31 533
Unie voor Mediterrane regio

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2008

Naar aanleiding van uw brief van 3 juli jl. (kenmerk 08-BuZa-B-097) waarin u liet weten te hebben besloten een schriftelijk overleg met de regering te voeren over de inzet van de regering bij de bijeenkomst van de staats- en regeringsleiders in het kader van de Mediterrane Unie te Parijs op 13 juli a.s., bieden wij u hierbij graag een notitie aan terzake.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Notitie inzake de Unie voor de Mediterrane regio

Algemeen

Tijdens de aanstaande EU-Mediterrane Top op 13 juli 2008 in Parijs zal het Franse initiatief voor oprichting van een Unie voor de Mediterrane regio officieel worden gelanceerd. Voornaamste doelstelling van de Unie voor de Mediterrane regio is om de betrekkingen met de voor de EU belangrijke Mediterrane regio te intensiveren en naar een hoger niveau te tillen. Dit past tevens binnen de doelstellingen van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) dat gericht is op het bevorderen van een ring van welvarende en stabiele staten rondom de Unie. De interne veiligheid van de EU wordt hierdoor immers in belangrijke mate mede bepaald. De Unie voor de Mediterrane regio kan een waardevolle bijdrage leveren ten aanzien van onderwerpen als duurzame ontwikkeling, georganiseerde misdaad, epidemieën en energievoorzieningszekerheid, die alle van grote betekenis zijn voor de veiligheid en stabiliteit binnen de Unie, en daarmee voor de burgers.

Sinds 1995 biedt het Barcelona proces voor de zuidelijke buurlanden1 van de Europese Unie reeds het regionale kader voor de Euromediterrane samenwerking. De regering heeft het Barcelona proces altijd beschouwd als een waardevol raamwerk voor samenwerking op het gebied van stabiliteit en veiligheid, democratiseringsprocessen, economische ontwikkeling, de positie van de vrouw, onderwijs en migratievraagstukken. Het is daarnaast het enige regionale forum waar naast de EU en Turkije, ook Israël en de Arabische landen met elkaar om de tafel zitten. Aanleiding voor het Franse initiatief was de constatering dat het Barcelona proces zijn werkelijke potentieel nog altijd niet had bereikt. Redenen hiervoor waren vooral dat het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn schaduw blijft werpen over de samenwerking in dit kader evenals uiteenlopende verwachtingen van de zijde van de EU enerzijds en de Mediterrane partners anderzijds. De Unie voor de Mediterrane regio wil voorkomen tegen dezelfde struikelblokken op te lopen als het huidige Barcelona proces door meer aandacht te richten op projectmatige samenwerking en meer zeggenschap en eigenaarschap te geven aan de Mediterrane buurlanden.

In de oorspronkelijke Franse plannen voor het opzetten van een Unie voor de Mediterrane regio was het de bedoeling deze los van het Barcelona proces te ontwikkelen en was volwaardig lidmaatschap alleen bedoeld voor Mediterrane landen binnen en buiten de EU. Voor de overige EU lidstaten waaronder Nederland was waarnemerschap voorzien, inclusief deelname aan de politieke dialoog en aan de diverse projecten. Deze opzet leidde tot veel kritiek, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat tijdens de Europese Raad van 13–14 maart 2008 werd besloten om de Unie voor de Mediterrane regio te integreren in het Barcelona proces. Hierdoor worden alle huidige deelnemers aan het Barcelona proces automatisch lid van de Unie voor de Mediterrane regio, inclusief alle lidstaten van de EU.

Eind mei 2008 publiceerde de Europese Commissie vervolgens een Mededeling met voorstellen voor inhoudelijke en institutionele vormgeving van wat voortaan zou heten «Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane regio». De verworvenheden van het Barcelona-proces blijven behouden maar in de verwachting dat het Franse initiatief een nieuw politiek elan zal geven aan een proces waarvan de waarde doorgaans niet in twijfel wordt getrokken maar de vitaliteit soms wel. Mede met het oog hierop is het de bedoeling dat de Mediterrane partnerlanden meer zeggenschap krijgen op projectmatig, organisatorisch en institutioneel gebied. In dit verband wordt voorgesteld de Unie voor de Mediterrane regio te laten functioneren onder een gedeeld EU-Mediterraan co-voorzitterschap en wordt gesproken over het opzetten van een apart secretariaat en een zogeheten«Joint Permanent Committee» waarin de Brusselse vertegenwoordigers van de landen die lid zijn van de Unie voor de Mediterrane regio regelmatig bijeenkomen.

Naast de reeds bestaande activiteiten in het kader van het Barcelona proces, beoogt de Unie voor de Mediterrane regio additionele concrete en zichtbare projecten te ontwikkelen ter bevordering van de regionale samenwerking. De projecten zullen zich in eerste instantie richten op de volgende sectoren: duurzame ontwikkeling (milieu, energie, transport en water), cultuur (interculturele dialoog, onderwijs), economische groei, personenverkeer en veiligheid (inclusief migratie). Nederland zal in dit verband op 13 juli een projectvoorstel indienen over watermanagement, hergebruik van water en ontzilting. Behalve eventuele communautaire financiering, zal worden getracht om additionele fondsen aan te trekken uit onder meer de private sector, bilaterale bijdragen en internationale financile instellingen. De inzet van de EU inzake de Unie voor de Mediterrane regio wordt momenteel in Raadskader besproken ter voorbereiding op de Unie voor de Mediterrane Regio Top die op 13 juli 2008 tijdens een speciale top in Parijs officieel opgericht wordt.

De regering hoopt dat de Unie voor de Mediterrane regio daadwerkelijk een nieuwe politieke impuls zal geven aan de Euromediterrane samenwerking. Nederland verwelkomt zodoende in algemene zin het Franse initiatief en zal langs onderstaande lijnen inzetten op de diverse voorstellen.

Co-voorzitterschap, secretariaat en Joint Permanent Committee:

Het voorgestelde EU-Mediterraan co-voorzitterschap en secretariaat is iets waarover in Euromed-verband al enkele jaren wordt gesproken in het kader van hervorming van de werkmethoden maar eerder niet acceptabel is gebleken. Nederland en de andere EU lidstaten hebben geen bezwaar tegen co-voorzitterschap. Wat betreft het co-voorzitterschap aan EU-zijde stelt de Commissie dat de modaliteiten daarvoor volledig in overeenstemming dienen te zijn met de geldende verdragsbepalingen. Nederland steunt deze inzet. De Commissie denkt wat betreft het co-voorzitterschap aan Mediterrane zijde niet aan een roulerend voorzitterschap maar aan een keuze op basis van consensus. Nederland draagt uit dat in dit geval alle respectieve landen op gelijke basis in aanmerking dienen te komen voor het vervullen van dit co-voorzitterschap.

Nederland zal inzetten op een lichte, projectgeoriënteerde versie van het secretariaat voor de Unie voor de Mediterrane regio, waarbij van belang is dat hiermee geen additionele kosten gemoeid zullen zijn. Ook voor het secretariaat geldt dat detachering en co-voorzitterschap in principe open moet staan voor alle landen die deelnemen aan de Unie voor de Mediterrane regio op gelijkwaardige basis.

Opzetten van een Joint Permanent Committee van vertegenwoordigers van landen die deelnemen aan de Unie voor de Mediterrane regio in Brussel kan in Nederlandse optiek zinvol zijn en mogelijk leiden tot minder frequente bijeenkomsten van de Senior Officials, die momenteel in Euromed-kader maandelijks bijeenkomen. Ook in dit nieuwe kader zal worden gewerkt met een EU-Mediterraan co-voorzitterschap, inclusief de hierboven gesignaleerde problemen.

Financiering projecten

Het is de bedoeling dat de Unie voor de Mediterrane regio additionele financiering zal aantrekken voor Euromediterrane projecten. Het valt nog te bezien of dit realiseerbaar is. In het huidige Euromed-kader bestaat reeds een totaalpakket aan Euromed-activiteiten en programma’s die uit het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument (ENPI) worden gefinancierd. Voor de periode 2007–2010 is een bedrag van 333 miljoen euro gereserveerd voor de Euromed-regio. Het totale EU-budget voor de zuidelijke buurlanden is 7,2 miljard voor 2007–2013 (op een totaal van 11,6 miljard voor ENPI) en daaraan kan in het kader van de lopende Financiële Perspectieven niet getornd worden. De mogelijkheid voor co-financiering tussen de Gemeenschap, lidstaten en derden (zoals private financiers, bilaterale bijdragen, internationale financiële instellingen en regionale banken) bestaat sinds de inwerkingtreding van het ENPI in 2007. Invoering van een apart projectenloket zal mogelijk vooral neerkomen op heropening van de discussie over de verdeling van middelen tussen oostelijke en zuidelijke buren. Nederland acht de heropening van die discussie in het kader van de lopende Financiële Perspectieven niet opportuun.

Financiële instelling

Nederland is tegen het opzetten van een separate internationale financiële instelling voor de partnerlanden van de Unie voor de Mediterrane Regio, zoals een paar lidstaten zouden willen voorstellen. De activiteiten van een dergelijke instelling kunnen veel kostenefficiënter worden uitgevoerd door reeds gevestigde internationale financiële instellingen met een leenmandaat voor deze regio, zoals de Europese Investeringsbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Nederland is zeer terughoudend als het gaat om het opzetten van dergelijke nieuwe instellingen omdat er op dit moment reeds verschillende internationale en Europese financiële instellingen actief zijn in de betreffende regio en er geen gebrek is aan door de Unie en haar lidstaten beschikbaar gestelde middelen en financiële faciliteiten voor deze landen. De toegevoegde waarde van een nieuwe bank voor deze regio wordt daarom door Nederland ook sterk in twijfel getrokken. Daarnaast is Nederland er niet van overtuigd dat de vraag vanuit de partnerlanden voor een separate instelling groot genoeg is om een dergelijk initiatief te rechtvaardigen. Tenslotte bestaan er zorgen over de financiële soliditeit: een nieuwe instelling die zich beperkt tot een klein aantal landen in één regio kan zijn risico’s moeilijk diversifiëren.


XNoot
1

Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestijnse Gebieden, Syrië en Tunesië.

Naar boven