nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat in het
kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning de bekostiging van het gemeentelijk
beleid op het terrein van de huishoudelijke verzorging door middel van specifieke
uitkeringen zal geschieden, om daarmee te waarborgen dat de voor huishoudelijke
verzorging verstrekte gelden daadwerkelijk voor dat doel worden aangewend;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt na artikel 20 een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 20a
1. Onze Minister verstrekt aan de gemeenten een specifieke uitkering
ten behoeve van het beleid op het terrein van de huishoudelijke verzorging.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere
regels gesteld over onderwerpen als bedoeld in artikel 20, derde lid, onder
a, c, d, e, en f.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat
het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,