31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 341 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

Bij brief van 4 december 2017 (Kamerstuk 31 524, nr. 339) heb ik u toegezegd nadere invulling te geven aan de motie van uw leden Kwint en Van den Hul inzake de rechten van en ondersteuning voor zwangere studenten en studerende moeders. Bij deze doe ik deze toezegging gestand. Ik ga er bij de uitwerking van deze motie van uit dat de motie ziet op zowel studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) als het hoger onderwijs.

Vooropgesteld wil ik het belang van een adequate ondersteuning van zwangere studenten en studerende moeders onderstrepen. Een zwangerschap moet samen kunnen gaan met het volgen van een opleiding. Ik vind het de taak van het onderwijs om samen met de student te bespreken welke begeleiding nodig is om de opleiding te vervolgen en af te ronden, waarbij het onderwijs gepaste ondersteuning biedt. Met deze ondersteuning kunnen zij hun opleiding succesvol afronden hetgeen hun kans op economische zelfstandigheid vergroot.

Motie Kwint/Van den Hul (Kamerstuk 31 524, nr. 324)

De eerdergenoemde motie vraagt om drie zaken:

  • 1. Een formeel recht op zwangerschapsverlof voor deze doelgroep;

  • 2. Een opdracht aan de examencommissies om in geval van studievertraging ten gevolge van een zwangerschap een individueel examenprogramma vast te stellen waarmee de vertraging waar mogelijk kan worden voorkomen en

  • 3. Een bepaling dat zwangerschap en ouderschap met zich brengen dat de student aanspraak kan maken op extra ondersteuning vanuit de opleiding en aanpassingen in het onderwijsprogramma, waaronder de stage en de examinering.

Conform de motie is er op het Ministerie van OCW op 10 oktober jl. over deze thematiek gesproken met een brede vertegenwoordiging van de betrokken onderwijsinstellingen, studentenvakbonden en andere belanghebbenden zoals het Steunpunt studerende moeders (hierna te noemen «coalitie studerende moeders»). Op basis van dit overleg kan ik u als volgt berichten.

Ad 1) Een formeel recht op zwangerschapsverlof

Ik ben voornemens om voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs een formeel recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof in de wet vast te leggen. In de wet zal een zwangerschaps- en bevallingsverlof van maximaal 16 weken expliciet worden opgenomen als reden voor langdurige afwezigheid. Voor studenten in het hoger onderwijs geldt geen wettelijke aanwezigheidsplicht. In het overleg met de coalitie studerende moeders is gebleken dat binnen de instellingen in het hoger onderwijs verschillend met het ontbreken van deze wettelijke aanwezigheidsplicht wordt omgegaan. Ik vind het dan ook belangrijk dat de doelgroep meer onder de aandacht komt van de instellingen en dat waar mogelijk nagedacht wordt over maatwerk. Ik kom hier onder ad 2 en 3 op terug.

De coalitie studerende moeders heeft aangegeven dat een eventuele verlenging van de studieduur in verband met zwangerschapsverlof er niet toe zou mogen leiden dat deze doelgroep financieel benadeeld wordt. Het hoger onderwijs kent een profileringsfonds voor financiële ondersteuning wanneer studenten studievertraging oplopen of naar verwachting oplopen. Hiermee kunnen eventuele extra studiekosten, die het gevolg zijn van studievertraging door zwangerschap, worden gecompenseerd.

Het mbo kent geen profileringsfonds. Op dit moment ben ik in gesprek met betrokken partijen om de wenselijkheid van de vorming van een dergelijk fonds te verkennen. Hierbij wordt het streven om te komen tot een definitieve oplossing van de schoolkostenproblematiek voor minderjarige bol-studenten betrokken. Daarbij is er de mogelijkheid om de doelen en doelgroep van dit fonds het karakter te laten krijgen van een profileringsfonds zoals dat in het hoger onderwijs bestaat. Hiermee kunnen kosten ten gevolge van studievertraging in het mbo worden gecompenseerd.

Het beschikbare budget voor schoolkosten in het mbo bedraagt € 10 mln per jaar. Indien dit budget beschikbaar komt voor een profileringsfonds in het mbo, waarbij tevens wordt gesproken over een verbreding van de doelstelling van dit fonds, kan dit consequenties hebben voor het bedrag per uitkering. Indien de Tweede Kamer dit niet wenselijk acht, dienen aanvullende middelen beschikbaar te worden gesteld. Zoals toegezegd in het AO mbo d.d. 13 december jl. stuur ik u in het voorjaar van 2018 een nadere uitwerking voor de oplossing van de schoolkostenproblematiek in het mbo en het vervolg op de huidige regeling die op deze problematiek ziet, waarbij een profileringsfonds één van de alternatieven kan zijn.

In aanvulling hierop zal ik nader bezien of het wenselijk is voor deze doelgroep te zorgen voor aanvullende mogelijkheden voor financiële compensatie. Daarbij onderzoek ik ook de dekkingsmogelijkheden hiervan. Voor de zomer 2018 zal ik uw Kamer hierover informeren.

Ad 2 en 3) Individuele examenprogramma’s en extra ondersteuning

Zowel in het mbo als in het hoger onderwijs is binnen de wettelijke kaders reeds veel mogelijk indien het gaat om het aanbieden van maatwerk in de examenprogramma’s en het geven van extra ondersteuning aan deze doelgroep. Zo is het in het mbo bijvoorbeeld mogelijk om een examenprogramma op maat te maken of gedurende een langere periode stage te lopen, zodat de stage-uren per week verminderd worden en daardoor minder belastend zijn. Daarnaast is het in beide sectoren mogelijk dat onderwijsinstellingen rekening houden met een zwangerschap bij het uitbrengen van een bindend studieadvies.

Mij is echter gebleken, dat deze maatwerkmogelijkheden niet altijd bekend zijn binnen de onderwijsinstellingen. Ook heb ik signalen ontvangen dat onderwijsinstellingen handelingsverlegen zijn bij het toepassen van de mogelijkheden. Ik vind het daarom van belang dat ingezet wordt op kennisdeling in beide sectoren. Voor het mbo heb ik hiertoe een handreiking voor de instellingen gesubsidieerd waarmee zij handvatten krijgen hoe zij ondersteuning aan deze doelgroep kunnen bieden. Met behulp van informatiefilmpjes en bijeenkomsten wordt deze handreiking in het mbo geïntroduceerd.

In het hoger onderwijs wordt door de koepelorganisaties Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) ingezet op kennisdeling, bijvoorbeeld via kennisdelingsbijeenkomsten en door het informeren van onder meer de examencommissies. Daarnaast gaan de universiteiten binnen iedere instelling een contactpersoon aanwijzen, bijvoorbeeld een studentendecaan, dat als aanspreekpunt fungeert voor zwangere studenten en studerende moeders. Deze persoon is op de hoogte van regelingen en mogelijkheden voor ondersteuning en kan de student op die manier bijstaan met begeleiding en advies.

In nauw overleg met genoemde partners ga ik de onder ad 1 genoemde wetswijziging voorbereiden. Ik streef ernaar u in het voorjaar van 2019 dit wetsvoorstel te doen toekomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven