31 415 DNA-onderzoek in strafzaken

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 26 mei 2011.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 24 juni 2011.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2011

De voordracht van de algemene maatregelen van bestuur, vast te stellen ingevolge de artikelen 151a, negende lid, 151b, vijfde lid, 151d, derde lid, 195d, vijfde lid, en 195f, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mag niet eerder worden gedaan dan nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gedurende vier weken de gelegenheid hebben gehad hun wensen en bedenkingen daartegen kenbaar te maken. Deze voorhangprocedure heeft blijkens de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2000/2001, 26 271, nr. 19) tevens tot doel de algemene maatregelen van bestuur die dienen te worden vastgesteld op basis van de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering in ontwerp aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer voor te leggen.

Gelet op deze voorgeschreven voorhangprocedure leg ik u hierbij het ontwerpbesluit voor dat ertoe strekt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, dat uitvoering geeft onder meer aan de hiervoor genoemde artikelen van het Wetboek van Strafvordering, op een aantal punten te wijzigen. Voor een overzicht en de inhoud van de wijzigingen verwijs ik u graag naar de nota van toelichting die bij het ontwerpbesluit hoort.1

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven