31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 251 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2015

Voor de toekomst van Nederland is eigentijds middelbaar beroepsonderwijs (mbo) onmisbaar. De steeds sneller veranderende arbeidsmarkt en technologische ontwikkelingen stellen hogere eisen aan werknemers: naast vakbekwaamheid worden vaardigheden als samenwerken, probleemoplossend vermogen, effectief communiceren, ict-geletterdheid en sociale en culturele vaardigheden steeds belangrijker. Dat vraagt om meer responsief middelbaar beroepsonderwijs zodat we onze studenten goed voorbereiden op de arbeidsmarkt van morgen.

Met de implementatie van het actieplan Focus op Vakmanschap 2011–2015 en de Lerarenagenda werken mbo-instellingen aan een betere onderwijskwaliteit. Deze aanpak werpt zijn vruchten af: uit de evaluatie1 blijkt dat het actieplan heeft bijgedragen aan duurzame verbetering van de kwaliteit in het mbo. De Inspectie van het Onderwijs is in het Onderwijsverslag 2014 positiever over de kwaliteit van het mbo dan in voorgaande jaren: de basiskwaliteit van de mbo-opleidingen is beter op orde. Ook de studenttevredenheid is de afgelopen jaren gestegen, zoals blijkt uit de meest recente JOB-monitor (2014).

Mbo-instellingen zijn op de goede weg. Tegelijkertijd zijn voor een toekomst-bestendig mbo extra inspanningen nodig om de kwaliteit verder te versterken, wat ten goede komt aan de student. Het maken van kwaliteitsafspraken met de mbo-instellingen is een onderdeel van de verbeteraanpak. De kwaliteitsafspraken zijn een extra impuls voor de implementatie van een breed gedragen verbeteragenda voor het mbo, zoals die is geformuleerd in diverse documenten2. In het Bestuursakkoord 2014 heb ik met de MBO Raad afspraken gemaakt over de hoofdlijnen van de kwaliteitsafspraken. In totaal is bovenop de reguliere bekostiging voor de kwaliteitsafspraken 400 miljoen euro (2017) beschikbaar.

In deze brief informeer ik u over de voortgang van de kwaliteitsafspraken mbo. Eerst recapituleer ik mijn visie op de wijze waarop de kwaliteitsafspraken bijdragen aan kwaliteitsverbetering in het mbo. Vervolgens zet ik uiteen dat implementatie van de kwaliteitsafspraken in volle gang is en beschrijf ik de hoofdlijnen van de manier waarop ik de mbo-instellingen vanaf 2016 wil belonen voor goede resultaten voor studiewaarde. Tot slot ga ik in op de vervolgstappen.

Deze brief is afgestemd met het Ministerie van Economische Zaken.

Hoe dragen de kwaliteitsafspraken bij aan verbetering van het mbo?

Het doel van de kwaliteitsafspraken is de kwaliteit van het beroepsonderwijs verbeteren zodat studenten optimaal voorbereid naar de arbeidsmarkt gaan of starten met een vervolgopleiding. Ik stimuleer mbo-instellingen extra in hun onderwijs te investeren en prikkel hen de onderwijsopbrengsten te verhogen. Ik realiseer dit, zoals in het Bestuursakkoord 2014 is afgesproken, door een gecombineerde aanpak:

  • 1. Gericht investeren in het versterken van de kwaliteitscultuur waarin docententeams, bestuurders en studenten samenwerken aan de verbetering van hun onderwijs. De instellingen betrekken hun docententeams en studenten bij het maken van hun kwaliteitsplan.

  • 2. Stimuleren dat studenten begeleid worden tot het hoogst haalbare niveau, gegeven hun vooropleiding. Studenten in het mbo kunnen zich zo maximaal ontplooien.

  • 3. Beschikbaar stellen van transparante informatie over de resultaten van mbo-instellingen/-opleidingen op een aantal indicatoren als ondersteuning voor het verbeterproces van de mbo-instellingen.

Door deze gecombineerde aanpak zet ik het extra geld, dat met het regeerakkoord, het Nationaal onderwijsakkoord en het begrotingsakkoord 2014 beschikbaar is gekomen, voor een deel in als investering (190 miljoen euro) en, waar dat kan en zinvol is, voor een deel als beloning van resultaat (210 miljoen euro (2017) voor vsv, studiewaarde en beroepspraktijkvorming (bpv). Het belonen van resultaten staat niet op zichzelf, maar is ingebed in een kwalitatieve context.

Van de aanpak in het hoger onderwijs heb ik geleerd dat het belangrijk is dat de instellingen ruimte krijgen voor het maken van eigen keuzes, waarbij de medezeggenschap goed wordt betrokken. De ervaring met de aanpak van voortijdig schoolverlaten (vsv) laat zien dat het maken van concrete afspraken en het actief monitoren en ondersteunen daarvan een goede manier is om kwaliteitsverbetering te stimuleren. Beide ervaringen heb in de kwaliteitsafspraken verwerkt.

Voortgang van de implementatie van de kwaliteitsafspraken mbo

Op 1 januari 2015 is de Regeling kwaliteitsafspraken MBO (Stcrt. 2014, 35959) in werking getreden. Met deze regeling zijn diverse specifieke stimuleringsgelden gebundeld in één investeringsbudget voor de kwaliteitsafspraken. Hierdoor hebben mbo-instellingen meer ruimte om de middelen naar eigen inzicht in te zetten waar ze het meest nodig zijn.

Kwaliteitsplan

Alle mbo-instellingen hebben dit voorjaar een kwaliteitsplan ingediend. Met dit plan hebben de mbo-instellingen alle ruimte gekregen gericht te investeren in kwaliteitsverbetering die past bij de eigen instelling. In het kwaliteitsplan spelen de mbo-instellingen in op belangrijke landelijke thema’s: professionalisering, taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellent vakmanschap voortijdig schoolverlaten/kwetsbare jongeren en studiewaarde. Zij maken in het kwaliteitsplan voor deze landelijke beleidsthema’s keuzes die passen bij hun opleidingsaanbod en de maatschappelijke vraag in hun regio.

Zo heeft het AOC Terra haar kwaliteits- en excellentieplan regionaal ingevuld met het onderwijsconcept regioleren, met name voor mbo niveau 3 en 4. Studenten leren in authentieke leeropdrachten van o.a. melkveehouderijen nieuwe kennis en technologieën toe te passen en dragen zo bij aan de ontwikkeling van de regio. Als één van de uitvloeisels van het regioleren wordt een ondernemersacademie opgericht in samenwerking met bedrijfsleven en het hbo.

In het bestuursakkoord en in de Overeenkomst kwaliteitsafspraken die ik met iedere mbo-instelling heb getekend, is afgesproken dat docenten (onderwijsteams) en studenten worden betrokken bij het kwaliteitsplan, omdat draagvlak noodzakelijk is om tot verbetering van de onderwijskwaliteit te komen. Vrijwel alle mbo-instellingen vermelden in hun kwaliteitsplan dat zij docenten en studenten hebben betrokken bij het opstellen ervan.

De kwaliteitsplannen zijn beoordeeld door deskundigen van MBO in Bedrijf.

MBO in Bedrijf is positief over de kwaliteit van de plannen. Vrijwel alle mbo-instellingen hebben de landelijke beleidsthema's overgenomen. Dat geldt ook voor het onderwerp studiewaarde. In een beperkt aantal gevallen is ook sprake van nieuwe thema's zoals de inzet van informatie- en communicatietechnologie in het primaire onderwijsproces. In oktober 2015 komt de landelijke stelselrapportage van MBO in Bedrijf over de kwaliteitsplannen in het mbo beschikbaar.

Excellent vakmanschap en talentontwikkeling

Excellent vakmanschap en talentontwikkeling is een van de landelijke thema’s in het kwaliteitsplan. Vrijwel alle mbo-instellingen hebben gekozen voor het stimuleren van excellent vakmanschap voor studenten die extra uitdagingen aan willen gaan. Ik waardeer het zeer dat de mbo-instellingen dit thema zo breed hebben opgepakt.

Voor het investeringsbudget voor talentontwikkeling geldt een apart regime. Voor de realisatie van goedgekeurde plannen is structureel 24 miljoen euro beschikbaar. MBO in Bedrijf heeft ook de plannen voor excellent vakmanschap beoordeeld. Op basis van het positieve advies van MBO in Bedrijf heb ik besloten dat alle plannen in aanmerking komen voor een bijdrage uit het beschikbare budget. De landelijke stelselrapportage van MBO in Bedrijf over de plannen voor excellent vakmanschap is bijgevoegd (zie bijlage 13).

Met de positieve beoordeling door MBO in Bedrijf van de plannen is een robuuste stap gezet om excellent vakmanschap in het mbo tot stand te brengen. MBO in Bedrijf zal gerichte ondersteuning geven aan de verdere ontwikkeling van excellent vakmanschap, onder meer door instellingen met goede voorbeelden uit te nodigen hun positieve ervaringen te delen met andere instellingen, zodat zij daar hun voordeel mee kunnen doen. De programma’s voor talentontwikkeling kunnen, naast de extra uitdaging voor getalenteerde studenten, ook bijdragen aan inzichten die het regulier onderwijs verbeteren, zoals we ook bij het Sirius-programma (ho) zien.

Een mooi voorbeeld van excellent vakmanschap is de manier waarop bij Cibap in Zwolle de kerncompetenties vakmanschap en creativiteit zijn vertaald in het programma « Specialist restauratie schilderen». Dit is een meester gezeltraject waarin talentvolle restauratieschilders vanaf 2019 een meestertitel kunnen verwerven als zij hebben aangetoond het vak van restauratieschilder te beheersen.

Reguliere en aanvullende bekostiging

Met de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek (cascade) in 2015 is de reguliere bekostiging, die instellingen voor hun studenten krijgen, begrensd in duur en omvang. Daardoor worden de opleidingsroutes van studenten niet langer dan nodig en worden studenten meer uitgedaagd. De reguliere bekostiging van de entreeopleiding is verhoogd met het oog op kwetsbare jongeren. Mbo-instellingen krijgen in de reguliere bekostiging een hoger bedrag voor diploma’s op een hoger niveau. Het direct op het juiste niveau plaatsen van studenten wordt in de reguliere bekostiging beloond. Het stapelen van diploma’s is en blijft mogelijk.

In het Onderwijsverslag 2014 staat dat de nieuwe bekostiging desalniettemin mogelijk onbedoeld een rem zet op het stapelen van diploma’s. Dat terwijl ik zeer hecht aan de mogelijkheid van stapelen omdat dit vaak gunstige effecten heeft:

  • Mbo gediplomeerden op een hoger niveau hebben vaker werk.

  • In de toekomst is op de arbeidsmarkt minder vraag naar niveau 1, 2 en 3, en meer naar mbo-gediplomeerden op niveau 4; verwacht wordt dat de arbeidsmarktpositie van mbo 2 en 3 gediplomeerden op termijn kwetsbaar zal zijn;

  • Goede doorstroming naar het hbo is een van de kerndoelen van het mbo, daar is een mbo-diploma op niveau 4 voor nodig;

  • Optimale persoonlijke ontwikkeling van de student heeft een intrinsieke en economische waarde, voor de student en voor de samenleving.

Met de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde stimuleer ik dit.

Naast de reguliere bekostiging kennen we al een aantal jaren een aanvullende bekostiging voor betere resultaten voor voortijdig schoolverlaten (vsv). Met de aanvullende bekostiging voor goede vsv-resultaten wordt de uitval van studenten zonder startkwalificatie bestreden. Deze aanpak is effectief gebleken.4

Het is mijn ambitie dat iedere student de mogelijkheid krijgt zich maximaal te ontplooien. Daarom ga ik mbo-instellingen belonen die uitdagend en kwalitatief hoogstaand onderwijs bieden en studenten stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Mbo-instellingen krijgen vanaf 2016 een extra beloning als zij meer studenten dan voorheen begeleiden naar een diploma van een hoger niveau dan men zou verwachten op basis van hun vooropleiding (= studiewaarde). Hiervoor is 99 miljoen euro beschikbaar in 2016, oplopend naar 116 miljoen euro vanaf 2017. Daarnaast is er vanaf 2017 jaarlijks 58 miljoen beschikbaar voor verbetering van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming (bpv).

Studiewaarde

Studiewaarde is een nieuwe term. Een student naar een goed diploma begeleiden dat past bij zijn/haar vooropleiding is een succes. Dat kan voor de desbetreffende student het maximaal haalbare zijn en een prima start op de arbeidsmarkt. Een net iets hoger diploma vertegenwoordigt een grotere waarde voor die student (en voor de samenleving); het geeft aan dat de student zich verder heeft ontwikkeld dan je gemiddeld genomen mag verwachten. Die extra studiewaarde wordt beloond.

Met het belonen van betere resultaten voor studiewaarde stimuleer ik dat mbo-instellingen studenten op een hoger niveau plaatsen of naar een hoger niveau laten doorstromen, als die studenten dat aankunnen. In het Onderwijsverslag 2014 staat dat 85 procent van de studenten, die geplaatst zijn op een hoger niveau dan verwacht op basis van hun vooropleiding, succesvol is in het mbo. Dit sterkt mij in de keuze om goede resultaten voor studiewaarde te belonen. Tevens biedt studiewaarde ruimte voor stapelen voor die studenten die het aankunnen.

De resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde heb ik in nauw overleg met het mbo-veld uitgewerkt. Bij de ontwikkeling van de indicator studiewaarde en de rekenregels voor de resultaatafhankelijke beloning heb ik nadrukkelijk rekening gehouden met een aantal aandachtspunten die door het veld naar voren zijn gebracht.

Door te kijken naar behaalde bekostigde diploma’s en uitval buiten beschouwing te laten, vormt de beloning van studiewaarde een aanvulling ten opzichte van de beloning voor vsv. De verblijfsduur van de student blijft bij de beloning van studiewaarde buiten beschouwing. In bijlage 2 staan de gehanteerde uitgangspunten uiteengezet5. In bijlage 3 staat beschreven hoe de indicator studiewaarde in elkaar zit en hoe de beloning van goede resultaten voor studiewaarde werkt6. Op uw verzoek vindt u in bijlage 4 de concept wijziging Regeling kwaliteitsafspraken mbo i.v.m. de invoeging van het resultaatafhankelijk budget van studiewaarde vanaf 20167.

Voor een visuele uitleg van de werking van de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde kunt u ook de animatie bekijken op de website over kwaliteitsafspraken: www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl/animatiestudiewaarde.

Informatie over resultaten van het mbo openbaar, ondersteuning

Met openbare digitale informatieproducten zoals de mbo-instellingsrapportage en de mbo-scanner hebben de mbo-instellingen instrumenten om hun eigen situatie te analyseren. Deze zijn gebruikt bij het opstellen van het kwaliteitsplan. Nadat in maart jl. met de sector overeenstemming is bereikt over de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde, is op instellingsniveau informatie over studiewaarde beschikbaar gekomen. Het mbo-accountmanagement van mijn ministerie ondersteunt de instellingen met uitleg over de Regeling kwaliteitsafspraken mbo, de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde en de informatieproducten mbo-instellingsrapportage en mbo-scanner.

De mbo-instellingen hebben in maart jl. voor de eerste keer een terugkoppeling ontvangen van de voor de bekostiging relevante gegevens op het niveau van de individuele student. De wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken MBO voor de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde maakt het ook mogelijk om de jaarlijkse individuele terugmelding van bekostigingsgegevens aan de mbo-instellingen uit te breiden met de informatie die voor de studiewaarde relevant is. Het gaat hierbij om het verwacht diplomaniveau (de referentiewaarde) dat behoort bij de vooropleiding van de student. De Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit vanaf april 2016 uitvoeren.

Met de wet macrodoelmatigheid is het voor mbo-instellingen verplicht om zodanige informatie aan te bieden dat dat het voor aspirant-studenten mogelijk wordt om de opleidingsmogelijkheden te vergelijken en een passende opleiding te kiezen. Het gaat hierbij onder meer om kwalitatieve informatie over de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt. Uitgangspunt van de wet macrodoelmatigheid is verder dat de onderwijsinstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en een doelmatigere spreiding van het opleidingsaanbod. Van mbo-instellingen wordt verwacht dat zij deze verantwoordelijkheid in nauw overleg en afstemming met het (regionale) bedrijfsleven en met (nabijgelegen) onderwijsinstellingen op zich nemen. Goede informatie over de kwaliteit van opleidingen, de aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt en de doorstroom naar het hoger onderwijs is hiervoor cruciaal. Mijn inzet is dat die informatie:

  • op transparante wijze publiek beschikbaar komt;

  • is gebaseerd op objectieve, betrouwbare gegevens.

De kwaliteit (betrouwbaarheid, validiteit en dergelijke) van deze informatie dient boven elke twijfel verheven te zijn. Ik zal daarom toewerken naar een onafhankelijk gepositioneerd portal met informatie over de aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt. De commissie macrodoelmatigheid mbo en de SBB zal ik vragen mij te adviseren over de beste manier om met behulp van transparante informatie de zelfregulering te ondersteunen.

Resultaatafhankelijke beloning van de kwaliteit van de bpv vanaf 2017

De bpv is een cruciaal onderdeel van de beroepsopleiding. De deelnemer maakt tijdens de bpv kennis met de beroepspraktijk, brengt de theoretische kennis die hij heeft opgedaan in de praktijk en maakt zich werknemersvaardigheden eigen. Een goede bpv helpt studenten zich goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt.

In het Bestuursakkoord mbo is daarom afgesproken de kwaliteit van de bpv in de kwaliteitsafspraken op te nemen als een landelijk thema in de kwaliteitsplannen en vanaf 2017 voor de resultaatafhankelijke beloning van de kwaliteit van de bpv in te voeren als daarvoor een valide indicator kan worden ontwikkeld.

De ontwikkeling van de bpv-monitor verloopt veel minder voorspoedig dan vorig jaar rond deze tijd werd verwacht. Het is zeer onzeker of informatie uit de bpv- monitor de basis zal kunnen vormen voor een valide indicator die gebruikt kan worden voor de resultaatafhankelijke beloning van de kwaliteit van de bpv vanaf 2017. Daarom is deze zomer verkend of mogelijk andere bronnen beschikbaar zijn als basis voor een valide indicator. In oktober 2015 komen de uitkomsten van deze verkenning beschikbaar. Na bestuurlijk overleg zal ik hierover een besluit nemen en u daarover informeren.

Financiële prikkel voor arbeidsmarktsucces van gediplomeerden

In vervolg op de aandachtspunten uit het debat over vsv van 29 april jl. geef ik u bij deze mede namens M EZ en M SZW de reactie van de regering op het onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) naar de mogelijkheden om mbo-instellingen te belonen op grond van het arbeidsmarktsucces van gediplomeerden. Het Centraal Planbureau is gevraagd te onderzoeken of een dergelijke financiële prikkel zinvol en mogelijk is en om te adviseren over de vormgeving van een eventuele pilot op dit terrein.

In de notitie Prikkels mbo aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt van 4 september 2015 stelt het CPB vast dat een expliciete prikkel aan de ene kant tot meer bewustwording over arbeidsmarktaansluiting kan leiden, maar dat het aan de andere kant vrijwel onmogelijk is om voor het mbo een effectieve financiële prikkel te ontwerpen die niet tot perverse herverdelingseffecten leidt.

Het CPB constateert dat het onduidelijk is in welke mate mbo-instellingen invloed hebben op goede arbeidsmarktprestaties van hun gediplomeerden. Zo is ten eerste voor een mbo-instelling niet glashelder wat de meest effectieve acties zijn om hun leerlingen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Ten tweede is de invloed van het gedrag van de instelling niet te onderscheiden van andere relevante factoren, zoals de invloed van macro-economische ontwikkelingen in de arbeidsmarktregio. Ten derde bestaan in het mbo andere sturingsinstrumenten die kunnen conflicteren met de prikkel op arbeidsmarktuitkomsten. Denk aan de reguliere bekostiging op aantallen studenten en aan de financiële prikkel om voortijdig schoolverlaten (vsv) te voorkomen. Ten slotte is een financiële prikkel van voldoende omvang noodzakelijk voor een substantiële gedragsverandering en leiden verschillende definities van arbeidsmarktprestaties tot verschillende relatieve prestaties van mbo-instellingen. Op grond van bovenstaande overwegingen concludeert het CPB dat het niet zinvol is om op dit moment een financiële prikkel in te voeren die goede arbeidsmarktprestaties van mbo-instellingen beloont.

Voorts stelt het CPB dat een pilot met een budgetneutrale prikkel en een beperkte evaluatieperiode niet de relevante kennis oplevert. Het CPB doet als alternatief het voorstel onderzoek te doen naar de effectiviteit van de verschillende instrumenten die mbo-instellingen toepassen om leerlingen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt, middels een goed opgezet experiment met gerichte aandacht voor instrumenten die zich richten op groepen met een relatief lage aansluiting op de arbeidsmarkt (niveaus 2 en 3 en bol-studenten).

Het CPB stelt daarbij dat meer kennis op het vlak van effectieve instrumenten ook een alternatieve financiële prikkel dichterbij brengt. In plaats van een financiële beloning op arbeidsmarktuitkomsten (outcome) is het namelijk ook een optie om goed beleid van mbo-instellingen te belonen (input).

Het kabinet neemt de conclusie en het alternatieve voorstel van het CPB over. Het kabinet heeft het voornemen nog dit jaar te starten met het vervolgonderzoek naar het effect van de maatregelen die mbo-instellingen kunnen nemen om het arbeidsmarktsucces van mbo-gediplomeerden nog meer te bevorderen, met specifieke aandacht voor instrumenten gericht op groepen met een relatief lage aansluiting op de arbeidsmarkt. De betrokken ministeries zullen daarbij in de begeleidingscommissie vertegenwoordigd zijn.

De wet macrodoelmatigheid mbo definieert «voldoende arbeidsmarktperspectief» als het perspectief op het binnen een redelijke termijn vinden van werk op het niveau van de gevolgde opleiding. Daarbij is rekening gehouden met het gegeven dat er voor het meten van de kwalitatieve aansluiting van de gevolgde opleiding op werk geen eenduidige indicator bestaat. Een onafhankelijke commissie macrodoelmatigheid mbo zal de Minister (en in het geval van een groene opleiding de Staatssecretaris van economische zaken) adviseren bij twijfels over het arbeidsmarktperspectief of de doelmatigheid van een opleiding. Bij deze beoordeling zal er altijd oog zijn voor de bredere context waarbinnen onderwijs wordt aangeboden door een instelling. Er zal een balans worden gezocht tussen kwalitatieve en kwantitatieve gegevens om het arbeidsmarktperspectief van gediplomeerden of de doelmatigheid van een opleiding te duiden. Daarbij hoort dat in de beoordeling wordt betrokken of de mbo-instelling zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de verwachte behoefte van de (regionale) arbeidsmarkt, er afstemming is geweest met andere aanbieders van eenzelfde beroepsopleiding (in de regio, of wat betreft bepaalde opleidingen landelijk), de toegankelijkheid van het onderwijs aan kansarme groepen en de bijdrage van de beroepsopleiding aan de doorstroom naar een hoger opleidingsniveau.

Vervolgproces

Mijn streven is de wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken MBO in verband met de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde nog dit jaar te publiceren. Bij het publiceren van de wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken MBO voor studiewaarde worden ook de diplomawaarden, de referentiewaarden behorend bij de vooropleidingen en de grenswaarden voor de zeer goede resultaten gepubliceerd. Deze staan voor drie jaar vast. De mbo-instellingen worden binnen twee maanden na het publiceren van de wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken MBO voor studiewaarde, geïnformeerd over de voor hun eenheden vastgestelde basiswaarden.

De mbo-instellingen stellen jaarlijks voor 1 maart een tussenrapportage op, die zij ook één-op-één kunnen opnemen in het geïntegreerd jaardocument. Deze tussenrapportage vormt met de mbo-instellingsrapportage de input voor het jaarlijks voortgangsgesprek met de mbo-accountmanagers (over de kwantitatieve onderwerpen) en de adviseurs van MBO in Bedrijf (over de kwalitatieve onderwerpen).

Dit najaar wordt een opdracht opgesteld voor de evaluatie van de kwaliteitsafspraken. De afronding van de tussentijdse evaluatie is voorzien voor begin 2017.

Met de kwaliteitsafspraken zet ik extra in op kwaliteitsverbetering in het mbo.

Zo kan iedere student zich maximaal ontplooien en zich optimaal voorbereiden op een vervolgopleiding en de stap naar de arbeidsmarkt. Dat is wat iedere student verdient.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Focus op Vakmanschap in bedrijf (MBO15), bijlage bij de brief Een responsief mbo voor hoogwaardig vakmanschap, Kamerstuk 31 524, nr. 250.

X Noot
2

Het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», het Nationaal Onderwijsakkoord, het eerste bestuursakkoord Professionalisering mbo (2011) en het addendum daarop, de Lerarenagenda 2013–2020 en het Nationaal Techniekpact 2020.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Het aantal van 71.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2002 is teruggebracht tot 27.950 in het schooljaar 2012/2013.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven