31 531 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken (versterking positie leveranciers uit het MKB)

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2010

Per brief van 6 juli 2010, kenmerk 2010Z10565, heeft de vaste commissie voor Economische Zaken aangegeven dat zij hoopt spoedig te vernemen dat de regering voor 1 september 2010 tot bekrachtiging zal overgaan van het initiatiefwetsvoorstel versterking positie leveranciers uit het MKB (kamerstuk 31 531).

Bij dit initiatiefwetsvoorstel wordt in de bagatelvrijstelling uit de Mededingingswet het marktaandeelcriterium van 5% verhoogd naar 10% en vervalt het omzetcriterium van € 40 miljoen. Door dit wetsvoorstel wordt de bagatelvrijstelling mede van toepassing op (hardcore)afspraken die binnen de reikwijdte van de Europese mededingingsregels vallen.

Volgens het Europese kartelverbod zijn hardcore-afspraken die binnen de reikwijdte van de Europese mededingingsregels vallen, verboden. Het initiatiefwetsvoorstel wekt ten onrechte de indruk dat hardcore-afspraken toch zijn toegestaan zolang de marktaandeelgrens van 10% niet wordt overschreden. Het wetsvoorstel kan daarmee het tot stand brengen van afspraken die in strijd zijn met het Europese kartelverbod in de hand werken.

Ik vraag mij daarom af of het wetsvoorstel in strijd is met het verbod voor lidstaten maatregelen te nemen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen. Dit heb ik ook tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer nadrukkelijk naar voren gebracht. Het is mede de reden waarom ik in het midden heb gelaten of de regering dit initiatiefwetsvoorstel zal bekrachtigen.

Ik laat nu bij de Europese Commissie informeren of zij uitsluitsel kan geven of zij het initiatiefwetsvoorstel verenigbaar acht met het Europese recht. Afhankelijk van de reactie van de Europese Commissie zal worden bezien of al dan niet tot bekrachtiging van het wetsvoorstel over kan worden gegaan.

Ik zal de Tweede Kamer en de Eerste Kamer op de hoogte houden over de verdere gang van zaken van de besluitvorming aangaande het al dan niet bekrachtigen van het initiatiefwetsvoorstel.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven