31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 243 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 april 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 15 december 2014 over de Nederlandse taaleis aan buitenlandse studenten bij Engelstalige mbo-opleidingen (Kamerstuk 31 524, nr. 230).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 januari 2015 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 28 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

     

1.

Algemeen

2

2.

De brief over Engelstalige mbo-opleidingen

2

     

II

Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Nederlandse taaleis aan buitenlandse studenten bij Engelstalige mbo1-opleidingen».

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende het laten vervallen van de exameneis Nederlands voor Engelstalige opleidingen in het mbo. De leden van deze fractie zijn van mening dat het talent van de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijs voorop moeten staan. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de oplossing van de Minister voor de groep buitenlandse studenten die een Engelstalige opleiding in het mbo volgen. Graag willen deze leden de Minister nog enkele vragen voorleggen.

2. De brief over Engelstalige mbo-opleidingen

De leden van de VVD-fractie vinden dat de beslissing of iemand zijn of haar mbo-diploma haalt, duidelijk en voor iedereen gelijk moet zijn. Zet een dergelijke maatregel niet de deur open voor allerlei andere groepen studenten waarvoor we ook uitzonderingen zouden kunnen maken? Zij vragen of het bijvoorbeeld mogelijk is dat in de toekomst ook studenten van allochtone afkomst als uitzonderingscategorie kunnen worden aangemerkt. Daarnaast willen deze leden ook graag van de Minister weten wat de in de brief genoemde wetswijziging precies inhoudt. Bij de oplossing van de MBO Raad worden de eisen aan Nederlands en Engels (of Duits) voor deze specifieke groep omgedraaid. De leden van deze fractie vragen of de Minister deze oplossing niet beter vindt, omdat op die manier de deur niet open wordt gezet voor andere groepen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister bereid is een wetswijziging voor te bereiden waarbij een lager referentieniveau wordt gehanteerd voor studenten die ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland hebben gevolgd en voor wie Nederlands niet de moedertaal is en een Engelstalige opleiding volgen. Op welke wijze zal getoetst worden welke studenten in aanmerking komen voor deze versoepelde taaleis? Zij vragen tevens hoe hoog de uitvoeringskosten zullen bedragen, die hiermee gemoeid zijn. Kan de Minister een overzicht van de incidentele en structurele uitvoeringskosten geven? De eerder genoemde leden vragen of de Minister deze in verhouding acht tot de beperkte doelgroep die aanspraak kan maken op de versoepeling van de taaleis.

Verder vragen deze leden om welk type Engelstalige opleidingen het zal gaan. De leden kunnen zich voorstellen dat bij sommige Engelstalige opleidingen de Nederlandse taal op een hoger referentieniveau wel degelijk van belang is om mee te kunnen komen op de arbeidsmarkt. Zal er daarom onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende Engelstalige opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs of zal de wetswijziging gelden voor al deze opleidingen, zo vragen zij.

Ook lezen de leden van deze fractie in de vorige brief2 dat in de afweging de motie van de leden Jadnanansing en Straus3 over een meer integrale visie op de internationalisering van hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zal worden meegenomen. De leden vragen hoe deze motie uitvoering gaat krijgen binnen de wetswijziging.

De leden van deze fractie hebben behoefte aan een nadere toelichting over de manier waarop het totale taalbeheersingsniveau, van het Nederlands èn het Engels wordt geborgd, waardoor de diplomawaarde feitelijk gelijk blijft. Zij vragen of de Minister kans ziet om voor de bedoelde doelgroep, gelet op het totale taalbeheersingsniveau van het Nederlands en het Engels samen, het niveau van het Nederlands en het Engels te wisselen. Is de Minister van mening dat één generiek eindniveau voor het Nederlands, voor zowel het actieve als het passieve taalgebruik voor de bedoelde doelgroep, nog steeds wenselijk is, zo vragen deze leden.

Kan de Minister ook toelichten of zij het voor de bedoelde doelgroep misschien ook acceptabel vindt dat het eindniveau van het vak Nederlands in mbo niveau 4, generiek op niveau 1 F, wordt afgesloten gelet op het actieve en passieve deel? Zij vragen tevens of het voor de bedoelde doelgroep acceptabel is dat het eindniveau van het vak Engels in mbo-niveau 4, onveranderd blijft. Acht de Minister het voor de bedoelde doelgroep per se noodzakelijk om de redactievragen voor het vak rekenen in de centrale examens in het Nederlands te stellen. De voornoemde leden vragen of de Minister misschien ook mogelijkheden ziet en of zij voornemens is, om voor de bedoelde doelgroep, de opgaven voor het vak rekenen in het Engels aan te bieden. Bestaan er bezwaren tegen het voor de bedoelde doelgroep laten certificeren van het vak rekenen, via een geaccrediteerd Engels instituut, gespecialiseerd in rekenopgaven met een gelijkwaardige EQF4-norm? Zo ja, zijn deze bezwaren onoverkomelijk? Zo nee, wat wil de Minister ondernemen om deze bezwaren weg te nemen, zo vragen zij.

Ten slotte zijn de leden van deze fractie benieuwd op welk niveau toetsing van de beheersing van de Engelse taal zal plaatsvinden bij studenten die een Engelstalige opleiding volgen die vrijgesteld is van de taaleis voor Nederlands. Zij vragen of het waar is dat toetsing van het Engels zal plaatsvinden op het niveau 3F. Zo nee, wat betekent dit dan voor de waarde van het te behalen diploma volgens de Minister, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat de Minister voornemens is om de slaag-zakregeling met betrekking tot het centraal examen Nederlandse taal voor deze groep buitenlandse studenten aan te passen. Wel betreuren de genoemde leden het dat de wetswijziging, die dit mogelijk moet maken, pas in 2015 volgt. De genoemde leden willen graag weten met ingang van welk schooljaar dit nieuw beleid dan van kracht zal zijn. Tevens vragen deze leden de Minister toe te lichten welke oplossing er wordt geboden voor buitenlandse studenten die nog dit schooljaar afstuderen. Ook willen deze leden graag weten of deze oplossing geldt voor mbo-studenten op alle niveaus. Daarnaast vragen deze leden om een toelichting op de vraag of het nu inderdaad zo is dat de exameneis voor deze buitenlandse studenten wordt omgedraaid, als het gaat om de referentieniveaus voor de Engelse en Nederlandse taal.

De leden van deze fractie constateren dat de geboden oplossing en de wetswijziging die dit mogelijk moet maken, slechts geldt voor studenten die ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland hebben gevolgd, Nederlands niet als moedertaal hebben en aan een Engelstalige opleiding deelnemen. De genoemde leden merken op dat er ook Duitse studenten zijn in de grensregio’s die voor een opleiding in Nederland kiezen. Deze studenten kunnen weliswaar de lessen in het Nederlands volgen, maar zijn niet in staat om aan de volledige taaleisen te voldoen. De genoemde leden vragen de Minister de omvang van dit probleem in kaart te brengen. Voorts vragen deze leden welke oplossing de Minister in gedachte heeft voor dit probleem.

De leden merken op dat de centrale rekenexamens in het mbo veel redactieopgaven bevatten, in de Nederlands taal. De genoemde leden merken op dat daarom ook hier een probleem kan ontstaan voor buitenlandse studenten in het mbo die een Engelstalige opleiding volgen. De genoemde leden horen graag van de Minister of zij voornemens is ook hier een passende oplossing te bieden.

II Reactie van de Minister

Ik dank de leden van de fracties van de VVD, PvdA en D66 voor hun inbreng.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of een maatregel zoals deze niet de deur open zet voor uitzonderingen voor andere groepen studenten en of het mogelijk is dat in de toekomst ook studenten van allochtone afkomst als uitzonderingscategorie kunnen worden aangemerkt.

De groep studenten waar dit probleem zich voordoet is zeer specifiek. Het betreft hier namelijk de groep buitenlandse studenten in opleidingen die in het Engels worden gegeven (dit betreft alleen opleidingen op niveau 4), van wie het Nederlands niet de moedertaal is en die nog maar een beperkte tijd (maximaal 6 jaar) onderwijs hebben gevolgd in het Nederlands. Studenten die niet voldoen aan al deze voorwaarden, komen niet in aanmerking voor deze regeling. De strikte afbakening van de groep die in aanmerking komt voor de regeling, voorkomt dat de deur wordt opengezet voor andere uitzonderingen.

Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten wat de precieze wetswijziging die in de brief wordt voorgesteld inhoudt. De leden van de VVD-fractie willen ook graag weten of de oplossing van het omkeren van de eisen voor bijvoorbeeld Engels en Nederlands voor deze groep studenten niet beter is, omdat zo de deur voor andere groepen niet open wordt gezet. De leden van de PvdA-fractie vragen ook naar deze omkeerregeling, zodat de diplomawaarde voor deze studenten gelijk blijft.

Het is mijn voornemen om de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB te wijzigen en daarmee een – nog te bepalen – lager referentieniveau vast te stellen voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal voor buitenlandse studenten in Engelstalige opleidingen en een hogere eis voor Engels. Dit betekent dat deze studenten hun diploma kunnen behalen door te voldoen aan een lager referentieniveau voor Nederlandse taal dan regulier geldt voor studenten in opleidingen op het niveau mbo-4, maar dat ik van hen verwacht dat ze aantonen Engels beter te beheersen dan regulier geldt voor studenten in een opleiding op niveau mbo-4, om zo te borgen dat de waarde van het diploma wel zoveel mogelijk gelijk blijft. Voor deze studenten is de Nederlandse taal immers niet hun moedertaal en daarom is het voor hen moeilijker om aan dezelfde eisen voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal te voldoen als dat is voor Nederlandse studenten. Voor deze studenten is beheersing van de Nederlandse taal na afloop van hun studie ook minder belangrijk, omdat ze veelal doorstromen naar een Engelse vervolgopleiding in bijvoorbeeld het hbo of omdat ze terugkeren naar hun moederland waar geen Nederlands wordt gesproken. Vanwege de doorstroom naar een Engelse vervolgopleiding of terugkeer naar hun Engelstalige moederland is het wel belangrijk dat ze, meer dan de gemiddelde student die een opleiding volgt op mbo-4, de Engelse taal beheersen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af op welke manier getoetst gaat worden of studenten in aanmerking komen voor deze lagere eisen voor Nederlands.

In de wet- en regelgeving zal worden vastgelegd wat de voorwaarden zijn om in aanmerking te komen voor de lagere eisen voor het examenonderdeel Nederlandse taal. De student kan bij de examencommissie een, met bewijsstukken ondersteund, verzoek indienen om hiervoor in aanmerking te komen. De instelling kan daarna, op basis van de geleverde informatie, bepalen of een student hier voor in aanmerking komt, door te toetsen of aan alle voorwaarden is voldaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen daarnaast naar de incidentele en structurele uitvoeringskosten van deze maatregel en of ik de uitvoeringskosten in verhouding acht tot de beperkte doelgroep die aanspraak kan maken op de versoepeling van de taaleis.

De uitvoeringskosten zijn op dit moment nog niet precies bekend. Wel zullen deze kosten zeer beperkt zijn, omdat het om een kleine groep studenten gaat en omdat bij de verdere uitwerking van de maatregel rekening wordt gehouden met beperking van de uitvoeringskosten.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie om welk type Engelstalige opleidingen het zal gaan. Zal er, omdat sommige opleidingen wellicht toch gebaat zijn bij een hoger referentieniveau Nederlandse taal, onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende Engelstalige opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs of zal de wetswijziging gelden voor al deze opleidingen, zo vragen zij.

Met de voorgenomen wetswijziging wordt niet beoogd buitenlandse studenten in Engelstalige opleidingen helemaal vrij te stellen van het examenonderdeel Nederlandse taal. Voor hen zal een nader te bepalen lager referentieniveau gelden. Het zou in mijn opvatting te ver voeren de mate waarin enige beheersing van de Nederlandse taal gewenst lijkt met het oog op stages, leerwerkplekken of de beroepspraktijk per opleiding te laten verschillen. De wet zal een minimumniveau garanderen en voor studenten die een hoger niveau aankunnen dan wat minimaal nodig is voor het behalen van het diploma, is er de mogelijkheid om het examenonderdeel op een hoger niveau af te leggen. Van de buitenlandse student mag worden verwacht dat hij zijn aspiratieniveau aanpast aan wat de leer- en werkomgeving in de praktijk vereist.

De leden van de fractie van de PvdA hebben, zo menen zij, in mijn vorige brief5 over Engelstalige opleidingen gelezen dat in de afweging de motie van de leden Jadnanansing en Straus6 over een meer integrale visie op de internationalisering van hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zal worden meegenomen. De leden vragen hoe deze motie uitvoering gaat krijgen binnen de wetswijziging.

Het komt mij voor dat hier sprake is van een misverstand. Aan de genoemde motie is gevolg gegeven in mijn visiebrief internationalisering in ho en mbo «De wereld in» van 15 juli 2014 (Kamerstuk 22 452, nr. 41). De afweging betrof niet hoe de meer integrale visie op internationalisering in het wetsvoorstel uitvoering zou kunnen krijgen, maar de vraag of het probleem dat buitenlandse studenten met het referentieniveau Nederlandse taal hebben met een wetswijziging zou kunnen worden opgelost

De leden van de PvdA-fractie vragen me of ik van mening ben dat één generiek eindniveau voor het Nederlands, voor zowel het actieve als het passieve taalgebruik, voor de bedoelde doelgroep nog steeds wenselijk is.

Het uitgangspunt voor alle studenten is dat voor zowel de actieve als de passieve vaardigheden hetzelfde referentieniveau geldt. Of dat ook voor deze doelgroep wenselijk is, gezien hun achtergrond en de mate waarin zij bepaalde vaardigheden zullen gebruiken tijdens en na hun mbo-opleiding, zal nader worden bezien in de uitwerking van het wetsvoorstel.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie me of ik het acceptabel vind dat voor de bedoelde doelgroep het vak Nederlands generiek op niveau 1F wordt afgesloten.

Ook hiervoor geldt, dat dit nader zal worden bezien in de uitwerking van het wetsvoorstel. Daarbij zal in ieder geval de vraag centraal staan welke eisen redelijkerwijs kunnen worden gesteld aan de groep studenten waardoor de maatregel is bedoeld.

Acht de Minister het voor de bedoelde doelgroep per se noodzakelijk om de redactievragen voor het vak rekenen in de centrale examens in het Nederlands te stellen. De voornoemde leden vragen of de Minister misschien ook mogelijkheden ziet en of zij voornemens is, om voor de bedoelde doelgroep, de opgaven voor het vak rekenen in het Engels aan te bieden. Ook de leden van de D66-fractie vragen hoe ik om zal gaan met de redactievragen voor het centraal examen rekenen voor buitenlandse studenten in het mbo die een Engelstalige opleidingen volgen.

In het algemeen wordt er gewerkt aan het waar mogelijk verminderen van de taligheid van de opgaven in het centraal examen rekenen. Zoals de Staatssecretaris en ik u hebben gemeld in de brief over de stand van zaken van de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen van december 20147, letten de constructiegroepen en de vaststellingscommissies van de centrale examens extra op het vermijden van onnodige complexiteit van opgaven. Daarnaast zal het aantal opgaven met context iets worden teruggebracht en wordt onderzocht of het mogelijk is dat er meerdere vragen bij één context worden gesteld, zodat studenten zich minder verschillende contexten eigen hoeven te maken.

De maatregel die ik voor buitenlandse studenten in Engelstalige opleidingen neem is bedoeld om eraan bij te dragen dat de studenten die binnen de doelgroep vallen toch hun diploma kunnen behalen, terwijl ze wel maximaal worden uitgedaagd om zich ook te verbeteren in de Nederlandse taal. Als zij echter wel in staat zijn om het examenonderdeel Nederlandse taal te halen, maar daarna door hun gebrek aan vaardigheden op het gebied van de Nederlandse taal niet in staat zijn om het centraal examen rekenen te halen, dan is hier niemand mee gebaat. In de uitwerking zal ik dit aspect dan ook meenemen. Daarbij wil ik wel aangeven dat er op dit moment uitsluitend centrale examens rekenen met opgaven in het Nederlands zijn voorzien en worden gemaakt en dat het aanbieden van centrale examens rekenen in het Engels wel enige voeten in aarde heeft, bijvoorbeeld omdat valt te betwijfelen of het simpelweg vertalen van de opgaven van het Nederlands naar het Engels ook valide opgaven oplevert. Daarom zal ik daar terughoudend mee omgaan.

Bestaan er bezwaren tegen het voor de bedoelde doelgroep laten certificeren van het vak rekenen, via een geaccrediteerd Engels instituut, gespecialiseerd in rekenopgaven met een gelijkwaardige EQF-norm? Zo ja, zijn deze bezwaren onoverkomelijk? Zo nee, wat wil de Minister ondernemen om deze bezwaren weg te nemen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Alle studenten in het mbo moeten de komende jaren centrale examens rekenen gaan afleggen. Bij de invoering van de referentieniveaus is bewust gekozen voor het invoeren van centrale examens in het mbo, onder andere vanwege transparantie over de bereikte niveaus voor taal en rekenen en betere vergelijkbaarheid van de prestaties van studenten en om zo de examenkwaliteit van de examinering van Nederlandse taal en rekenen te borgen. Ik vind het, gezien mijn antwoord op de vorige vraag, voorlopig niet aan de orde om hierop voor deze specifieke groep een uitzondering te maken.

Ten slotte zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd op welk niveau toetsing van de beheersing van de Engelse taal zal plaatsvinden bij studenten die een Engelstalige opleiding volgen die vrijgesteld is van de taaleis voor Nederlands. Zij vragen of het waar is dat toetsing van het Engels zal plaatsvinden op het niveau 3F. Zo nee, wat betekent dit dan voor de waarde van het te behalen diploma volgens de Minister, zo vragen zij.

Allereerst merk ik graag op dat er geen sprake is van vrijstelling van de taaleis voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal. Wel maak ik het mogelijk dat deze studenten met een lager niveau voor het examenonderdeel Nederlandse taal hun diploma kunnen behalen, als zij daar een betere beheersing van Engels tegenover kunnen zetten.

Voor Engels wordt geen gebruik gemaakt van de referentieniveaus zoals die voor Nederlandse taal (en rekenen) gelden, maar van het Europees Referentiekader (ERK) voor moderne vreemde talen. In het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB is vastgelegd dat alle studenten in mbo-4 moeten voldoen aan het ERK-niveau B1 voor lezen en luisteren en A2 voor schrijven, spreken en gesprekken voeren, voor het behalen van hun diploma. Aan welke eisen studenten die in aanmerking willen komen voor deze maatregel voor Engels moeten voldoen, zal worden bezien in het traject van de wetswijziging.

De leden van de D66-fractie zeggen verheugd te zijn over het feit dat ik voornemens ben om de slaag-zakregeling met betrekking tot het centraal examen Nederlandse taal voor deze groep buitenlandse studenten aan te passen. Wel betreuren de genoemde leden het dat de wetswijziging, die dit mogelijk moet maken, pas in 2015 volgt. De genoemde leden willen graag weten met ingang van welk schooljaar dit nieuwe beleid dan van kracht zal zijn.

Ook hier lijkt sprake te zijn van een misverstand. In mijn brief constateer ik dat een aanpassing van de slaag-zakregeling, zelfs als een zeer laag cijfer behaald zou mogen worden, niet geschikt blijkt om het probleem dat buitenlandse studenten aan Engelstalige opleidingen met het referentieniveau Nederlandse taal hebben op te lossen: «het referentieniveau 3F blijft te hoog voor de doelgroep». Met een wetswijziging wil ik iets doen aan dat te hoge niveau. Het voorstel van wet volgt zo snel mogelijk, maar inwerkingtreding is vermoedelijk niet mogelijk voor het studiejaar 2017–2018, gezien de tijd die een wetstraject normaliter kost.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie de Minister toe te lichten welke oplossing er wordt geboden voor buitenlandse studenten die nog dit schooljaar afstuderen. Ook willen deze leden graag weten of deze oplossing geldt voor mbo-studenten op alle niveaus. Daarnaast vragen deze leden om een toelichting op de vraag of het nu inderdaad zo is dat de exameneis voor deze buitenlandse studenten wordt omgedraaid, als het gaat om de referentieniveaus voor de Engelse en Nederlandse taal.

Tijdens het Algemeen Overleg op 17 december 2014 (Kamerstuk 22 452, nr. 43) heb ik al aangegeven dat instellingen voor buitenlandse deelnemers die afstuderen voordat de wetswijziging een feit is, zullen moeten terugvallen op de pragmatische oplossingen uit mijn brief van 24 maart 2014; in het bijzonder: het afgeven van een schoolverklaring (waaruit blijkt dat alle examenonderdelen zijn behaald behalve het examenonderdeel Nederlandse taal) of een internationaal erkend BTEC-certificaat.

Voor het antwoord op de overige vragen van de D66-fractie verwijs ik naar mijn voorgaande reactie op gelijkluidende vragen van de fracties van de VVD en de PvdA.

De leden van de D66-fractie merken op dat de geboden oplossing slechts geldt voor studenten die ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland hebben gevolgd, Nederlands niet als moedertaal hebben en aan een Engelstalige opleiding deelnemen. De leden vragen de Minister welke oplossing zij heeft voor Duitse studenten in de grensregio’s die voor een opleiding in Nederland kiezen. Deze studenten zouden wel lessen in het Nederlands kunnen volgen, maar niet in staat zijn om aan de volledige taaleisen te voldoen.

Het is juist dat de oplossing zoals genoemd in mijn brief van 15 december 2014 (Kamerstuk 31 524, nr. 230) enkel geldt voor buitenlandse studenten die ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland hebben gevolgd, Nederlands niet als moedertaal hebben en een Engelstalige opleiding volgen. Zoals gezegd worden deze Engelstalige opleidingen alleen gegeven aan studenten op niveau 4. Om de waarde van het diploma voor deze groep niet te veel te laten afwijken sta ik hen toe om een lager niveau voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal te halen, maar verwacht ik van hen wel dat zij aan hogere eisen voldoen voor het generieke examenonderdeel Engels. Voor Duits is er geen sprake van een generiek examenonderdeel en een dergelijke omdraaiing met Duits is dan ook niet mogelijk. Daarnaast vind ik het niet wenselijk om een omdraaiing te laten plaatsvinden met een specifiek examenonderdeel, zoals Duits, dat voor veel studenten in het mbo ook niet verplicht is. Als ik dit namelijk toe zou staan voor Duits, moet ik de mogelijkheid van omdraaiing ook toestaan voor andere specifieke examenonderdelen. Dit leidt tot teveel uitzonderingen op de slaag-zakregeling. Daarom zie ik geen mogelijkheid om de oplossing voor Engelstalige opleidingen ook toe te passen voor Duits. Duitstalige studenten die een Engelstalige opleiding volgen en voldoen aan de voorwaarden, kunnen uiteraard, net als andere studenten in Engelstalige opleidingen, wel in aanmerking komen voor de lagere eis voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal, als zij kunnen aantonen dat ze een hoger niveau voor Engels beheersen.


X Noot
1

mbo: middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 195, d.d. 24 maart 2014

X Noot
3

Motie van de leden Jadnanansing en Straus over het betrekken van het mbo in de visie op internationalisering (Kamerstuk 22 452, nr. 39)

X Noot
4

EQF: European Qualifications Framework

X Noot
5

Kamerstuk 31 524, nr. 195.

X Noot
6

Kamerstuk 22 452, nr. 39.

X Noot
7

Kamerstuk 31 322, nr. 36.

Naar boven