Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2014
Bijgaand ontvangt u het rapport «Prijsfactoren onder de Loep» van de Commissie Herziening
Prijsfactoren MBO1. Deze commissie heeft zich op mijn verzoek (en op verzoek van de Staatssecretaris
van Economische Zaken) gebogen over de herziening van de prijsfactoren in het mbo.
Achtergrond van onze vraag is of de in 1996 (bij totstandkoming Wet Educatie en Beroepsonderwijs)
vastgestelde negen prijsfactoren nog recht doen aan de huidige relatieve kostenverschillen
tussen mbo-opleidingen. De Commissie Prijsfactoren MBO brengt hoofdzakelijk een drietal
adviezen uit.
Ten aanzien van de regionale opleidingscentra (roc’s) en vakinstellingen adviseert
de commissie een algemene opwaardering van de prijsfactoren voor de technische mbo-opleidingen.
De commissie is ervan overtuigd dat techniekopleidingen ondergewaardeerd zijn in het
huidige prijsfactorenmodel.
Daarnaast acht de commissie een grotere spreiding van het prijsfactorenmodel en een
herwaardering van praktijk- en technische opleidingen voor de agrarische opleidingscentra
(aoc’s) noodzakelijk. Dit omdat de additionele middelen voor praktijkleren binnen
«groen mbo» vanaf 2016 wegvallen. Daarom adviseert de commissie dezelfde spreiding
in het prijsfactorenmodel voor de aoc’s te hanteren als voor roc’s en vakinstellingen.
Ten derde adviseert de commissie om geen prijsfactoren voor entreeopleidingen meer
te hanteren, omdat het aantal kwalificatiedossiers voor entreeopleidingen wordt teruggebracht
tot twee, waardoor prijsfactordifferentiatie tussen onderwijssectoren niet meer functioneel
is.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en ik zijn voornemens om de bovenstaande
drie adviezen over te nemen vanwege de volgende redenen:
-
– de € 75 miljoen, die bij de Begrotingsafspraken 2014 structureel aan het mbo is toegekend
om mbo-instellingen in staat te stellen kwalitatief goede technische (of andere kostbare)
opleidingen aan te bieden, komt door de opwaardering van prijsfactoren voor technische
opleidingen terecht bij de opleidingen waarvoor het bedoeld is. Bovendien is het hierdoor
mogelijk om de prijsfactoren voor de technische opleidingen op te waarderen zonder
dat negatieve herverdeeleffecten voor mbo-instellingen optreden.
-
– er treedt harmonisatie op tussen het prijsfactormodel van roc’s en vakinstellingen
enerzijds en aoc’s anderzijds. Zodoende wordt transparantie en vergelijkbaarheid van
bekostigingsmodellen binnen het mbo bevorderd.
-
– tot slot voorziet het advies in vereenvoudiging van het prijsfactorenmodel. Binnen
het model voor roc’s en vakinstellingen verdwijnen twee prijsfactoren en door de voorgestelde
harmonisatie verdwijnen de oude prijsfactoren voor de aoc’s. Het totaal aantal prijsfactoren
daalt hierdoor van twaalf naar zeven. Uit het advies van de commissie begrijp ik dat
het reduceren van het aantal prijsfactoren een veel gehoorde wens is binnen het mbo-veld.
De commissie doet daarnaast nog enkele andere aanbevelingen, waarop de Staatssecretaris
van Economische Zaken en ik ons nader beraden. Onze gezamenlijke reactie daarop ontvangt
uw Kamer na de zomer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, M. Bussemaker