31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 136 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2012

Hierbij ontvangt u, conform het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mijn reactie op een brief die de commissie heeft ontvangen van het College van Bestuur van de Aeres Groep met betrekking tot de mbo-4 opleiding Biologisch Dynamisch en de exameneis Nederlands. Gelet op de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor deze onderwijsinstelling, heb ik mijn reactie afgestemd met het ministerie van EL&I.

Aan de brief aan uw commissie heeft de Aeres Groep de twee brieven toegevoegd die deze instelling eerder dit jaar aan mij heeft gestuurd. De inhoud van de brief aan uw commissie komt overeen met de twee brieven die aan mij is gericht. Kern van de brieven betreft het verzoek om de exameneisen Nederlandse taal te laten vervallen voor de internationale studenten die aan de mbo-4 opleiding Biologisch Dynamisch deelnemen. In mijn beantwoording van de brieven van de Aeres Groep (zie bijlage)1 heb ik het verzoek afgewezen. Ik vind het onwenselijk om aan een specifieke groep buitenlandse studenten het mbo-diploma uit te reiken zonder dat deze aan de exameneisen Nederlandse taal hebben voldaan.

Ik wil benadrukken dat ik de ambities van de internationaliseringsagenda mbo nog steeds onderschrijf. Een van de punten daarin is de bevordering van mobiliteit. Daarbij heb ik uitwisselingsprogramma’s voor ogen, waarbij Nederlandse studenten opleidings- en stageprogramma’s in andere landen kunnen volgen en omgekeerd.

Er zijn echter verschillende redenen om aan specifieke groepen buitenlandse studenten geen ontheffing te verlenen van de taaleisen. Ten eerste zou dit haaks staan op mijn beleid met betrekking tot de versterking van de taal- en rekenvaardigheden in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heb bewust geen uitzondering gemaakt voor studenten die moeite hebben om aan de exameneisen Nederlandse taal te voldoen. Ook voor hen, waaronder studenten van allochtone herkomst, gelden dezelfde exameneisen. Een tweede reden is dat een dergelijke ontheffing de civiele waarde van het mbo-diploma zou aantasten. Voor werkgevers en het vervolgonderwijs moet duidelijk zijn waar het mbo-diploma voor staat; zij moeten erop kunnen rekenen dat met een mbo-diploma de Nederlandse taal wordt beheerst op het niveau dat nodig is voor beroep, vervolgonderwijs en samenleving. Ten derde is het in uitvoeringstechnische zin lastig om passende criteria te vinden voor het verlenen van dergelijke ontheffingen. Het criterium «nationaliteit» is bijvoorbeeld niet geschikt, omdat dit zou doorwerken naar een veel grotere groep studenten waarvoor een ontheffing ongewenst is. Bijvoorbeeld voor allochtone mbo-studenten met een tweede, buitenlandse, nationaliteit en voor buitenlandse studenten die na diplomering de Nederlandse arbeidsmarkt betreden.

In de brief aan uw Kamer vraagt het College van Bestuur van de Aeres groep aandacht voor de gevolgen van de exameneisen Nederlandse taal en de 30+ maatregel voor de opleiding Biologisch Dynamisch. De Aeres Groep geeft aan dat als gevolg van deze beide maatregelen het volume in studentenaantallen dusdanig is afgenomen dat het voortbestaan van de opleiding in gevaar is gekomen.

Het is begrijpelijk dat een afname in studentenaantallen de Aeres Groep zorgen baart. Ik ben echter van mening dat het voortbestaan van een mbo-opleiding niet afhankelijk mag zijn van het aantal buitenlandse studenten dat vanwege internationaliseringsdoelen aan deze opleiding deelneemt. Het bestaansrecht van van een met overheidsgelden bekostigde mbo-opleiding wordt primair ontleend aan de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt. Verder kan de terugloop in studentenaantallen naar mijn mening niet worden verklaard vanuit de «30+ maatregel». Deze maatregel is nog in voorbereiding, en maakt deel uit van een wetsvoorstel dat inmiddels ter behandeling is aangeboden aan de Tweede Kamer.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven