31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 272 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2020

Graag informeer ik uw Kamer via deze brief over de opvolging van een drietal moties-Van der Molen betreffende de spreiding van de rijkswerkgelegenheid over het land. Het betreft drie moties die tijdens het VAO Functioneren Rijksdienst, dat plaatsvond op 3 december 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 31, item 56), zijn ingediend en bij de stemmingen zijn aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 37, item 7). Hieronder licht ik toe op welke wijze en op welke termijn ik de uitvoering ter hand neem.

1 Motie-Van der Molen over het jaarlijks informeren over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid (Kamerstuk 31 490, nr. 267 (tvv Kamerstuk 31 490, nr. 261))

Met ingang van dit jaar informeer ik uw Kamer jaarlijks bij de begrotingsbehandeling over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid. Onderdeel hiervan zal zijn een overzicht van alle provinciegrensoverschrijdende verplaatsingen van rijksdiensten en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) wanneer hiermee ten minste 50 fte’s gemoeid zijn.

2 Motie-Van der Molen over een brede definitie van rijkswerkgelegenheid (Kamerstuk 31 490, nr. 268 (tvv Kamerstuk 31 490, nr. 262))

Op verzoek van uw Kamer hanteer ik vanaf nu bij het jaarlijks overzicht van de spreiding van de rijkswerkgelegenheid een bredere definitie. Deze omvat alle rijksambtenaren en externen die werkzaam zijn in rijkskantoren en alle medewerkers met een dienstverband en externen bij Defensie, de Nationale Politie, de Rechtspraak (inclusief Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State) en het gevangeniswezen, alsmede de werkgelegenheid bij ZBO’s.

3 Motie-Van der Molen over een uniforme methodiek voor het in kaart brengen van de rijkswerkgelegenheid (Kamerstuk 31 490, nr. 263)

De jaarlijkse rapportage aan uw Kamer over de spreiding van de rijkswerkgelegenheid zal met ingang van dit jaar plaatsvinden volgens een uniforme methodiek. Deze houdt in dat bij de inventarisatie de bredere definitie, zoals bij motie met Kamerstuk 31 490, nr. 268 is aangegeven, en een vast format zullen worden gehanteerd. In het format vullen sectoren en ZBO’s jaarlijks de werkgelegenheidscijfers in op peildatum 1 januari, per vestiging uitgesplitst naar het aantal medewerkers met een vaste of tijdelijke aanstelling en het aantal externe medewerkers, zoals externe inhuur, detacheringen, uitzendkrachten, stagiaires en trainees. Tevens wordt de sectoren en ZBO’s gevraagd een prognose te geven van het aantal interne en externe medewerkers voor de komende 5 jaar. In het format is de vraag opgenomen of provinciegrensoverschrijdende verplaatsingen vanaf 50 fte hebben plaatsgevonden in het afgelopen jaar en of de komende 5 jaar dergelijke verplaatsingen worden voorzien.

Door het hanteren van deze uniforme methodiek wordt het mogelijk in toekomstige rapportages een historische analyse op te nemen. Naar verwachting zal bij de begrotingsbehandeling in 2021 de eerste vergelijking over de voorgaande jaren volgens de nieuwe, verbrede definitie van rijkswerkgelegenheid beschikbaar zijn.

De inventarisatie volgens de verbrede definitie en de vernieuwde methodiek is inmiddels door mij in gang gezet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven