31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 274 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 februari 2016

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het ontwerpbesluit experiment cross-over kwalificaties (Kamerstuk 34 524, nr. 273).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 februari 2016 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 29 februari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie zien de voorgestelde experimenten als een positieve stap richting een mbo1 dat beter aansluit op de wensen van de arbeidsmarkt. Zij hebben nog enkele vragen over het ontwerpbesluit.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige ontwerpbesluit. Zij onderkennen de knelpunten bij beroepskwalificaties die niet goed passen binnen de bestaande kwalificatiestructuur (inclusief de keuzedelen), vooral ook bij innovatieve beroepen. Zij waarderen het dat de Minister zoekt naar mogelijkheden om met cross-over kwalificaties in te spelen op de arbeidsmarktontwikkelingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen besluit inzake het experiment cross-over kwalificaties. Zij hebben een aantal vragen.

1. Aanleiding

De leden van de SP-fractie hebben zo hun twijfels over de noodzaak van dit experiment. De leden zien veel argumenten die gebruikt werden voor de invoering van keuzedelen weer op dezelfde wijze terugkomen. Waren keuzedelen niet juist bedoeld om snel in te kunnen spelen op veranderingen op de arbeidsmarkt en specifieke kennis en innovaties naar het beroepsonderwijs te brengen? Is het waar dat de invoering van keuzedelen onvoldoende mogelijkheden biedt voor dergelijke cross-overs? Wat is de reactie van de Minister hierop, zo vragen zij.

De leden vragen voorts of het klopt dat kwalificaties – die al dan niet deel uitmaken van een experiment – bedoeld zijn om voor langere periodes een houvast te bieden voor het vormen van opleidingen. Is het argument van de snel veranderende markt juist niet een argument tegen dit experiment cross-over kwalificaties, omdat het bestaansrecht van een dergelijke kwalificatie wellicht van korte duur is? Hoe staat de Minister hierin?

De Minister benadrukt dat snelheid noodzakelijk is om het onderwijs adequaat in te kunnen laten spelen op veranderingen op de arbeidsmarkt. De leden vragen of deze snelheid niet ten koste gaat van de zorgvuldigheid. Wat is de reactie van de Minister hierop? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat er een wildgroei aan vergelijkbare cross-over kwalificaties ontstaat, zo vragen de leden van de genoemde fractie.

2. Nut en noodzaak van een experimentele regeling inzake cross-over kwalificaties

De leden van de SP-fractie lezen dat het ook voor de Minister nog niet zeker is of dit experiment wel nodig is en of er wel een reële behoefte is. Uit welke signalen heeft de Minister opgemaakt dat er behoefte lijkt te zijn op de arbeidsmarkt voor dit experiment, zo vragen zij.

3. Vergelijking met de reguliere procedure

De leden van de VVD-fractie zien graag dat kwalificaties lokaal vormgegeven kunnen worden. Volgens het ontwerpbesluit gaat de toetsingskamer van de SBB2 nog wel een advies uitbrengen. In welk opzicht wijkt dit proces af van de instemming die de toetsingskamer geeft bij de normale aanvraagprocedure? Heeft de Minister ook overwogen de aanvragen van de cross-over kwalificaties te laten toetsen door regionale en onafhankelijke accreditatiepanels, zoals in het hoger onderwijs gebruikelijk is? Deelt de Minister de opvatting dat regionale accreditatie ook meer recht zou doen aan de regionale wensen van de arbeidsmarkt en de verificatie of er voldoende draagvlak is onder de betrokken stakeholders, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie lezen dat er geen kwalificatiedossiers te pas komen aan cross-over kwalificaties. Op welke wijze wordt er dan wel vastgelegd wat studenten moeten kennen en kunnen? Waarom is ervoor gekozen om hier afwijkende normen voor te stellen ten opzichte van de reguliere kwalificaties? Schept dit niet onduidelijkheid?

De Minister schrijft dat het nu niet mogelijk is om een kwalificatie op te stellen die binnen meerdere domeinen past. De leden vragen wat de exacte belemmeringen zijn. Waarom bestaan deze belemmeringen? Is het niet wenselijk om via de zorgvuldige route een kwalificatie te laten ontwikkelen door het SBB die in meerdere domeinen past, zo vragen de genoemde leden.

4. Voorwaarden

De leden van de VVD-fractie lezen dat een cross-over kwalificatie substantiële cross-sectorale elementen moet bevatten. Kan de Minister het begrip substantieel nader toelichten? Is nu voor het onderwijsveld voldoende helder wat er onder substantieel wordt verstaan?

Tevens lezen de leden dat betrokken bedrijven voorafgegaan aan een experiment garanties moeten bieden ten aanzien van praktijkplaatsen. Wijkt de Minister hier af van de normale opleidingen? Zo ja, in welk opzicht zijn aan de experimenten andere eisen verbonden? Waarom kiest de Minister daarvoor? Wordt het ook mogelijk om op andere manieren dan praktijkplaatsen aan te tonen dat er in de toekomst vraag zal zijn naar deze kwalificaties? De leden vragen de Minister om de experimenten te stimuleren en mee te denken daar waar bijvoorbeeld praktijkplaatsen niet direct kunnen worden gegarandeerd door deze aanvragen niet gelijk af te wijzen.

5. Overige relevante aspecten

De leden van de VVD-fractie merken op dat het experiment acht jaar zal duren. De leden vragen de Minister of zij bereid is het experiment eerder om te zetten in algemeen beleid wanneer het een succes blijkt te zijn.

De leden van de SP-fractie vragen wat er exact wordt bedoeld met «de onderwijsinstelling die de cross-over samenstelt, voert uit». Betekent dit dat slechts één instelling een bepaalde cross-over kwalificatie kan aanbieden? Levert dit geen oneerlijke concurrentie op? Wat is de reactie van de Minister hierop, zo vragen de genoemde leden.

6. Verslag internetconsultatie

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de respondenten bij de internetconsultatie in het algemeen positief reageerden op het ontwerpbesluit. Een ruime meerderheid oordeelde dat de maatregelen uit het besluit eraan bijdragen dat mbo-instellingen snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen. Daarom vinden de leden het van belang dat er snel een tijdelijke mogelijkheid wordt geschapen om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een experimentele opleiding te verzorgen.

II Reactie van de Minister

Het kabinet is de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkentelijk voor haar vragen, opmerkingen en suggesties. Hierop zal worden ingegaan in de volgorde van het verslag.

1. Aanleiding

De leden van de SP-fractie vragen of dit experiment wel noodzakelijk is en of cross-over kwalificaties niet al mogelijk zijn door de keuzedelen, aangezien de keuzedelen juist waren bedoeld om snel te kunnen inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt.

De introductie van keuzedelen en het experiment cross-over kwalificaties zijn beide onderdeel van een complementair pakket aan maatregelen om het mbo responsief te maken. Beide maatregelen zijn er dus op gericht om mogelijkheden te bieden aan onderwijsinstellingen om snel te kunnen inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt. Het keuzedeel is een verrijking van de kwalificatie. Hiermee kan de student zijn vakmanschap verbreden of verdiepen. Het keuzedeel kan de student ondersteunen bij de doorstroom naar het hbo. Het gaat bij keuzedelen om additionele vaardigheden die van waarde zijn bovenop de kennis en vaardigheden, die vereist zijn voor een bepaald beroep.

Het experiment cross-over kwalificaties biedt de mogelijkheid om een kwalificatie samen te stellen, gericht op een cross-sectoraal beroep. Hiermee kan de student worden opgeleid voor opkomende, cross-sectorale beroepen, waarvoor anders geen specifieke opleiding mogelijk zou zijn.

Indien de gewenste opleiding zou kunnen worden vormgegeven door middel van een herziene kwalificatie, al dan niet in combinatie met keuzedelen, dan komt deze niet in aanmerking voor een cross-over kwalificatie. Er is dan immers geen noodzaak. Het gaat dus juist om opleidingen voor cross-sectorale beroepen, waarvoor het noodzakelijk is om substantiële delen uit kwalificaties van verschillende domeinen te benutten.

De leden van de SP-fractie vragen voorts of het klopt dat kwalificaties – die al dan niet deel uitmaken van een experiment – bedoeld zijn om voor langere periodes een houvast te bieden voor het vormen van opleidingen en of het argument van de snel veranderende markt juist niet een argument tegen dit experiment is, omdat het bestaansrecht van een cross-over kwalificatie wellicht van korte duur is.

Duurzaamheid is inderdaad één van de kwaliteitseisen waarop kwalificaties worden getoetst. Voor een deel hangt duurzaamheid samen met de wijze van beschrijving. Het waarborgen van de duurzaamheid voorkomt dat kwalificaties snel achterhaald zijn of onvoldoende ruimte bieden voor het vormgeven van een actuele opleiding. We zien dat beroepen opkomen, veranderen en verdwijnen. In aansluiting daarop zien we ook dat kwalificaties opkomen, veranderen en verdwijnen. Het is immers van belang dat er een goede aansluiting is tussen het onderwijsaanbod en de vraag op arbeidsmarkt.

Bij de cross-over kwalificaties geldt dus, net als bij de overige kwalificaties uit de kwalificatiestructuur, dat deze op termijn ook weer kunnen verdwijnen.

De leden van de SP-fractie vragen of de snelheid die noodzakelijk wordt geacht om adequaat in te kunnen spelen op veranderingen op de arbeidsmarkt, niet ten koste gaat van de zorgvuldigheid en hoe wordt voorkomen dat er een wildgroei aan vergelijkbare cross-over kwalificaties ontstaat.

De procedure die leidt tot een cross-over kwalificatie is zeer zorgvuldig. Om deel te mogen nemen aan het experiment cross-over kwalificaties dienen zowel de aanvragende instellingen als de door hen samengestelde cross-over kwalificaties te voldoen aan de voorwaarden die in het besluit zijn opgenomen. Deze voorwaarden zijn gericht op het waarborgen van de noodzaak en de kwaliteit van de cross-over kwalificatie en de daarop gebaseerde experimentele opleiding. Bovendien is een van die voorwaarden dat bij de samenstelling van een cross-over kwalificatie moet worden geput uit onderdelen van bestaande kwalificaties, kwalificaties waarvan reeds is gebleken dat ze voldoen aan de kwaliteitseisen.

Deze strikte voorwaarden zetten een rem op wildgroei. Wildgroei wordt ook tegengegaan door het gegeven dat in het experiment de instelling zelf de kwalificatie samenstelt (op basis van onderdelen van bestaande kwalificaties), werk dat anders – bij een kwalificatie in de reguliere kwalificatiestructuur – door SBB wordt gedaan. Verder is bepaald dat een onderwijsinstelling maximaal tien experimentele opleidingen op basis van een cross-over kwalificatie kan aanbieden.

2. Nut en noodzaak van een experimentele regeling inzake cross-over kwalificaties

De leden van de SP-fractie vragen uit welke signalen de Minister heeft opgemaakt dat er behoefte lijkt te zijn op de arbeidsmarkt aan dit experiment.

Tijdens de MBO tour eind 2013 en begin 2014 zijn vele instellingen door het hele land bezocht en zijn gesprekken gevoerd met studenten, bestuurders, werkgevers, gemeenten en andere betrokkenen. Daaruit is een breed beeld ontstaan van wat er al gebeurt en wat er nog nodig is in het mbo. Belangrijke elementen hierin waren de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, de samenwerking met werkgevers en het belang van ruimte voor de regio. In de voorbereiding en nadere uitwerking van de verschillende maatregelen, waaronder dit experiment, is er steeds een dialoog geweest met de verschillende betrokkenen. Daaruit bleek een positieve houding tegenover de mogelijkheden van dit experiment. Dit werd ondersteund door de uitkomsten van de internetconsultatie van het ontwerpbesluit.

3. Vergelijking met de reguliere procedure

De leden van de VVD-fractie vragen in welk opzicht de advisering door de SBB afwijkt van de instemming die de toetsingskamer van de SBB geeft bij de normale aanvraagprocedure en of de Minister ook heeft overwogen de aanvragen van de cross-over kwalificaties te laten toetsen door regionale en onafhankelijke accreditatiepanels, zoals in het hoger onderwijs gebruikelijk is. Zij vragen of de Minister de opvatting deelt dat regionale accreditatie meer recht zou doen aan de regionale wensen van de arbeidsmarkt en de verificatie of er voldoende draagvlak is onder de betrokken stakeholders.

De procedure voor totstandkoming in het experiment cross-over kwalificaties is een andere dan de normale procedure waarmee kwalificatiedossiers tot stand komen. Ook de betrokken partijen zijn anders. Het is en blijft echter wel van belang dat kwalificaties van voldoende kwaliteit zijn. Om die reden is onafhankelijke toetsing essentieel. Gezien de kennis en expertise van SBB met betrekking tot de kwalificatiestructuur en de keuzedelen, is ervoor gekozen om hen een rol te geven in de toetsing van cross-over kwalificaties. Ik deel de opvatting niet dat regionale accreditatie meer recht zou doen aan de regionale wensen en het draagvlak onder de betrokken stakeholders. Die aspecten spelen een rol bij de totstandkoming van een cross-over kwalificatie. Met het experiment wordt juist ruimte geboden voor een wijze van totstandkoming waarin regionale wensen en draagvlak onder betrokken stakeholders kunnen worden meegenomen. De toetsing van een kwalificatie staat daar echter los van en is vooral gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de cross-over kwalificatie en de experimentele opleidingen die op basis daarvan worden verzorgd. Daarbij komt dat zowel de onderwijsinstellingen als het bedrijfsleven graag snel van start willen gaan met cross-over kwalificaties en dat zou moeilijk worden als eerst een regionaal stelsel van accreditatiepanels zou moeten worden opgezet.

Tot slot is van belang dat in de evaluatie van het experiment de doelmatigheid van de procedure één van de aspecten is die onderzocht zal worden.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze bij cross-over kwalificaties wordt vastgelegd wat studenten moeten kennen en kunnen, nu er geen kwalificatiedossiers aan te pas komen. Zij vragen of de keuze voor afwijkende normen ten opzichte van de reguliere kwalificaties niet onduidelijkheid schept.

De inhoud van een cross-over kwalificatie wordt op vergelijkbare wijze vastgelegd als de kwalificatiedossiers in de herziene kwalificatiestructuur. Een cross-over kwalificatie is bovendien samengesteld uit onderdelen van bestaande kwalificaties. Omdat een cross-over kwalificatie niet meerdere uitstroomvarianten heeft, is opname in een kwalificatiedossier niet nodig. Ten behoeve van het experiment zullen bij ministeriële regeling een aangepast model en toetsingskader worden vastgesteld, op basis waarvan cross-over kwalificaties worden vormgegeven en beoordeeld. Uitgangspunt hiervoor zijn de normen die ook voor reguliere kwalificaties gelden.

De leden van de SP-fractie vragen waarom het nu niet mogelijk is om een kwalificatie op te stellen die binnen meerdere domeinen past, wat de exacte belemmeringen zijn en waarom deze belemmeringen bestaan. Zij vragen of het niet wenselijk is om via de zorgvuldige route een kwalificatie te laten ontwikkelen door het SBB die in meerdere domeinen past.

De wet staat eraan in de weg dat nu al kwalificaties worden opgesteld die binnen meerdere domeinen passen (cross-over kwalificaties). Op dit moment is dat nog niet mogelijk omdat volgens de wet een kwalificatie in een kwalificatiedossier moet zijn beschreven en een kwalificatiedossier onder één domein valt. Aangezien een cross-over kwalificatie onder twee of meer domeinen valt en de totstandkoming afwijkt van de reguliere procedure, is deze experimentele regeling nodig.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom wettelijk is geregeld dat een kwalificatiedossier slechts op één domein betrekking heeft. In de eerste plaats is een opleidingsdomein een samenhangend geheel van kwalificatiedossiers die zijn gericht op en van belang zijn voor eenzelfde bedrijfstak of een groep van bedrijfstakken (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2009–2010, 32 316 nr. 3). Dit levert ordening en herkenbaarheid op. En ten tweede de mogelijkheid die het biedt voor studenten om op een domein te worden ingeschreven in de oriënterende beginfase van hun schoolcarrière. De domeinindeling op zichzelf was en is dus geen belemmering voor de bestaande kwalificatiedossiers in de herziene kwalificatiestructuur. Echter, we zien dat beroepen veranderen en dat er in toenemende mate beroepen ontstaan op het grensvlak van verschillende sectoren. Om te zorgen dat het onderwijs daar straks goed op kan inspelen, wordt nu een experimentele route onderzocht. De focus ligt daarbij op cross-over kwalificaties om overlap te voorkomen met de al bestaande mogelijkheden van de herziene kwalificatiestructuur en de keuzedelen. Zoals eerder toegelicht, is de procedure die hiervoor is ingericht eveneens zorgvuldig.

De nieuwe wijze van totstandkoming van een kwalificatie, waarbij het initiatief ligt bij de onderwijsinstelling samen met het (regionale) bedrijfsleven, zal ook tegen het licht worden gehouden bij de evaluatie van de experimenteerfase van de cross-over kwalificaties. Onderzocht zal worden wat de voor- en nadelen zijn van deze werkwijze, in plaats van de bestaande werkwijze via de SBB.

4. Voorwaarden

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met het begrip substantieel in de passage dat een cross-over kwalificatie substantiële cross-sectorale elementen moet bevatten. De leden vragen of voor het onderwijsveld voldoende helder is wat er onder substantieel wordt verstaan.

De betreffende passage gaat over het onderscheid tussen enerzijds de mogelijkheden van keuzedelen en anderzijds die van het experiment cross-over kwalificaties. De kern is dat wanneer een opleiding reeds kan worden vormgegeven op basis van een herziene kwalificatie, al dan niet in combinatie met keuzedelen, er dan onvoldoende noodzaak is voor een cross-over kwalificatie. De keuzedelen vormen 15% van de gehele beroepsopleiding. Wanneer er sprake is van minder dan 15% aan cross-sectorale elementen, dan ligt het meer voor de hand om deze vaardigheden in een keuzedeel op te nemen. Het gaat in dat geval immers ook eerder om additionele vaardigheden, dan om een daadwerkelijk cross-sectoraal beroep. In de voorlichting van het experiment zal er aandacht zijn voor het onderscheid tussen de mogelijkheden van keuzedelen en die van het experiment cross-over kwalificaties. Ook zullen de voorwaarden van het experiment nader worden toegelicht.

De leden van de VVD-fractie vragen of de voorwaarde dat betrokken bedrijven voorafgaand aan een experiment garanties moeten bieden ten aanzien van praktijkplaatsen, afwijkt van de normale opleidingen en zo ja, in welk opzicht en waarom. Zij vragen waarom de Minister ervoor kiest om aan de experimenten andere eisen te verbinden.

De garantie van praktijkplaatsen is een expliciete voorwaarde in het experiment cross-over kwalificaties. Het stellen van deze voorwaarde heeft een aantal met elkaar samenhangende redenen. Het belang van deelnemende studenten dient gewaarborgd te zijn. Te meer wanneer zij bereid zijn om deel te nemen aan een opleiding op basis van een experimentele kwalificatie. Om die reden is een aantal waarborgen opgenomen, waaronder de garantie van praktijkplaatsen en de terugvaloptie. Daarnaast betreft het een unieke opleiding die slechts door de aanvragende onderwijsinstelling mag worden verzorgd en waarvoor nog geen leerbedrijven zijn erkend. Het is van belang om reeds in een vroeg stadium duidelijkheid te hebben over de betrokkenheid van bedrijven. Uit de bereidheid van bedrijven om garanties voor praktijkplaatsen te bieden blijkt bovendien de arbeidsmarktrelevantie van de betreffende beroepen. Verder is het ook voor de monitoring en evaluatie van het experiment van belang dat studenten een volledige opleiding kunnen doorlopen en dat zou niet kunnen als er geen praktijkplek voor hen is. Overigens geldt ook voor huidige kwalificaties dat SBB deze in goed overleg met onderwijs en bedrijfsleven ontwikkelt.

De leden van de VVD-fractie vragen of het ook mogelijk wordt om op andere manieren dan praktijkplaatsen aan te tonen dat er in de toekomst vraag zal zijn naar deze kwalificaties. Zij vragen de Minister om de experimenten te stimuleren en mee te denken daar waar bijvoorbeeld praktijkplaatsen niet direct kunnen worden gegarandeerd door deze aanvragen niet gelijk af te wijzen.

Indien de betrokken bedrijven geen praktijkplaatsen willen garanderen, is het niet goed mogelijk om arbeidsmarktrelevantie voor deze cross-over kwalificatie aannemelijk te maken. Bovendien zou het daardoor moeilijk worden de gewenste opleiding te realiseren. Op het moment dat de opleiding van start gaat, moet de student immers een praktijkplaats hebben. Hiervoor is reeds ingegaan op het belang van een praktijkplaats. Aanvragers krijgen overigens in de aanvraagprocedure de mogelijkheid om de arbeidsmarktrelevantie van de gewenste cross-over kwalificatie toe te lichten.

Verder is van belang dat in de beroepsopleidende leerweg (bol) de garantie van praktijkplaatsen minder inspanning van een werkgever vergt (in termen van begeleidingstijd) aangezien een bol-student zijn studie grotendeels op de onderwijsinstelling volgt. Indien gekozen wordt voor deze leerweg, zal het naar verwachting eenvoudiger worden om garanties voor voldoende praktijkplaatsen van betrokken bedrijven te verkrijgen.

5. Overige relevante aspecten

De leden van de VVD-fractie merken op dat het experiment acht jaar zal duren en vragen de Minister of zij, wanneer het experiment een succes blijkt te zijn, bereid is het experiment eerder om te zetten in algemeen beleid.

De tussentijdse evaluatie van het experiment wordt gedaan in 2021. Op dat moment is er voldoende basis om een oordeel te geven over de mate waarin er behoefte is aan cross-over kwalificaties en of de procedure om deze tot stand te brengen doelmatig is. Indien uitkomsten positief zijn, kan structurele inbedding van de experimentele ruimte in gang worden gezet.

De leden van de SP-fractie vragen wat er exact wordt bedoeld met «de onderwijsinstelling die de cross-over samenstelt, voert uit». Zij vragen of dit betekent dat slechts één instelling een bepaalde cross-over kwalificatie kan aanbieden en zo ja of dit geen oneerlijke concurrentie oplevert.

In verband met zowel de focus en beheersbaarheid van het experiment als de uitvoerbaarheid van de monitoring is ervoor gekozen dat alleen de onderwijsinstelling die expliciet toestemming is verleend, een experimentele opleiding mag verzorgen op basis van een goedgekeurde cross-over kwalificatie. Aanvragers met vergelijkbare cross-over kwalificaties, kunnen in de aanvraagprocedure met elkaar in contact worden gebracht om eventueel de krachten te bundelen bij het samenstellen van een cross-over kwalificatie. Ook staat het andere onderwijsinstellingen vrij om eveneens een aanvraag in te dienen, gericht op dezelfde cross-over kwalificatie.

6. Verslag internetconsultatie

De leden van de PvdA-fractie merken op dat bij de internetconsultatie een ruime meerderheid oordeelde dat de maatregelen uit het besluit eraan bijdragen dat mbo-instellingen snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen en vinden het daarom van belang dat er snel een tijdelijke mogelijkheid wordt geschapen om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een opleiding te verzorgen.

Mijn waardering voor de positieve opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie. Ik onderschrijf het belang dat er snel een tijdelijke mogelijkheid wordt geschapen om een cross-over kwalificatie tot stand te brengen en op basis daarvan een experimentele opleiding te verzorgen.


X Noot
1

mbo: middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
2

SBB: Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven

Naar boven