Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2018
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij verzocht om een
reactie op het bericht van VNO-NCW1 naar aanleiding van mijn brief van 28 augustus 2018 over gelijke kansen en stagediscriminatie
(Kamerstuk 31 524, nr. 374). Conform het verzoek van de commissie doe ik u mijn reactie toekomen voorafgaand
aan het algemeen overleg van 12 september a.s. over het mbo en het vmbo.
Kern van het nieuwsbericht
VNO-NCW en MKB-Nederland benadrukken in hun nieuwsbericht dat discriminatie – bij
stages of elders -altijd onacceptabel is. VNO-NCW en MKB-Nederland ontkennen niet
dat discriminatie ook onder werkgevers bewust of onbewust voorkomt en willen er dan
ook samen met mbo-instellingen alles aan doen om dat tegen te gaan. VNO-NCW en MKB-Nederland
stellen dat ik het verschil in het aantal keer solliciteren volledig zou toeschrijven
aan discriminatie. Dit terwijl keuzes voor opleidingen met een minder goed arbeidsmarktperspectief
en het ontbreken van een netwerk ook een verklaring kunnen vormen voor het grotere
aantal keer solliciteren. VNO-NCW en MKB-Nederland gaan graag met mij en het mbo in
gesprek om dit soort knelpunten op te lossen. Zij ondersteunen mijn plan om de bekendheid
van het meldpunt stagediscriminatie van de SBB te vergroten
Reactie op nieuwsbericht
In het nieuwsbericht erkennen VNO-NCW en MKB-NL dat discriminatie onder werkgevers
bewust of onbewust voorkomt: erkenning van het vraagstuk is een voor mij een belangrijk
vertrekpunt voor de oplossing van dit grote maatschappelijke probleem.
Met VNO-NCW en MKB-NL ben ik van mening dat het verschil in het aantal keer solliciteren
niet alleen kan worden toegeschreven aan discriminatie. Dat heb ik in mijn brief ook
weergegeven. Zo benoem ik in de brief dat ook andere verklaringen ten grondslag kunnen
liggen om jongeren niet aan te nemen en heb expliciet benoemd dat ik mij met deze
brief hard wil maken voor de groep jongeren die op voorhand geen kans krijgt door
(onbewuste) vooroordelen. Het grote verschil in aantal keer solliciteren geeft voor
mij immers aanwijzingen dat dit in elk geval deels aan (onbewuste) discriminatie te
wijten valt.2 Het door mij aangehaalde onderzoek van het Kennisplatform Integratie & Samenleving
benoemt ook dat een deel van de geïnterviewde werkgevers erkent dat sprake is van
discriminatie. Daarom benadruk ik in mijn brief ook dat leerbedrijven veel vaker dan
nu gebruik zouden kunnen maken van bijvoorbeeld de training «selecteren zonder vooroordelen»
die door het College voor de Rechten van de Mens is ontwikkeld. Deze training maakt
werkgevers/HR-managers bewust van (onbewuste) vooroordelen en stereotypen.
Met VNO-NCW en MKB-NL ben ik van mening dat het ontbreken van een functioneel netwerk
van studenten ook belemmerend kan werken. Zo onderzoek ik binnen de pilot oriënterende
bedrijfsbezoeken of kortdurende bedrijfsbezoeken kunnen bijdragen aan verbetering
van de kansen op de arbeidsmarkt.
Samen met alle betrokken partners wil ik mij hard blijven maken voor een inclusieve
samenleving en diversiteit op de werkvloer. Daarom ga ik graag met VNO-NCW en MKB-NL,
MBO-Raad, SBB, JOB en het College voor de Rechten van de Mens verder in overleg hoe
het vraagstuk van stagediscriminatie verder terug te dringen. Stagediscriminatie is
immers ontoelaatbaar. Elke mbo-student verdient een eerlijke kans op een goede stageplaats.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven