak leeft de overtuiging dat een betere opleiding, meer alertheid als het gaat om deskundigenbewijs, kritischer inzicht in de eigen beperkingen en die van de deskundigen veel kunnen bijdragen aan een betere strafrechtspleging. Het programma omvat een veelheid van activiteiten, waarvan ik er hier enkele noem.

In het eerste kwartaal 2009 is het «Handboek deskundigen voor de strafrechter» verschenen, dat uitgebreide praktische en juridische informatie geeft over de inschakeling van en omgang met deskundigen. Het handboek biedt de strafrechter voorts diverse methoden om forensisch-wetenschappelijk onderzoek te analyseren en te waarderen. Bij de ontwikkeling van het handboek is nadrukkelijk samenwerking gezocht met de wetenschap, het NFI én Stichting Studiecentrum Rechtspleging, zodat het ook voor opleidingsdoeleinden kan worden ingezet.

Het project ter verbetering en verduidelijking van de bewijs- en strafmotivering in vonnissen (Promis), is in het voorjaar geëvalueerd en blijkt zijn belofte waar te maken. Promis leidt niet alleen tot een betere motivering van de strafuitspraken, maar vooral ook tot een aanscherping van de juridisch-inhoudelijke analyse van de zaak en van het debat in raadkamer. Promis levert zo een belangrijke bijdrage aan de toenemende maatschappelijke behoefte om inzicht te krijgen in de gronden die de rechter voor zijn beslissingen aanvoert (explicatiefunctie) en voldoet daarnaast aan de controle- en inscherpingsfunctie (zijn de bewijsregels op juiste wijze nageleefd en heeft de rechter op juiste gronden tot zijn overtuiging kunnen komen). De Rechtspraak streeft naar een volledige invoering van het Promismodel binnen enkele jaren.

In nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie en de advocatuur en in afstemming met andere partijen zoals de reclassering is begin 2009 het Strafprocesreglement vastgesteld, dat termijnen en processuele kaders geeft, en een belangrijke bijdrage levert aan een efficiënt, effectief en transparant verloop van vervolging en berechting. Op het terrein van zelfreflectie wordt meer gebruik gemaakt van coaching en wordt geëxperimenteerd met diverse vormen van intervisie.

Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundige

Een van de uitkomsten van het pVOV is de instelling van een deskundigenregister dat de officier van justitie en de strafrechter een steun in de rug biedt bij het benoemen van deskundigen. In dat kader voorziet de Wet deskundige in strafzaken (Staatsblad 2009, 33) in de instelling van een landelijk openbaar register van gerechtelijke deskundigen, dat wordt beheerd op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze. Bij deze algemene maatregel van bestuur wordt het orgaan, te weten het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundige (NRGD), ingesteld dat met deze taak is belast. Het bureau van het NRGD begint op 1 juli dit jaar met haar werkzaamheden die ertoe leiden dat deskundigen in het register worden ingeschreven. De algemene maatregel van bestuur zal met genoemde wet in werking treden op 1 januari 2010.

Experiment raadsman bij politieverhoor

Bij brief van 15 april jl. (Kamerstukken II 31 700 VI, nr. 117, par 4.2) heb ik u in het kader van mijn standpunt over uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) inzake de raadsman bij het politieverhoor geinformeerd over het lopende experiment raadsman bij het politieverhoor dat in 2010 zal worden afgerond. In aanvulling daarop kan ik u berichten dat inmiddels in 38 zaken 73 verhoren in aanwezigheid van een raadsman hebben plaatsgevonden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven