31 532 Voedingsbeleid

Nr. 266 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2021

Hierbij ontvangt uw Kamer het rapport «Beprijzen van vlees en verduurzaming. Een begaanbare weg?» dat is opgesteld door Wageningen Economic Research (WEcR)1. Met dit rapport wordt invulling gegeven aan de toezegging die ik aan uw Kamer heb gedaan in de brief over de afspraken met supermarkten.2 Hierin schrijf ik te willen werken aan het idee van een reële prijs van vlees, en verder te verkennen hoe een eventuele meerprijs op vlees ten gunste kan komen aan duurzame veehouders.

De verkenning van WEcR bestond uit het in kaart brengen van een viertal beprijzingsmechanismen: ketenarrangementen, belastingen, subsidies, en heffing met terugsluis. De onderzoekers hebben gekeken naar hoe deze vier mechanismen, naast het versterken van economische duurzaamheid (eerlijk inkomen voor alle ketenpartijen), óók de ecologische duurzaamheid (lagere emissies) en sociale duurzaamheid (gezondheid, werkomstandigheden en dierenwelzijn) kunnen versterken.

Het rapport stelt dat de wenselijke vormgeving van een beprijzingsmechanisme sterk samenhangt met het doel dat wordt beoogd. Wanneer alleen wordt ingezet op het bieden van een meerprijs aan duurzame veehouders, kunnen ketenarrangementen een rol vervullen. Wanneer vooral ingezet wordt op gezondheid, kan een heffing in de vorm van een verbruiksbelasting een probaat instrument zijn, aldus de onderzoekers. Vanzelfsprekend kent elk van de mechanismen daarbij ook zijn beperkingen, zoals het vrijwillige karakter van ketenarrangementen en de uitvoeringsproblemen bij een belasting op vlees.

Volgens het rapport bevordert geen enkel van de onderzochte mechanismen duurzaamheid op doeltreffende wijze in de volle breedte. Maar van de vier mechanismen scoort een heffing- met terugsluissysteem volgens de onderzoekers het beste op het totaal van de drie duurzaamheidsdimensies (economisch, ecologisch en sociaal). Een dergelijk mechanisme zal dan echter wel moeten voldoen aan randvoorwaarden voor wat betreft mededinging, staatssteun en samenwerking tussen overheid en ketenpartijen over zowel de vormgeving van de heffing (en de praktische uitvoerbaarheid ervan) als over een doeltreffende besteding van de terugsluis, aldus de onderzoekers.

Tot slot: uit de interviews die de onderzoekers hebben gehouden, blijkt dat het draagvlak voor de verschillende mechanismen varieert: een belasting die terugvloeit naar de algemene middelen kan op weinig steun rekenen, terwijl het draagvlak voor duurzaamheidssubsidies erg groot is. Voor ketenarrangementen of een heffing met terugsluis is wisselend draagvlak.

Het is aan een volgend kabinet om te bepalen of het een vervolg aan het onderzoek wil geven.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 532, nr. 255.

Naar boven