31 521 Taxibeleid

Nr. 58 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2011

Naar aanleiding van uw brief 16 december 2010 (2010Z18857/2010D52195) waarin u de minister van Infrastructuur en Milieu en mij vraagt om een reactie op het rapport van FNV Bondgenoten c.s., getiteld «De Contractvervoermeter», bericht ik u mede namens de minister van IenM als volgt.

De ministeries van IenM, VWS en OCW streven naar een kwalitatief hoogwaardig contractvervoer. Hierbij wordt constructief samengewerkt met vervoerders, opdrachtgevers en organisaties die de belangen van cliënten vertegenwoordigen. Ook FNV Bondgenoten en de ANBO maken deel uit van dit samenwerkingsverband.

In nauwe afstemming met de betrokken organisaties hebben I&M, VWS en OCW een 0-meting laten uitvoeren om de kwaliteit van de verschillende vormen van contractvervoer en de ontwikkeling daarvan te kunnen monitoren. Het betreft een integraal, onafhankelijk en methodologisch verantwoord onderzoek naar de door reizigers beleefde kwaliteit van alle vormen van contractvervoer. Over de 0-meting bent u in 2010 geïnformeerd (TK 2009–2010, 31 521 nr. 46).

Op basis van de 1-meting kan ik samen met OCW en IenM bepalen of de ingezette acties leiden tot de gewenste uitkomst of dat bijsturing noodzakelijk is. Doordat een consistente methode wordt gehanteerd, kunnen namelijk conclusies worden getrokken over de ontwikkeling van de klanttevredenheid in het afgelopen jaar.

FNV, FNV Bondgenoten en ANBO hebben er voor gekozen om los van de hiervoor genoemde 0- en 1-meting van «de kwaliteit van het contractvervoer» zelfstandig onderzoek te doen onder gebruikers van de Regiotaxi en WMO-vervoer. In het rapport van FNV, FNV Bondgenoten en ANBO wordt verantwoording afgelegd over de gekozen onderzoeksmethode. Hieruit wordt duidelijk dat – gegeven deze methode – het onderzoek «De Contractvervoermeter» niet als representatief kan worden aangemerkt. De resultaten van beide onderzoeken kunnen daarom niet met elkaar worden vergeleken.

Een kwalitatief hoogwaardig contractvervoer is van belang. Het gaat immers om een kwetsbare doelgroep waarvoor deze voorzieningen essentieel zijn om volwaardig mee te doen in de samenleving. Het is daarom van belang dat de uitvoering van dit vervoer punctueel, professioneel en veilig gebeurt.

Om de kwaliteit van het contractvervoer te verbeteren hanteer ik samen met de ministeries van OCW en IenM een «tweesporenbeleid».

Het eerste spoor is vooral gericht op de opdrachtgevers van het contractvervoer: gemeenten, provincies, zorgverzekeraars en AWBZ-instellingen. Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) heeft in 2009 handreikingen opgesteld waarin de opdrachtgevers wordt geadviseerd hoe zij het aanbesteden van goed contractvervoer het beste kunnen aanpakken. Met deze handboeken «professioneel aanbesteden» kunnen opdrachtgevers het contractvervoer beter aanbesteden en de contracten beter monitoren. Sinds eind 2009 loopt een uitgebreid communicatietraject om het gebruik van de handboeken te promoten. Om te bepalen of het doel – verbetering van de kwaliteit van het contractvervoer – dichterbij komt, vinden integraal, onafhankelijk en methodologisch verantwoord metingen plaats van de beleefde kwaliteit van alle vormen van contractvervoer door reizigers.

Spoor twee is het project «Grip op Vervoer». Samen met OCW en IenM ondersteun ik het project «Grip op Vervoer» van de CG-raad c.s. Het doel van dit project is de betrokkenheid van eindgebruikers bij aanbestedingstrajecten te stimuleren en te professionaliseren. Dit project loopt door tot medio dit jaar.

Voorts heb ik pilots ondersteund en samenwerking in de afgelopen jaren in kaart laten brengen. Door een praktische aanpak wordt samenwerking gestimuleerd bij die vervoersystemen waar dat het makkelijkst is te realiseren. Aan u is toegezegd dat in 2012 zal worden bezien of hiermee op deze wijze voldoende voortgang wordt geboekt. Het KpVV zal daartoe een inventarisatie maken van de projecten en andere (structurele) samenwerkingsvormen over de periode 2008–2011.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven