Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2012
Hierbij zend ik u het onderzoeksrapport Bevoegdheden docenten mbo van de Inspectie van het Onderwijs toe1.
Op verzoek van mijn ambtsvoorganger heeft de Inspectie onderzocht hoe vaak docenten
in het mbo ingezet worden buiten hun oorspronkelijke vakgebied. In 2010 zijn daartoe
opleidingen uit de sectoren landbouw en economie onderzocht. Daarover heb ik u per
brief op 14 januari 2011 bericht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 524, nr. 85). Ik heb u in deze brief aangegeven dat de Inspectie in 2011 de sectoren techniek
en zorg & welzijn zou onderzoeken. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek
zijn al gepubliceerd in het Onderwijsverslag 2010/2011. Het bijgevoegde rapport verschaft
de onderbouwing van deze bevindingen. Naar aanleiding hiervan het volgende.
Bevindingen
De Inspectie heeft aan 1200 docenten in het mbo een vragenlijst voorgelegd. Van die
docenten beschikt 7% (nog) niet over een lesbevoegdheid. Van de overige 1119 docenten
wordt 85% alleen ingezet op het eigen bevoegdheidsgebied, terwijl 5% voor een beperkt
deel (minder dan een kwart van de tijd) en 11% voor een substantieel deel (meer dan
een kwart van de tijd) buiten hun oorspronkelijke bevoegdheidsgebied wordt ingezet.
Docenten in algemeen vormende vakken worden meer buiten hun eigen vakgebied ingezet
dan docenten in beroepsgerichte vakken, respectievelijk 18 en 6%. Het zijn vooral
de algemeen vormende vakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde en Leren, Loopbaan
en Burgerschap (LLB) waarin docenten actief zijn zonder dat ze in dit vakgebied zijn
opgeleid.
Behalve naar docenten, is ook gekeken naar de inzet van instructeurs en onderwijsassistenten.
Van de 199 bevraagde onderwijsverzorgers geeft 40% aan dat zij niet onder direct toezicht
of directe verantwoordelijkheid van een bevoegd docent werken, terwijl dit wel voorgeschreven
is.
De gegevens over onbevoegde docenten en de inzet van docenten buiten hun vakgebied
zijn gerelateerd aan uitkomsten van het stelselonderzoek. Deze relatie moet echter
met nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege de omvang van de steekproef.
De verzamelde gegevens laten geen direct verband zien tussen de inzet van docenten
en de algehele kwaliteit van de opleidingen. Wel stelt de Inspectie dat opleidingen
lager lijken te scoren op het onderdeel maatwerk als er veel onbevoegde docenten werkzaam
zijn, en als veel docenten buiten hun oorspronkelijke vakgebied werkzaam zijn.
Vervolg
De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen de noodzaak voor aanscherping van het toezicht
op de professionaliteit van de docenten door de Inspectie, zoals ik dit al in mijn
Actieplan Leraar 2020 heb geconstateerd. Door de wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht
(WOT) is het toezicht op de kwaliteit van het leraarschap aangescherpt. In het gehanteerde
Toezichtkader bve 2012 is dit toezicht geïntegreerd meegenomen bij het oordeel over
maatwerk, begeleiding en het didactisch handelen. Daarnaast vindt op dit moment onderzoek
plaats naar de invulling van de professionele ruimte voor en door docenten. Aan de
hand van deze mogelijkheden zal de Inspectie aanvullend inzicht verkrijgen in de relatie
tussen onderwijskwaliteit en personeelsbeleid van een instelling.
Daarnaast investeren we in professionalisering van het personeel in de mbo-sector.
Dit betreft investeringen in de professionalisering van het onderwijspersoneel, de
bekwaamheid van het management en kwaliteitsverbetering van het HRM-beleid. Hierover
heb ik in 2011 met de werkgevers in het mbo prestatiegerichte afspraken gemaakt in
een bestuursakkoord. Tot slot verken ik in nauwe samenwerking met de mbo-sector en
de lerarenopleidingen hoe de instroomroutes voor personeel in het mbo kunnen worden
verbeterd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra