31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2012

Hierbij ontvangt u het toezichtkader Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven 2013 – 2015 1). Het betreft een nieuw toezichtkader voor de kenniscentra dat tot stand is gekomen op basis van de onlangs gewijzigde Wet op het onderwijstoezicht. Hierin is bepaald dat de inspectie toezicht houdt op de kenniscentra (artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de WOT). Tot de wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht had de inspectie formeel geen toezicht op de kenniscentra.

Het toezicht op de kenniscentra is niet nieuw, maar werd tot op heden uitgevoerd op basis van het Convenant Toezichtkader kenniscentra bedrijfsleven 2008. Daarbij lag het accent op de uitvoering van de wettelijke taken. Er werd in dat kader bij de beoordeling geen rekening gehouden met het systeem van kwaliteitsborging. In 2010/2011 zijn pilots uitgevoerd om het toezicht nader vorm te geven. De resultaten van de pilots zijn verwerkt in het nieuwe toezichtkader.

Het toezichtkader kenniscentra sluit nu aan bij de methodiek van het Toezichtkader bve 2012, onder meer op het punt van de kwaliteitsborging en de cyclus van het toezicht.

Het toezichtmodel op de kenniscentra kent vanaf 2013 twee lijnen:

  • Een jaarlijkse risicomonitor «op afstand» (1e orde toezicht); bij significante risico’s volgt een gesprek met het bestuur en zo nodig een kwaliteitsonderzoek;

  • Een kwaliteitsonderzoek eens in de drie jaar (1e orde toezicht); bij onvoldoende kwaliteit, is sprake van vervolgtoezicht (2e orde toezicht).

Voor kenniscentra die voldoende presteren en eventuele tekortkomingen onder controle hebben, blijft het toezicht dus beperkt tot het kwaliteitsonderzoek eens in de drie jaar. Daar waar tekortkomingen vastgesteld worden zal het toezicht geïntensiveerd worden. Bij tussentijdse signalen, of andere significante risico’s, kan de inspectie contact opnemen met het kenniscentrum.

De centrale vraag die ten grondslag ligt aan het toezicht op de kenniscentra luidt:

Borgt het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven de kwaliteit van zijn wettelijk taken zodanig dat het beoogde resultaat van deze taken wordt bereikt?

Het kenniscentrum is het object van toezicht. Er wordt echter geen separaat oordeel gegeven over afzonderlijke kwalificatiedossiers of bpv-bedrijven.

Het toezichtkader is afgestemd met de stichting SBB (Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) en een delegatie die optrad namens alle kenniscentra. Er zijn geen bezwaren tegen het nieuwe toezicht. Vanuit SBB is aangegeven dat de invoering van het nieuwe toezichtkader met vertrouwen tegemoet wordt gezien, en dat de wijze waarop het waarderingskader tot stand is gekomen werd gewaardeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven