31 466 Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de elektronische informatieuitwisseling in de zorg

H BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2010

Op 20 april 2010 heeft uw Kamer het nader voorlopig verslag ten aanzien van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de elektronische informatieuitwisseling in de zorg vastgesteld. U heeft mij verzocht de vragen in het nader voorlopig verslag tijdig en adequaat te beantwoorden teneinde de parlementaire behandeling voortvarend te kunnen voortzetten. Uw Kamer heeft deze behandeling vooralsnog gepland op 1 juni 2010.

Ik waardeer uw voornemen tot voortvarende behandeling ten zeerste en stel dan ook alles in het werk om u daarbij te faciliteren. De vragen uit het nader verslag wil ik zeer zorgvuldig bestuderen en van antwoorden voorzien. De beantwoording van deze vragen en de door de experts gemaakte opmerkingen verdienen de benodigde aandacht.

Tevens vergt een aantal opmerkingen gedaan door de experts nader onderzoek en afweging. In de eerste plaats heb ik naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Beuving van het College Bescherming Persoonsgegevens een externe deskundige gevraagd het toezichtskader (als het gaat om specifiek en continu toezicht) uit te werken. Deze uitwerking zal in de eerste week van juli aan mij worden opgeleverd.

In de tweede plaats zal ik naar aanleiding van hetgeen een aantal experts heeft opgemerkt laten onderzoeken of, en zo ja op welke wijze, het mogelijk is om op verzoek van de patiënt regionale begrenzing van de informatieuitwisseling binnen de landelijke infrastructuur aan te brengen. Tevens zal ik bezien of automatische sms-notificatie van raadplegingen aan patiënten haalbaar is. Een burger ontvangt – zodra een arts zijn of haar gegevens heeft opgevraagd via de landelijke infrastuctuur – per sms een bericht hierover. Ik zal ten aanzien van deze twee punten technische impactanalyses laten uitvoeren door Nictiz. Daarnaast bestudeer ik eventuele juridische consequenties daarvan voor het wetsvoorstel en het besluit. Het in kaart brengen van de mogelijke technische en juridische impact dient uiteraard zorgvuldig te gebeuren en neemt circa 3 maanden in beslag.

Daarnaast heb ik van de Raad van State onlangs twee adviezen ontvangen die van belang zijn voor de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel. Dit betreft in de eerste plaats het advies ten aanzien van het concept-besluit, waarin het wetsvoorstel nader wordt uitgewerkt. In het concept-besluit staat ondermeer aangegeven welke gegevens door welke zorgverleners kunnen worden geraad-pleegd en is invulling gegeven aan de delegatiebepalingen uit het wetsvoorstel.

In de tweede plaats heb ik advies van de Raad van State ontvangen ten aanzien van de wijziging van het onderhavige wetsvoorstel. Hierin worden nadere bepalingen geïntroduceerd onder andere ten aanzien van:

  • Strafbaarstelling van misbruik van het EPD.

  • Zichtbaarheid afscherming van gegevens.

  • Uitsluiten toegang verzekeraars tot het EPD.

Het advies van de Raad van State leidt tot aanpassing van zowel het concept-besluit als tot wijziging van het onderhavige wetsvoorstel. Deze aanpassingen vergen zorgvuldige bestudering en interdepartementale afstemming en vragen – net als de beantwoording van het nader voorlopig verslag – om die reden de nodige tijd. Kennisname van beide concept-regelingen is mijns inziens van belang voor een zorgvuldige beoordeling van het wetsvoorstel.

Het bovenstaande leidt er tot mijn grote spijt toe dat het niet haalbaar is u de antwoorden in combinatie met de concept-regelingen en de uitkomsten van de twee in gang gezette onderzoeken, tijdig voor 1 juni te doen toekomen. Ik vraag om uw begrip voor mijn dilemma om enerzijds tegemoet te willen komen aan uw wens de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden en anderzijds u zo volledig mogelijk te willen informeren, zodat gedegen besluitvorming mogelijk is. Ik verzoek u dan ook de voorgenomen behandeling uit te stellen in afwachting van de voornoemde stukken.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven