31 371
Kredietcrisis

nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2008

Bij brief van 13 oktober 2008 (31 371, nr. 22) hebben de minister-president en ondergetekende een toelichting gegeven op het voornemen van de eurolanden om staatsgaranties af te geven op middellang schuldpapier van banken. Met deze brief wil ik u verslag doen van de Nederlandse vormgeving van deze garanties.

De regeling

De regeling voor staatsgaranties voor de uitgifte van schuldpapier van banken gaat donderdag 23 oktober 2008 in en is beschikbaar tot en met 31 december 2009 (zie www.dutchstate.nl). De Staat zal de staatsgaranties afgeven voor zogenaamd senior unsecured loans. Het betreft niet-achtergestelde leningen aan banken zonder onderpandvereiste, met een looptijd van minimaal 3 en maximaal 36 maanden. Hiermee wordt overlap met de liquiditeitsfaciliteiten van de ECB zoveel mogelijk voorkomen. De garantie geldt voor alle houders van het door de banken uitgegeven genoemde papier.

De maatregel adresseert de liquiditeitsproblemen bij financiële instellingen die zijn ontstaan doordat de markt voor leningen zonder onderpand is opgedroogd. Fundamenteel gezonde en levensvatbare financiële instellingen konden hierdoor zichzelf niet meer financieren. Met de maatregel verwacht de regering dat deze markt weer op gang komt, zodat de kredietverlening aan bedrijven en particulieren gewaarborgd blijft.

De garantstelling heeft op zichzelf niet het doel de solvabiliteit van banken te verbeteren. Een bank krijgt de garantie alleen als ze een toereikende solvabiliteit heeft. Banken die gebruik willen maken van de garantieverlening dienen op continue basis voldoende gekapitaliseerd te zijn op niveaus die de toezichthouder nodig acht. Indien nodig kunnen banken voor risicodragend kapitaal een beroep doen op de overheid, conform de mededeling van 9 oktober 2008. Het ministerie van Financiën beslist hierover en kan hieraan extra voorwaarden verbinden.

Procedure en reikwijdte

Banken zullen schriftelijk een aanvraagformulier moeten indienen voor iedere nieuwe uitgifte waar zij een staatsgarantie voor willen krijgen. De Nederlandsche Bank wordt geconsulteerd om te beoordelen of een bank bij aanvraag voldoende solvabel is en de lening past binnen het liquiditeitsschema van de bank. Hierbij toetst De Nederlandsche Bank of er sprake is van herfinanciering. Voorwaarden kunnen worden gesteld aan de structuur van de balans. Tot slot worden eisen gesteld in de corporate-governancesfeer. Bestuurders van banken die gebruik maken van de garantie verbinden zich vrijwillig tot aanvullende eisen rond corporate governance met betrekking tot bonussen en vertrekpremies. Wanneer banken een aanvraag indienen en een garantie toegekend krijgen, moeten zij de garantie ook afnemen.

Omdat het doel is om de markt weer op gang te brengen, moeten de leningen goed verhandelbaar zijn. Een grote mate van uniformiteit en eenvoud is derhalve gewenst. Om deze reden, en om de regeling administratief beheersbaar te houden, wordt het programma beperkt tot de volgende schuldinstrumenten: commercial paper (CP), certificates of deposit (CD) en medium term notes (MTN). Zowel de hoofdsom als de rente van de lening worden gegarandeerd. Leningen in US dollars en Britse ponden kunnen ook onder de garantstelling worden gebracht.

Uitgangspunt bij de inrichting van de garantiestelling is dat naar een Europees gelijk speelveld wordt gestreefd. Tijdens de inrichting is daarom uitvoerig contact geweest met de betrokken ministeries uit andere landen en heeft tussen de Europese centrale banken (ESCB) overleg plaatsgevonden. Dit garandeert een gelijk speelveld.

Omvang en de prijs

Het richtsnoer van 200 miljard euro als totale omvang van de garantiestelling is gebaseerd op de verwachte financieringsbehoefte van het Nederlandse bankwezen. De Nederlandse regering verwacht dat dit bedrag voldoende is.

De garantiepremie is afhankelijk van de kredietwaardigheid van de betrokken banken en wordt gebaseerd op historische credit default swap spreads of een benadering daarvan, vermeerderd met 50 basispunten. Voor looptijden tot een jaar wordt een vaste premie van 50 basispunten gebruikt. De Staat kan dit tarief indien nodig voor nieuwe aanvragen veranderen, zodat kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de markt.

Uitvoering

De uitvoering zal ter hand worden genomen door het Agentschap van het ministerie van Financiën. Over het totaal aan verstrekte garanties alsmede over de in rekening gebrachte garantiepremie zal regelmatig worden gerapporteerd. Zodra een garantie is verstrekt, zal dit o.a. op de website van het Agentschap worden vermeld zodat de beleggers hiervan kennis kunnen nemen.

Met het stellen van een garantie gaat de overheid een garantieverplichting aan. In de kas-verplichtingenomgeving waarin de Rijksbegroting werkt, moeten de Kamers de minister van Financiën daarvoor autoriseren. Het aangaan van een garantieverplichting heeft geen directe budgettaire gevolgen. Pas op het moment dat een instelling niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen en de garantie door een derde partij wordt ingeroepen, is er sprake van een kasuitgave. De kasuitgave is relevant voor het EMU-saldo. Ook de rentelasten die samenhangen met de financiering zijn relevant voor het EMU-saldo, evenals de te ontvangen premies. Deze uitgaven en ontvangsten zullen niet relevant zijn voor het uitgavenkader.

De budgettaire consequenties in de verplichtingensfeer van deze regeling zullen in de begroting worden verwerkt. Voor 2008 zal dat plaatsvinden in de tweede suppletoire begrotingswet, die met de Najaarsnota bij uw Kamer zal worden ingediend. In dit stuk zullen nog geen concrete kasbedragen (kunnen) worden opgenomen, aangezien op voorhand niet duidelijk is in welke mate en op welk moment van de garantiestelling gebruik zal worden gemaakt.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven