31 549 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en andere onderwerpen

L BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2012

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel nationale visa en enkele andere onderwerpen op 14 mei jl., heeft de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel toegezegd samenwerkingsmogelijkheden met (ambassades uit) andere landen te bezien bij het aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het land van herkomst. De discussie in de Eerste Kamer met de leden Schrijver (PvdA) en Strik (GroenLinks) richtte zich vooral op situaties in conflictgebieden, waar geen Nederlandse vertegenwoordiging is gevestigd. Reizen naar een Nederlandse vertegenwoordiging in een buurland om de mvv-aanvraag in te dienen kan in een dergelijk gebied lastig zijn. Tijdens het debat kwam de vraag naar voren of het mogelijk is samen te werken met andere landen, waarvan de ambassades bijvoorbeeld nog wel open zijn. Het ging daarbij in het bijzonder om nareizende gezinsleden van asielstatushouders. De genoemde leden zien samenwerking als mogelijke oplossing voor het gesignaleerde probleem.

Onderstaand ga ik in op de aspecten waarmee bij samenwerking met andere ambassades rekening moet worden gehouden. Hierbij is er een onderscheid te maken tussen samenwerking op het gebied van Schengenvisa en samenwerking met betrekking tot het behandelen van mvv-aanvragen.

Schengenvisa

In landen waar Nederland geen ambassade heeft, worden voor afgifte van Schengenvisa veelal vertegenwoordigingsafspraken gemaakt met een andere ter plaatse aanwezige Schengenlidstaat. Voor afgifte van het visum kort verblijf gelden in alle Schengenlanden dezelfde voorwaarden. De financiering is eenduidig geregeld. Als Nederland een vertegenwoordigingsafspraak heeft met het andere Schengenland int het andere Schengenland het vastgestelde legesbedrag ter dekking van de kosten van dienstverlening.

Machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)

Voor de mvv-procedure is deze samenwerking lastiger te realiseren. Een mvv is een nationaal visum en de voorwaarden en procedures zijn per land verschillend. Bovendien zijn mvv-procedures veelal tijdrovend, ook voor de ambassades ter plekke, en zeker als het gaat om mvv-aanvragen van nareizende gezinsleden van asielstatushouders.

Wanneer de mvv-procedure door een andere ambassade wordt overgenomen moeten in ieder geval de volgende aspecten geborgd zijn door de andere ambassade:

  • Op de ambassade wordt de identiteit vastgesteld en worden de documenten en het verblijfsdoel gecheckt door middel van een interview. De ambassade moet op de hoogte zijn van de Nederlandse verblijfsdoelen en de daaraan verbonden eisen.

  • Buitenlandse (bron)documenten moeten gelegaliseerd worden. Er zullen afspraken moeten worden gemaakt met gemeenten en andere instellingen in Nederland, dat zij documenten accepteren die niet door een Nederlandse vertegenwoordiging zijn gelegaliseerd.

  • De betreffende ambassade zal moeten worden toegerust met apparatuur om inburgeringsexamens af te nemen. Gelet op de vereiste beveiliging vergt dit bouwkundige aanpassingen om goede examenruimten te creëren. De begeleiding van een examen vergt ongeveer twee uur van een ambassademedewerker.

  • Bij nareizende gezinsleden moet DNA worden afgenomen als er sprake is van een biologische band en vinden identificerende gehoren plaats op de ambassade. Dit zijn procedures die veel tijd vergen en met zeer veel zorgvuldigheidseisen omgeven zijn. Voor een identificerend gehoor moet veelal een gekwalificeerde tolk worden ingehuurd. Voor het afnemen van gehoren vindt nu geen kostenverrekening plaats tussen de IND en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Wanneer een andere ambassade deze taak zou overnemen, zal dit ongetwijfeld anders zijn.

  • Visa en mvv-aanvragen worden ingevoerd in het visum informatie systeem (NVIS) dat een link heeft met het computersysteem van de IND, zodat mvv-aanvragen worden verzonden naar de IND ter beoordeling. De visacomputers van andere ambassades zouden toegang moeten krijgen tot het IND computersysteem.

  • Daarnaast zal er een grondig onderzoek moeten plaatsvinden naar de juridische (on)mogelijkheden van een dergelijke vergaande samenwerking.

De ambassade die deze werkzaamheden namens Nederland verricht, zal hiervoor ongetwijfeld een financiële compensatie willen ontvangen. Dit brengt met zich mee dat de financiering anders geregeld zal moeten worden dan nu het geval is.

Daarbij komt dat wanneer de Nederlandse ambassade sluit vanwege een onveilige en/of oorlogssituatie dit ook voor veel andere landen zal gelden. Dit beperkt de mogelijkheden tot samenwerking aanzienlijk.

Conclusie

Ik concludeer dat samenwerking met andere landen betreffende de afhandeling van mvv-aanvragen niet zonder meer kan plaatsvinden gelet op de aspecten die hierbij in aanmerking moeten worden genomen. Het ligt op voorhand niet voor de hand om een mvv-aanvraag door een ander land te laten behandelen, als Nederland in een bepaald land (tijdelijk) geen ambassade heeft.

Wel wordt er nu in Addis Abeba een haalbaarheidsstudie opgestart naar een «Common application centre» om in nareisprocedures samen te werken. Dit haalbaarheidsonderzoek bevat elementen die mede van belang kunnen zijn voor samenwerking met andere ambassades, zoals hierboven beschreven. Denk aan juridische grondslag en juridische grenzen, identiteitsvaststelling, technische voorwaarden en financiële consequenties. Maar ook draagvlak speelt een grote rol.

Alvorens verder onderzoek te doen naar verdere samenwerking tussen ambassades wil ik de uitkomsten van dit haalbaarheidsonderzoek afwachten en ik zal uw Kamer eind 2013 hierover nader infomeren.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven